Koninkrijk en Kerk
S. van Mierlo
XI. De Anti-Christelijke Werking
Uit Gen. 3:1-5 weten we welke de kenmerkende spraak is van Satan, de oude "slang":
-
Twijfel aan Gods Woord inboezemen en dit van zijn kracht trachten te beroven.
- Als "vader der leugen", Joh. 8:44, de leugen tegenover de Waarheid stellen.
- De mens te suggereren dat hij zonder God kan leven en eigenlijk zelf god is. Dus zowel de zonde als Gods liefde loochenen.
Men weet dat het Hebreeuwse woord "satan" de betekenis
heeft van "tegenstander". (1) De Satan is, de tegenstander bij uitnemendheid, de "bedekkende cheroeb" die, door hoogmoed gedreven, Gode gelijk wou zijn en die Hem in de ganse wereldgeschiedenis heeft tegengewerkt. Die tegenstand betrof in het algemeen de verwezenlijking van Gods Voornemen en het oprichten van zijn eigen heerschappij.
Eerst richtte Satan zich tegen Adam en het mensdom, dan meer in het bijzonder tegen de lijn waaruit het Zaad der vrouw moest komen, vervolgens tegen de Zoon des mensen en daarna tegen het volk Israël ten einde de vervulling der profetie en de komst van Gods Koninkrijk op aarde onmogelijk te maken. (2)
Om nog beter in te zien welk het kenmerk is der satanische werking, laat ons een en ander nagaan in het N.T.
Het Griekse woord "satanas" vindt men meer dan 30 malen. Soms wordt het gebruikt voor een tegenstaande mens, doch meestal voor Satan. Men leert uit die schriftdelen, dat zijn werking vóór alles tegen Christus en het geloof in de Waarheid gericht is. Alleen in Luk. 13:16; 1 Kor. 5:5; 7:5 en 1 Tim. 1:20 is er sprake van ziekte of verzoeking van de mens.
Waar het N.T. over de Duivel (enkelvoud. Grieks: diabolos = dooreenwerper) spreekt, betreft het ook Satan, zoals men kan zien uit Op. 12:9 en 20:2. Ook in de dertigtal teksten waar de Duivel genoemd wordt, is er sprake van rechtstreekse tegenwerking t.o.v. Christus (ook door middel van Judas), en t.o.v. de Waarheid en het geloof in Christus. Alleen in Hand. 10:38 wordt over ziekte gesproken. Heb. 2:14 zegt dat hij "het geweld des doods" heeft, doch het betreft hier vooral de dood die in tegenstelling staat met het leven in Christus.
In vele plaatsen, waar "duivelen" (Grieks: daimonion = demoon), of "onreine geesten" vermeld worden, betreft het afgoderij of bezetenheid. In dit laatste geval gaat het niet over een gewone ziekte. Mat. 4:24; 8:16; 10:1 en andere plaatsen maken een onderscheid tussen gewone ziekten en het van demonen bezeten zijn. Deze geestelijke wezens zijn waarschijnlijk de gevallen "engelen", die behoren tot het "rijk" van Satan, waarover Mat. 12:26 en overeenstemmende plaatsen handelen.
Uit Op. 12 leren we, dat na de strijd van Michaël tegen de "draak", deze laatste (dus Satan) op de aarde nedergeworpen wordt en dat zijn eerste werk is de "vrouw'', (symbool van Israël) te vervolgen en tegen het zaad der vrouw, name lijk hier de christen-Joden, krijg te voeren.
Als men dit alles goed in acht neemt, bemerkt men dat de Schrift ons een geheel ander beeld geeft van Satan dan het geen algemeen gangbaar is. Satan is geen wangedrocht met bokkepoten en horens. wiens bijzondere werking men moet zoeken in onzedelijkheid, wanorde, diefstal, moord en dergelijke. Paulus leert ons, in tegendeel, dat Satan de gedaante aanneemt van een "engel des lichts", 2 Kor. 11:14. (3)
Voor wat nu de Anti-Christus en de anti-christelijke werking betreft, verwijst de Here zelf ons in Mat. 24 naar de profetie van het O.T. als Hij waarschuwt voor de "gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, de profeet, staande in de heilige plaats". We lezen inderdaad in Dan. 7, 8, 9, 11 en 12 van de "kleine hoorn", die door list en geweld zich van de wereldmacht meester maakt, een verbond sluit met het herstelde Israël gedurende 7 jaren, doch na 3 jaar zich als de Anti-Christus openbaart, tegen God spreekt, het dagelijks offer wegneemt, de Tempel ontheiligt, de "verwoestende gruwel" er in opricht en de grote verdrukking der Joden teweegbrengt.
We vinden vele bijzonderheden hierover in het boek Openbaring, waaruit we kunnen opmaken dat die "gruwel" het beeld is van het "beest", uit de (volken-) zee, eerst gedood doch herleefd. dat door iedereen moet aangebeden worden, Op. 13. Dit "beest" stelt zowel een politieke wereldmacht (samengesteld uit 10 hoofdnaties. voorgesteld door de 10 horens) als een politieke diktator voor, die we de politieke Anti-Christus kunnen noemen, en vereenzelvigen met de "mens der zonde" van 2 Thes. 2.
Waar dit "beest" uit de volken (voorgesteld door een "zee") opkomt, blijkt het een produkt te zijn van de hoogmoedige mens, die als God wil zijn. Het is de uitwerking van de oude satanische verleiding in het Paradijs. Satan kan dit mensenwerk gebruiken voor zijn eigen doel, namelijk de ganse aarde er toe te brengen niet God, maar hemzelf te aanbidden, Op. 13:3. Daarom geeft hij aan dat "beest" zijn kracht, zijn heerschappij en zijn grote macht, v. 2.
Van de politieke Anti-Christus wordt in de eerste plaats gezegd dat hij grote woorden en godslasteringen spreekt. (4) Vervolgens, dat hij strijd voert tegen de heiligen,hier de christen-Joden. Daarna eerst lezen we dat hem macht gegeven wordt over alle geslacht en taal en volk.
Ook hier ziet men wederom dat Satan zich vooral tegen God en het verwezenlijken van Gods Voornemen richt, en niet als hoofddoel heeft oorlog, ziekte enz. te verwekken.
Op. 13 handelt ook over het "ander beest" (5), dat uit de aarde (of "uit het land") komt. Het stelt zowel een godsdienstige wereldmacht (samengesteld uit twee hoofdgroepen, voorgesteld door de twee horens) als een godsdienstige Anti-Christus voor. Deze wordt ook de "valse profeet" genoemd in Op. 16:13; 19:20; 20:10, en "dwaze herder" in Zach. 11:15-17. Uiterlijk heeft hij de kenmerken van een "lam" (en zal dus heel deemoedig en vroom schijnen), doch hij spreekt zoals de draak. Het is de spraak van Satan, in het begin van dit hoofdstuk vermeld. De voornaamste opdracht van de godsdienstige Anti-Christus is dan ook de aardse mensen door tekenen te verleiden tot afgodendienst. Deze dienst zal in de beschaafde streken een moderne vorm aannemen, namelijk het aanbidden van de Mens (voorgesteld door het beeld van de politieke Anti-Christus) en dus ook van Satan. Door broodroof zullen de mensen gedwongen wordn zich aan Satans heerschappij te onderwerpen.
Bij het oordeel over Babylon, lezen we dat de hoofdzonde "hoererij" is, dat is ook hier het aanbidden van het schepsel (en in de eerste plaats Satan en de Mens) meer dan de Schepper. Het afvallige Israël zal hier blijkbaar een grote rol in spelen en Babylon, het toekomende centrum van wereldhandel. geldmacht en cultuur, zal het symbool zijn van die fundamentele "hoererij".
Steeds leren we dus een juister beeld te krijgen van het kenmerkende van de Anti-christelijke werking.
Paulus en Johannes geven ons ook hierover belangrijke aanduidingen. In 2 Thes. 2:3-4 lezen we dat de "mens der zonde", de "zoon des verderfs" zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat hij in de Tempel als een god zal zitten, zichzelve vertonende, dat hij God is". Van de "ongerechtigde" zegt Paulus dat zijn toekomst is "naar de werking des Satans, in alle kracht, en tekenen en wonderen der leugen; en in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan: daardoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden".
Johannes, een der Apostelen der besnijdenis, noemt vier malen de Anti-Christus, in de tijd waar het Koninkrijk nog nabij was, en dus ook de komst van die Anti-Christus:
- 1 Joh, 2:18 "Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de Anti-Christus komt, zo zijn ook nu vele anti-christen geworden: waaruit wij kennen dat het de laatste ure is."
- 1 Joh. 2:22 "Wie is de leugenaar, dan die loochent, dat Jezus is de Christus? Deze is de Anti-Christus, die de Vader en de Zoon loochent."
- 1 Joh. 4:3 "En alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is (de geest) van de Anti-Christus, welken (geest) gij gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alrede in de wereld."
- 2 Joh. 7 "Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden, Jezus Christus komende (Gr. erehomenon) in het vlees: deze is de verleider en de Anti-Christus."
Men leert hieruit zeer duidelijk wat de Anti-Christus kenschetst. Hij is, zoals Satan. Joh. 8:44. de aartsleugenaar, die zich tegen DE Waarheid stelt. en in het bizonder loochent dat Jezus de Christus is, de Zone Gods, in het vlees komende. Noch in verband met Satan, noch in verband met de Anti-Christus wordt de nadruk gelegd op oorlog, strijd, ziekte, morele verwording en dergelijke. Deze kunnen ook wel gebruikt worden als het te pas komt, doch vormen niet het hoofddoel. De Schrift zelf maakt het ons zeer duidelijk dat bijna alles wat men gewoonlijk "kwaad" noemt, voorkomt uit de van God verwijderde mens:
Mark. 7:21-23 "Want van binnen het hart der mensen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen, dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hovaardij, onverstand; al deze boze dingen komen voort van binnen, en ontreinigen de mens".
Zie ook Rom. 1:23-32; 3:9-18; Gal. 5:19-21; Ef. 2:2, 3; Tit. 3:3; Jak. 1:14, 15.
Al die boosheden komen uit het hart van de mensen, omdat ze de Waarheid Gods veranderd hebben in de leugen (van Satan). en het schepsel geëerd en gediend hebben boven de Schepper, omdat geen enkel mens van nature rechtvaardig is voor God. "Onder de zonde" doen we de werken van het vlees. Door de natuurlijke geboorte zijn we slaven der zonde, Rom. 6:20, vleselijk, onder de zonde verkocht, Rom. 7:14, 18, en het bedenken des vleses is vijandschap tegen God, Rom. 8:7. De zonde is wetteloosheid, 1 Joh. 3:4. Jakobus toont de volgorde: eigen begeerlijkheid, zondigen, dood. Jak. 1:14,15.
Satan kan er ook wel tussen komen, doch dat behoeft niet om de "natuurlijke" mens tot allerlei zonden te drijven. Deze zijn een noodzakelijk gevolg der zonde, namelijk der natuurlijke vijandige houding van de mens tegenover God. Alleen de wedergeboorte kan veel veranderen, Titus 3:3. Dan ontstaat er in de mens, door zijn begin van gemeenschap met Christus, een neiging tot het goede, al blijft hij nog gevangen in de wet der zonde. Rom. 7:23. Dan ontstaat er een inwendig conflict, tussen goed en kwaad, Rom. 7. Doch door Jezus Christus is er verlossing. Met Christus kan men der zonde sterven. kan de oude mens met Hem gekruisigd worden en kan men deel hebben aan Christus' rechtvaardigheid, Rom. 6. Dan wordt men door de wet van de Geest des levens in Christus Jezus vrijgemaakt van de wet der zonde, is men tot de positie van "zoon van God" gekomen, Rom. 8.
Doch deze verlossing wil Satan tegenwerken, en uit de schriftplaatsen, waar over Satan, de Duivel. de boze machten gehandeld wordt zien we, dat we hier de voornaamste werking moeten zoeken van Satan, en dus ook van de Anti-Christus. Hij wil Christus' offer onvruchtbaar maken, zijn eigen heerschappij stellen tegenover die van Christus, wil overwinnen als "god dezer aioon", zijn koninkrijk bevestigen. Hij belooft vrede, 1 Thes. 5:3, welvaart en geluk. Hij werkt nu in de "zonen der ongehoorzaamheid", Ef. 2:2, en wil allen overtuigen, dat de mens geen Verlosser nodig heeft:
- omdat de mens zichzelf kan redden,
- omdat hij eigenlijk geen redding nodig heeft, want hij is niet slecht van nature en behoeft zich zelf, in eigen kracht, slechts verder te ontwikkelen.
Is er kwaad in de wereld, wel daar moet dan die veelgeprezen God de schuld van dragen, want alles is immers uit Hem!
Zonde is ook doelmissing. (6) De mens werd geschapen om te heersen en te komen tot de heerlijkheid Gods. Door de zonde hebben ze die heerlijkheid niet, en al heersen ze in zekere mate over de natuur, dit kan alleen de eindcatastrofe bespoedigen, die hun zal leren dat men niets goeds bereikt zonder Christus.
De meeste gevolgen der zonde, verre van door Satan veroorzaakt te worden, hinderen hem in het bereiken van zijn doel. Hij wil de perfectie, ook de modelmens (7), de modelmaatschappij, vrede, het beheersen van de natuur, enz. zonder Christus, en nu valt de uitslag hem steeds tegen. Door een geweldig ingrijpen en machtige wonderen zal de Anti-Christus er gedurende korte tijd in slagen zijn doel meer nabij te komen. Daartoe moet echter Israël uitgeroeid worden, en vele anderen vermoord, Op. 7:14; 12:17, zodat hij kan hopen, dat de gehele aarde het Beest zal aanbidden, Op. 13:8.
In het Nabije-Oosten zal er een buitengewone ontwikkeling plaats hebben. Babylon zal blijkbaar het centrum zijn van koophandel en cultuur, Op. 18:3, 22, 23, doch ook van verzet tegen God en de afgoderij van de Anti-Christus (steeds door "hoererij" aangeduid). Doch "wanneer zij zullen zeggen: het is vrede, en zonder gevaar! dan zal een haastig verderf hun overkomen", 1 Thes. 5:3. In één ure wordt niet alleen Babylon verwoest, en niet meer gevonden, Op. 18:21, doch ook de steden der volken, Op. 16:19. Het zal dan blijken, dat alleen door de God van vrede, de ware vrede, geluk, welvaart enz. kan komen.
In onze bedéling is er nog geen werkelijke vervulling der profetie, want deze betreft in het bijzonder Israël en kan dus eerst weer beginnen na hun herstel als Gods volk. Doch wel kunnen we reeds zien, dat alles in de maatschappij in de richting gaat van het fundamenteel antichristelijke. Op alle gebieden wil de mens de gevolgen der zonde trachten te ontkomen. Waar hij lichamelijk en geestelijk zwak staat tegenover de natuur, tracht hij thans tot heerschappij te komen door middel van wetenschap en techniek. De slechte maatschappelijke toestanden zoekt hij te verbeteren door wetten, organisaties, sociale hulp enz. Ziekte wil hij overwinnen, door cultuur alles hoger op voeren en ook door "godsdienst" vele toestanden verbeteren en de mens helpen zich zelf te redden. (8)
De meeste van die humanitaire, sociale, culturele pogingen zijn natuurlijk op zichzelf prijzenswaardig, doch waar het op aankomt is de geest waarin ze in het algemeen ondernomen worden. het doel dat ze beogen. Wij mogen veronderstellen, dat weinigen in volle bewustzijn een anti-christelijke neiging hebben, doch dan zijn ze verblind door de god dezer aioon (9)
Overigens moet men niet vergeten, dat hetgeen men aan de ene kant wint. men aan de andere verliest. Men ziet dit in onze tijd duidelijk in de weinig ontwikkelde landen. Men onderwijst de mensen en verbetert de sociale toestanden, doch juist daardoor komt er wanorde en oorlog. In de beschaafde landen legt men zich toe op "planning": een elite zal voor alles zorgen en aan de massa zekerheid en vrede geven. Zo wordt de mens in zijn wezen aangetast: hij wordt een rad in een groot raderwerk. heeft geen vrijheid meer, gebruikt zijn geestvermogens niet meer. Zo wordt hij herleid tot een goed ontwikkeld dier.
Niemand kan uitmaken in hoeverre Satan die menselijke werking bestuurt, doch we mogen vermoeden dat de natuurlijke neigingen van de mens zelf voldoende zijn in de meeste gevallen.
