Het Onderwijs van de Apostel Paulus Gedurende de Tijd der Handelingen. 3. De boodschap van het Koninkrijk en van de nieuwe geboorte. Het Evangelie der besnijdenis is ook dat van het Koninkrijk op aarde. Het wordt drie maal vermeld (5). In HET GODDELIJK VOORNEMEN hebben we gezien dat dit Evangelie aan Israël aankondigde dat het Koninkrijk op aarde, waarvan de Profeten steeds gesproken hadden, nu nabij was. Alleen de bekering van het wederspannige volk was nodig. Na Johannes de Doper was de Koning zelf die blijde boodschap komen aankondigen:
Nadat Hij deze woorden uit het boek Jesaja gelezen had, deed Hij het boek dicht en zei:
Bij het lezen van Jesaja is Hij dus midden in een zin opgehouden, omdat het overige later eerst verwezenlijkt zou worden, namelijk vlak vóór het Koninkrijk. De samenvatting van dit Evangelie, dat Israël tot bekering en wedergeboorte had moeten voeren, was dat die misprezen "Jezus" de Christus was, de Gezalfde, de Messias, de Zoon Gods (6). Welnu, we lezen hoe Paulus die boodschap bracht vanaf zijn bekering. Na enkele dagen predikte hij in de synagoge, dat Jezus de Zoon van God is, en hij werd "meer en meer bekrachtigd, en overtuigde de Joden, die te Damaskus woonden, bewijzende dat deze de Christus is" (Hand. 9:20-22). Te Antiochië leerde hij en Barnabas een grote schare (Hand. 11:26). Hier ook waren het alleen Joden (7). Deze in-Christus-gelovende Joden werden nu "christenen" genoemd (8). Door de Heilige Geest uitgezonden, kwamen Barnabas en Paulus (die nog Saulus genaamd werd) te Salamis en verkondigden er het Woord Gods in de synagogen der Joden. In Antiochië (in Pisidië) gekomen, gingen ze in de synagoge op de dag der sabbatten (volgens de Griekse tekst) en, na het lezen van de Wet en de Profeten, vroeg de overste der synagoge hun een woord van vertroosting te spreken tot het volk (Hand. 13:14, 15), namelijk de Joden die in de synagoge waren (9). Paulus gaf een korte samenvatting van Israëls geschiedenis, en sprak dan van Jezus de Behouder en nodigde ze uit ter bekering:
Hij getuigt dan, zoals de Twaalf, van de opstanding des Heren (10).
Hij gaat echter verder dan de Twaalf als hij spreekt over de rechtvaardiging door het geloof, een boodschap die hij later meer in het bijzonder aan de volken zou verkondigen om de Joden tot jaloersheid te verwekken. Op de volgende sabbat waren er niet alleen Joden en proselieten, doch bijna de gehele stad. Nu begonnen de Joden Paulus tegen te spreken en te lasteren. Eerst toen richtte de Apostel zich in deze stad tot de volken. Hij werd, met Barnabas, uit de landpalen geworpen. Paulus had dus zijn boodschap gebracht en letterlijk de aanwijzingen van de Here gevolgd. Hij was eerst niet heen gegaan op de weg der heidenen, maar veel meer tot de verloren schapen van het huis Israëls (Mat. 10:5-7). De Here had er echter bijgevoegd:
We lezen dan ook in Hand. 13:51:
Daar Paulus van de Here een opdracht ontvangen had die verder reikte dan die der Twaalf, kon hij zich daarna tot de volken richten. Zo zien we verder nog dat Paulus en Barnabas eerst de boodschap van het nabij zijn van zijn Koninkrijk op aarde verkondigen aan de Joden der verstrooiing. Te Ikonium kwamen ze weer in de synagoge en hun verkondiging werd, zoals het toen behoorde, begeleid door tekenen en wonderen (Hand. 14:1-4) (11). De "Grieken" die hier vermeld worden, zijn proselieten, vermits ze zich in de synagoge bevinden. De Joden hitsen deze op om zich te verzetten tegen Paulus en Barnabas. Ze vluchten dan naar Lystre en Derbe, waar ze ook het Evangelie verkondigen. Paulus geneest er een kreupele, en de schare houdt hen voor goden. Doch Paulus verzet zich hiertegen, en, daar hij zich hier te midden der heidenen bevindt, die de levende God niet kennen, spreekt hij niet over de Christus, over een Koning of een Koninkrijk, doch nodigt ze uit zich tot de Schepper te keren. Dit is dus een ander Evangelie, aangepast aan deze mensen. De weg der behoudenis begint, inderdaad met het vrezen van God in de hoedanigheid van Schepper. Dat is de deur des geloofs (Hand. 14:27). Als ze teruggekeerd zijn in Lystre, Ikonium en Antiochië, wijst hij er de discipelen op dat ze door vele verdrukkingen zullen moeten gaan voor de komst van het Koninkrijk. Zo bevestigt hij slechts wat de profeten, de Here en de Twaalf reeds verkondigd hadden. We zien dus, hoe Israël in de voornaamste steden "officieel" de boodschap van het Koninkrijk verwerpt, en hoe, integendeel, de volken zich tot God beginnen te keren. De tijd der Handelingen is een overgangsperiode. Ze had moeten voeren tot het Koninkrijk op aarde, doch, door de ongehoorzaamheid van het uitverkoren volk, wordt het Woord Gods tot de volken gericht, om zo te zeggen vóór de normale tijd. Doch de boodschap van het Koninkrijk wordt nog steeds verkondigd tot de Joden der verstrooiing in de steden waar de Messias nog niet verworpen is. Als Paulus zich tot de volken richt, is het ofwel een uitnodiging zich te keren tot God als Schepper, ofwel, voor hen die reeds meer gevorderd zijn, in Christus te geloven als Behouder en door het geloof te komen tot de rechtvaardiging. Dit blijkt nog beter uit de Brieven die hij gedurende die tijd schreef. Barnabas heeft hierin Paulus blijkbaar niet gevolgd, zoals we uit Hand. 15:39 en Gal. 2:13 kunnen afleiden. Doch het Koninkrijk is nog steeds nabij en de tekenen dier nabijheid blijven. Paulus wordt b.v. uit de gevangenis verlost door een aardbeving (Hand. 16:24-26). Te Thessalonica gaat Paulus, naar gewoonte, in de synagoge, en verkondigt er dat Jezus de Christus is (Hand. 17: 1-3). Sommige Joden en een grote menigte proselieten geloven. Te Beréa geloven er vele Joden, want ze ontvangen het Woord met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften of deze dingen alzo waren. Dit betreft natuurlijk het O.T., wat bewijst dat Paulus niet verder ging dan wat reeds geschreven stond. Hij sprak nog niet over verborgenheden. Te Athéne, handelde hij in de synagoge met Joden en proselieten, en op de markt met de heidenen die er samengekomen waren. Tot deze laatste sprak hij weer alleen zoals te Lystre, over God als Schepper, en nodigt ze uit zich tot Hem te keren. Op elke sabbat handelt Paulus in de synagoge van Korinthe en betuigt de Joden dat Jezus de Christus is (Hand. 8:1-5). Als ze wederstaan en lasteren, richt hij zich tot de heidenen. Later vinden we Paulus in de synagoge van Efeze (Hand. 18:19 en 19:8) en hij spreekt drie maanden lang over het Koninkrijk Gods (12). Hij doet er buitengewone wonderen. In het 26e hoofdstuk van het boek der Handelingen, spreekt Paulus nog als volgt:
Eindelijk, in het 28e hoofdstuk, waar we lezen dat de beet van een adder hem niet hindert en hij zieken geneest, vinden we Paulus te Rome, te midden der voornaamste Joden. Hij spreekt nog steeds over de hope Israëls (13), kondigt het Koninkrijk Gods aan en poogt hen te bewegen tot het geloof in Jezus, beide uit de Wet van Mozes en de Profeten. Doch ook hier verwerpen de officiële vertegenwoordigers van Israël hun Messias, en Paulus haalt dan weer Jes. 6:9, 10 aan. Dat oordeel wordt nu volledig vervuld: Israël heeft zowel te Jeruzalem als in de verstrooiing de ogen en oren toegedaan en zijn hart verhard. De zaligheid Gods is nu tot de heidenen gezonden. Van dan af, spreekt Paulus niet meer over "Jezus", maar over de Here Jezus Christus; hij kent Hem niet meer naar het vlees, maar als de Verheerlijkte, geplaatst in Gods rechterhand. Hij predikt het Koninkrijk Gods in brede zin verstaan, dat de gehele schepping en de aionen omvat, doch niet meer het Koninkrijk, van hemelse oorsprong, dat op aarde zou komen. Gods uitverkoren volk is nu voor een tijd verworpen als zodanig, het Koninkrijk op aarde is niet meer nabij. Als we het voorgaande samenvatten, zien we dus dat Paulus gedurende de periode der Handelingen minstens drie Evangeliën verkondigt:
Uit zijn Brieven leren we verder dat hij ook het Evangelie der rechtvaardiging en der nieuwe schepping verkondigt. Hierover vinden we in het boek der Handelingen slechts vluchtige aanduidingen. In verband met deze Evangeliën is het nuttig zich de abramitische beloften te herinneren, en te onderscheiden tussen vier groepen mensen:
Deze abrahamitische beloften beginnen zich te verwerkelijken gedurende de tijd der Handelingen. De Twaalf richten hun boodschap van bekering en wedergeboorte vooral tot de tweede groep, tot Israël, en bij uitzondering tot de derde. Paulus spreekt tot allen. Naar gelang de boodschap van het Koninkrijk op aarde door Israël verworpen wordt en de zegeningen bijgevolg nog niet kunnen doorgaan tot de volken door middel van Israël, begint Paulus met het verkondigen, aan de vierde groep, van het Evangelie der gerechtigheid en der hemelse positie in Christus. Men moet dus goed onderscheid maken tussen dergelijke groepen personen en tussen de boodschappen die men hen moet brengen. Doch anderzijds, moet men zich wachten voor een grote vergissing, namelijk dat het Evangelie der bekering en der wedergeboorte de volken niet zou betreffen. In de Schrift vindt men twee grote lijnen: de verwezenlijking van Gods voornemen en de weg der behoudenis. De eerste betreft de geschiedenis van het mensdom in het algemeen, de aionen en de bedelingen. De tweede betreft het persoonlijk, geestelijk leven van gelijk welk mens. Daar alle mensen als zondaars geboren worden, moeten ze allen door wedergeboorte en rechtvaardiging komen tot de volle behoudenis, tot de volkomen gemeenschap met God, door Christus. Die mensen kunnen tot Israël of de volken behoren, en leven in verschillende ontwikkelingsstadia van het mensdom, doch de persoonlijke weg der behoudenis blijft dezelfde. Al de elementen die voorkomen in de prediking der verschillende Evangeliën en die het persoonlijke, geestelijke leven betreffen, blijven dus toepasselijk op allen, naar gelang ze gevorderd zijn op de weg der behoudenis. Steeds moet de "natuurlijke" mens eerst in God geloven en zich tot Hem keren, opdat hij moge komen tot de wedergeboorte. Steeds moet de in-God-gelovige komen tot geloof in Christus als Behouder, enz. Maar de verkondiging dier Evangeliën wordt beïnvloed door de algemene toestand van het mensdom. Gods plan is eerst Israël te voeren tot de wedergeboorte en het Koninkrijk op aarde te vestigen, waar dit volk het middel moet zijn tot de algemene wedergeboorte der volken. Het Evangelie der wedergeboorte richtte zich dus eerst in het bijzonder tot de Joden. En wel met een dubbel doel: vooreerst om de persoonlijke wedergeboorte te bewerken, en ten tweede om tot de nationale wedergeboorte te komen. Zonder deze laatste kon het Koninkrijk niet beginnen op aarde. Maar als de nationale wedergeboorte uitblijft, en tot later uitgesteld wordt, blijft de persoonlijke wedergeboorte nog steeds mogelijk en noodzakelijk. Ook voor de volken. Als Paulus zich, nadat Israël zijn Messias verworpen heeft, tot de volken wendt, is het echter niet met het doel om door hen nu tot dat Koninkrijk te komen. De groep gelovigen uit de volken vervangt Israël niet. De nationale bekering en wedergeboorte van het uitverkoren volk blijft nog steeds een vereiste. Als het Koninkrijk dus niet langer nabij is na de tijd der Handelingen en de boodschap van het Koninkrijk niet meer verkondigd wordt, wil dit geenszins zeggen dat de persoonlijke inhoud van dit Evangelie niet meer geldig is en vervangen wordt door iets anders. Er is een verandering in de wijze waarop Gods voornemen zal verwezenlijkt worden, een verandering in de algemene toestand van het mensdom, want Israël is dan verworpen en kan zijn opdracht niet vervullen. Er is echter geen verandering in de persoonlijke weg der behoudenis: allen moeten eerst wedergeboren worden. Paulus verkondigt wel een "ander" Evangelie, doch dit betreft een verdere trap in de weg der behoudenis: die der gerechtigheid. We zullen dit in een ander hoofdstuk nader onderzoeken, doch we willen hier reeds sterk de nadruk leggen op het feit dat Paulus, in dezelfde periode waar hij dit ander Evangelie predikt, nog