Uit Israëls Profetie

VOORWOORD

Dit werk, oorspronkelijk als boekwerk geschreven, is daarna nader bewerkt tot vervolgartikelen voor het tijdschrift: "UIT DE SCHRIFTEN". Daartoe is het hier en daar, uitgebreid of afgerond. Als overdruk van deze artikelen, die onder de titel van: "Het Profetische Woord" in bovengenoemd tijdschrift gestaan hebben, bieden we deze uitgave thans in z'n geheel aan. Slechts hier en daar is iets gewijzigd. De ingekorte artikelen zijn tot hun oorspronkelijke opzet terug gebracht.

Het doel van dit werk is, een enigszins stelselmatige hoewel niet volledige, uiteenzetting te geven van Israëls Profetie om daar mee aan te tonen:

  1. dat het onderwerp van de O.T. profeten het volk Israël en niet de "Kerk" of de Christenheid is;

  2. dat het N.T. voor het grootste deel over Israël handelt.

Israëls herstel en toekomst is een onderwerp, dat hoe langer hoe meer de gelovigen onzer dagen bezig houdt en aanvaard wordt. Veel is er reeds over dat herstel geschreven, meer dan eens werd Israëls toekomst uitgestippeld. Een 15tal (± 1918) jaren geleden verscheen in: "Maranatha, een studie over de onvervulde profetie", van de hand van Ds. H. Bultema, een bredere uiteenzetting en weldoordachte verdediging van Israëls herstel, die aller onderzoek waard is. Ook is uit zijn zeer schoon "Practisch commentaar op Jesaja" in dit opzicht veel te leren. Met dat al meenden we, dat een nieuwe bewerking van Israëls profetie ondernomen moest worden en wel om de volgende redenen:

Vooreerst om de lijn van Israël consequent door te trekken door het N.T. Te weinig wordt ingezien, dat de grens van de tussenbedeling, waarin we nu leven, niet in de Evangeliën aanvangt, maar eerst dan, als God, bij monde van Paulus, Israël in Hand. 28 ter zijde stelt, en de bijzondere bedeling opent, waarin we nu nog leven en waarin het Lichaam van Christus wordt toebereid. Voor zover ons bekend is, is er slechts één Nederlands werk, waarin de grens van deze bedeling scherp wordt aangegeven, n.1. in: "Het Voornemen der Eeuwen en de Gemeente der Verborgenheid" door Aristarkos. Het kleinere werkje: "Begint de Gemeente met Pinksteren?" door S.V.M. is een nadere aanvulling hierop. Waar beide met een ander doel zijn geschreven en niet uitsluitend Israëls profetie op de voorgrond konden stellen, meenden we een eigen opzet te moeten ontwerpen, terwijl we voor verder onderzoek niet konden nalaten op genoemde belangrijke werken de aandacht te vestigen.

Te weinig wordt ingezien, dat het grootste deel van het N.T. over Israël handelt. De term: Koninkrijk der hemelen wordt niet verstaan en wel hierom niet, omdat men meent, dat met de Evangeliën een geheel nieuwe lijn begint. Om iets van het N.T. te verstaan, moet enig inzicht van het O.T. aanwezig zijn. En dat vindt zijn wortels in Genesis. Zo zijn we er toe gekomen, daar ons uitgangspunt te nemen, na vooraf in een meer algemeen gedeelte een en ander over de uitlegging van de Profetie te hebben behandeld.

Ten tweede kwamen we tot zelfstandige bewerking, om een inleiding te geven tot twee uit ons onderwerp voortvloeiende werken, n.l. over: "De Tijden der Eeuwen", waarin uiteen gezet wordt, wat de H. S, onder het begrip "eeuwigheid" verstaat en waardoor het Schriftinzicht verbreed wordt en over: "Veelvuldige wijsheid Gods", waarin nader stilgestaan wordt bij de verschillende bedelingen. Dat werk rondt het geheel af en besluit bet, Voor beide laatste werken is deze inleiding, die ook weer een op zich zelf staand geheel is, nodig. De Schrift leert ons de vaste lijnen van Gods voortschrijdende openbaring zien. Het is mede Zijn bestel, dat we het inzicht, dat God ons in Zijn Woord gaf, aan de medegelovigen onzer dagen en aan de onderzoekers van de Schriften aanbieden.

Met één waarschuwing. Ons werk bedoelt niet het lezen van de H.S. overbodig, maar onmisbaar te maken. Gods Woord is in zijn geheel en in zijn onderdelen volkomen. Tot het naspeuren van die volkomenheid wil ons werk het middel zijn. Men moet zelf verder graven en zelf leren putten uit de bron van de openbaring Gods. We kunnen zeer veel van anderen leren, maar elk gelovige moest er toe komen zelf Gods Woord te onderzoeken en dan eindigen met de belijdenis: Wij geloven niet meer om eens anders zeggens wil, want wij zelf hebben Hem gehoord. Zo hopen en wensen we, dat men mede door ons werk, de Schrift moge leren lezen, dat men zelf als uit Gods mond hoort en verstaat en opneemt, wat Hij zegt. Ons werk wil niet meer dan de weg daartoe banen en aantonen, hoe men door concordantie-onderzoek Gods woord nader kan leren kennen. Elk gelovige kan, zonder de grondtalen te kennen, de Schrift onderzoeken. Indien men dat deed met behulp van een goede concordantie, kwamen we wellicht veel eerder tot enigheid des geloofs. Gods Woord is niet zo moeilijk, het wordt moeilijk gemaakt door traditie, eigen opinies enz. De Schrift is evenzeer het boek van de eenvoudigen, wat z'n inhoud aangaat als het boek van de geleerden, wat z'n vorm en inhoud betreft. Elk gelovige kan, bij het licht des Geestes, maar ook daarbij alleen, Gods Woord, al is het dan ook in brede trekken, beter leren verstaan dan thans het geval is. Die Geest lichte de lezers ook voor bij deze studie.

De opening van Gods Woord geeft licht, Ps. 119:130. Het licht uit het Woord is thans bijzonder nodig, nu de duisternissen van deze eeuw alles in slagschaduwen hullen. Thans bijzonder wordt bewaarheid: Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad, Ps. 119:105.

* * *

Enkele opmerkingen tot besluit.

De strukturen zijn overgenomen uit de Companion-Bible. Wat taal en spelling betreft, hebben we de naamvals-n's laten vervallen. Dit is taalkundig bezien, een zaak van consequentie en praktisch een aansluiting bij de beschaafde spreektaal. Alleen in citaat uit de Staten-Vertaling (St. V.) wordt hiervan afgeweken, al zullen ook hierbij de andere verouderde naamvalsvormen achterwege blijven. Slechts een enkele maal zal, vooral bij de voornaamwoorden, een 'n geplaatst worden om klem bij te zetten. Sommige vrouwelijke voornaamwoorden zijn veranderd in afgekorte mannelijke.

Waar aan alle menselijke arbeid feilen kleven en onvolkomenheden zijn, willen we die in ons werk, waar er op attent gemaakt, hetzij in een apart deel, hetzij in een supplement herstellen of aanvullen. Voor het verdere gebrekkige in opzet en uitwerking geve de Here Zijn vergevende en aanvullende genade.

DE SCHRIJVER.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden