Het Onderwijs van de Apostel Paulus Gedurende de Tijd der Handelingen. 2. Meerdere Evangeliën. We lezen:
De Schrift spreekt inderdaad over meerdere "Evangeliën", d.w.z. blijde boodschappen. Hoe komt het dan, zal men zeggen, dat Paulus zelf uitdrukkelijk beweert dat er "geen ander" Evangelie is? (Gal. 1: 7). De Griekse tekst onderscheidt tussen "ander" en "andersoortig" (3). Al de blijde boodschappen, door God ingegeven, zijn van dezelfde goddelijke soort, dus niet "andersoortig", doch het "evangelie" tot hetwelk de Galaten waren overgegaan, was van menselijke of demonische oorsprong, dus "andersoortig". Gods genade is zo veelomvattend, dat er plaats is voor vele blijde boodschappen, doch deze vormen een harmonisch geheel betreffende de weg der behoudenis. Zo is er een bijzonder Evangelie voor de Joden, en een ander (doch van dezelfde soort) voor de voorhuid. Deze laatste boodschap noemt Paulus ook "mijn Evangelie" en hij verkondigt ze gedurende de tijd der Handelingen. Daarna volgt nog een ander Evangelie dat Gods genade meer volledig bekend maakt (4). Voetnoten: (3) Grieks "allos" en "heteros". Zie Aanhangsel No. 1. (4) Allen die de Brieven van Paulus met aandacht onderzocht hebben, konden niet anders dan bemerken dat er treffende verschillen in voorkomen. Zij die niet geloven in de eenheid en de inspiratie der Schrift, menen hier een duidelijk bewijs te vinden, dat dit Boek niet geheel door God kan ingegeven zijn. Men spreekt dan van een gedurige vooruitgang van de christelijke gedachte van Paulus en men meent dat hij zich ten slotte heeft vrijgemaakt van de "banden der Joodse eschatologie". We vrezen dat het gebrek aan een diepgaand onderzoek dezer schijnbare tegenstellingen, door de christenen die geloven in de volkomen ingeving der Schrift, er toe bijgedragen heeft de vrije loop te laten aan de afbrekende kritiek, daar men de indruk kreeg dat deze "veranderingen" van Paulus niet goed uitgelegd konden worden. De lezer zal echter bemerken dat voor ons de oplossing van dit vraagstuk heel eenvoudig is. Dergelijke schijnbare moeilijkheden komen voort uit een verkeerde opvatting van Gods Voornemen en van de weg der behoudenis. In plaats van zich steeds bezig te houden met een onoplosbaar probleem, zou men moeten nagaan waar men in zijn algemene opvatting van de waarheid afgeweken is en aldus een schijnprobleem heeft doen ontstaan. In het tegenwoordige geval moet men, vóór alles, leren inzien dat Israël een zeer bepaalde opdracht had, als Gods bijzonder uitverkoren volk, en vooral niet menen dat "Jezus" een nieuwe godsdienst heeft gesticht, die de "Joodse godsdienst" moest vervangen, en dat er met Pinksteren een Kerk gevormd werd die de plaats van Israël innam (zie hierover ons werk HET GODDELIJK VOORNEMEN). Men moet ook leren inzien dat er een weg der behoudenis is, die meerdere stappen of sferen van zegening omvat. Paulus doorliep die weg en verkondigde de daarmee overeenstemmende blijde boodschappen. Niet zijn religieuze opvattingen veranderen, in deze zin dat de vroegere verder van de waarheid afwijken dan de latere. Wat hij zegt is steeds absoluut juist en blijft geldig voor de sfeer van zegening waarover hij handelt. Indien er dan een verschil bestaat tussen zijn Evangeliën, betekent dit alleen dat er verschil is tussen de trappen van de weg der behoudenis. Er is een vooruitgang in hetgeen door God geopenbaard wordt (Joh. 16:12-14; Ef. 3:5 enz.). En wat de "Joodse eschatologie" betreft, indien er verandering is, spruit dit niet voort uit het feit dat Paulus zich vroeger vergist heeft (noch uit het feit dat de Profeten en de Here zelf zich zouden vergist hebben!). De Here zal werkelijk wederkomen om zijn Koninkrijk op aarde te stichten. De verandering die er plaats heeft na de tijd der Handelingen, werd veroorzaakt door de tijdelijke verwerping van Israël en bestond in het feit dat het Koninkrijk toen niet meer "nabij" was. Er begon toen een onderbreking in de normale verwezenlijking van Gods voornemen, door middel van Israël. In de Brieven van Paulus, die op die verwerping volgen, verwacht hij dus niet meer dat Koninkrijk en spreekt niet meer over de bijzondere kenmerken die er mee in verband staan.
|