steeds over geloof en bekering spreekt in verband met God als Schepper, als hij zich richt tot heidenen die God nog niet kennen. De persoonlijke inhoud van al de Evangeliën blijft dus steeds geldig, omdat in alle tijden de mensen als zondaar geboren worden en de gehele weg der behoudenis moeten doorlopen. Bovenstaande is dus een antwoord aan hen, die, zonder ernstig onderzoek onzer geschriften, ons verwijten dat we slechts enkele kleine delen der Schrift overhouden, vermits al het overige "Joods" zou zijn, alleen gericht tot Joden. We behouden de volledige persoonlijke en geestelijke inhoud, doch voor wat bijzondere opdrachten of uiterlijke dingen betreft - in het bijzonder de zichtbare organisaties, de ceremoniën, de wonderen enz. - houden we rekening met de wijze waarop God zijn voornemen uitvoert, met of zonder Israël. Dergelijke zichtbare dingen zijn slechts toepasselijk in de tijden die de Schrift zelf aangeeft. Dit alles toe te passen in onze bedéling, is niet naar Gods wil en kan alleen wanorde en verdeeldheid verwekken. Verder blijft voor ons ook hetgeen tot Israël gericht is zijn waarde behouden:
Reeds in het O.T. hebben we zovele bewijzen van Gods liefde, lankmoedigheid en genade. Niet alleen kunnen we vele dingen op geestelijke wijze op ons toepassen en veel leren uit de geschiedenis van Israël, doch we kunnen ook letterlijk op ons toepassen wat betreft het geestelijke leven van de wedergeborene en gerechtvaardigde van het O.T. Daarom zijn de Psalmen dikwijls van zo groot belang voor ons, als ze spreken over de persoonlijke ondervinding van Salomo, David en anderen. Dit alles samenvattende, mogen we zeggen dat, met duidelijk de dingen te onderscheiden, we geheel Gods Woord beter tot zijn recht laten komen en we beter God kunnen verheerlijken, daar we een juistere en diepere blik krijgen in de rijkdom zijner genade. Voetnoten: (5) Mat. 4:23; 9:35; 24:14. (6) We herinneren er de lezer aan dat dit Evangelie alleen tot Israël gericht was. De volken zouden eerst later, door middel van dit volk, gezegend worden. Israël moest zich dus eerst bekeren en alzo de positie innemen die God voor hen had voorbereid. Zie HET GODDELIJK VOORNEMEN. Het Evangelie van het Koninkrijk op aarde zegt niets over het kruis. Als de Here aan zijn discipelen over zijn dood spreekt (Mat. 16:21), begrijpen ze hem niet en bestraffen ze Hem! (7) Slechts enkelen uit de volken hadden, tien jaar na Pinksteren, het Woord Gods aangenomen (Hand. 11:1-18).(8) Hand. 11:26. Meestal vormt men de tegenstelling: "Jood"-"Christen". Doch de wedergeboren Jood blijft Jood. Want deze naam duidt aan dat hij tot het uitverkoren volk behoort. Op aarde blijft er noodzakelijk een scheiding tussen de christen-Joden en de christenen uit de volken. Het is eerst in de hemelse en overhemelse sferen van zegening, dat er noch Jood, noch heiden is, d.w.z. geen nationaal onderscheid. In de toekomende aioon zijn al de Joden christenen, doch blijven een koninklijk priesterdom vormen, afgezonderd van de volken. De christen-Joden beginnen daarvan bewust te worden en vormen nu, zoals gedurende de tijd der Handelingen, afzonderlijke "gemeenten". Zo b.v. de "Jewish-Christian Community" te Jeruzalem, waarover we in UIT DE SCHRIFTEN spraken (Sept. 1950). (9) Er waren ook niet-Joden, die "God vreesden". Dit was de gebruikelijke uitdrukking voor proselieten of Jodengenoten, namelijk heidenen die, besneden of niet, in Jehovah geloofden en deelnamen aan de vergaderingen in de synagoge. Ze waren afgescheiden van de Joden. Zie ook vers 43 waar ze met name genoemd worden. Verder, Hand. 10:2, 22; 13:26; 16:14; 17:4,17; 18:7. (10) Zie ook 1 Kor. 15:5-9, 11. (11) Zie Mat. 10:7, 8 en HET GODDELIJK VOORNEMEN. (12) Hand. 19:8 en 20:25. In deze laatste tekst laten de voornaamste handschriften het woord "Gods" weg. (13) Hand. 28:20. Tot aan het einde der Handelingen gaat het over de hope Israëls. (14) Hier betreft het de aarde. Gal. 3:8 spreekt van grotere zegeningen, die het hemels zaad betreffen.
|