Satans meer speciale werking moeten we ook niet zoeken in het atheïsme. Evenals een verkeerde voorstelling van Satan (een wangedrocht, dat achter alle onzedelijkheid en boosheid zit) zijn eigen plannen in de hand kan werken, omdat men ze dan niet op het werkelijk gebied van zijn activiteit zoekt, zo kan hij ook, door opportunisme, het atheïsme gebruiken, en zijn eigen bestaan laten loochenen. Doch, noch de Satan, noch de Anti-Christus zijn atheïsten. Ze weten natuurlijk wel beter, en zullen voorzeker veel meer geraffineerde methoden gebruiken dan anti-goddelijke propaganda. De tijd schijnt gekomen dat ze het atheïsme als een hindernis beginnen te gevoelen, want de Anti-Christus heeft behoefte aan geloof in geestelijke dingen. Hij zal zijn aards rijk trachten te vormen door krachten, tekenen en wonderen. Het N.T. verwittigt ons in meerdere plaatsen voor de komende werkingen der boze machten, Mat. 24:11. 24; 2 Thes. 2:9. 10; 1 Tim. 4:1; 1 Joh. 2:18; Op. 16:14: enz. In het hoofdstuk over De Krachten der Toekomende Aioon hebben we er op gewezen. dat er sinds een paar tientallen jaren een grote verandering is gekomen bij vele intellectuelen, een terugkeer tot een meer spiritualistische wereldopvatting. Vele buitengewone gebeurtenissen, waarvan men vroeger eenvoudig het bestaan loochende, worden nu op systematische wijze onderzocht door de Para psychologie. In principe kan men zich verheugen over het verkwijnen van het atheïsme. Voor sommigen, die door een atheïstische omgeving gehinderd worden te geloven in het bestaan van God, kan de Parapsychologie een middel zijn om hun ogen te openen. Doch daartegenover staat het grote gevaar, dat die opleving van een meer geestelijke wereldbeschouwing de verkeerde richting uitgaat. En hierdoor kan de Anti-Christus geholpen worden.
Men ziet dus hoe voorzichtig men moet zijn in alle dingen. Zonder de Schrift loopt men gevaar verblind en bedrogen te worden.
Voor wat het Communisme betreft, menen we dat het meestal -- zoals verschillende andere politieke stromingen -- begrepen wordt in de zin van de verheerlijking van de Mens, het bereiken van een ideale toestand zonder God. In de grond zijn dergelijke principen dus anti-christelijk. En daarbij komt nog dat, in afwachting van de verwezenlijking van een valse hoop, de individuele mens niet meer telt en herleid wordt tot een raderwerk in een grote organisatie. De gevallen mens wordt aldus beroofd van de weinige vrijheid die hij nog heeft. Door het betrekkelijk goede -- b.v. het bestrijden van kapitalistische misbruiken en de verbetering van de stoffelijke levensomstandigheden -- wordt de mens van het onontbeerlijke beroofd.
Waar vinden we dan de voornaamste, fundamentele, werkzaamheid van Satan in de tegenwoordige bedéling? Om een antwoord te bekomen op deze vraag, is het voldoende goed in te zien dat de Schrift ons leert dat zijn bijzonderste zorg is, zich tegen Christus te stellen, trachten te beletten dat Christus verheerlijkt worde, en dat, door het bestaan en de bekering van Israël het Koninkrijk der hemelen een aanvang neme op aarde. In het algemeen gezegd. verblindt de god dezer aioon de zinnen, opdat de mensen niet zouden verlicht worden door het evangelie der heerlijkheid van Christus. 2 Kor. 4::4.
We moeten dus in de eerste plaats de werking van de Boze zoeken in de godsdienstige wereld. Hij heeft geen bezwaar tegen "godsdienst", zelfs niet tegen een min of meer christelijk getinte, als de kracht er van maar gebroken is. Het waren godsdienstige Joden, die de Here "adderengebroedsels" noemde en die Hem het hevigst vervolgden. Waar hij wel bezwaar tegen heeft, is de volle Waarheid. dat is het levende en het geschreven Woord Gods. Men herleze hierover b.v. Ef. 6:10-20. De listige omleidingen van de Duivel betreffen de Waarheid, de gerechtigheid, het evangelie des vredes, het geloof in Gods Woord, de behoudenis, het bekend maken van de verborgenheden.
Paulus had geen strijd met "atheïsten". Als hij met mensen te doen had, die God niet kenden, dan wees hij op de natuur, Hand. 14:1517. Doch hij waarschuwde reeds in het tijdperk der Handelingen voor de arglistigheid van Satan, die Eva bedrogen heeft, 2 Kor. 11:3, en sprak dan over hen, die een andere "Jezus" prediken, een verschillende geest, een verschillend evangelie, dan hetgeen hijzelf verkondigde. En hij eindigde met de volgende woorden:
"Want zulke valse apostelen zijn bedriegelijke arbeiders. zich veranderende in apostelen van Christus. En het is geen wonder. want de Satan zelf verandert zich in een engel des lichts".
Ook de valse christussen en valse profeten zullen zich verschuilen onder de gedaante van godzaligheid, 2 Tim. 3:5, en alzo door hun tekenen en wonderheden zelfs bijna de uitverkorenen verleiden, Mat. 24:24.
In zijn laatste brief schrijft Paulus:
"Want er zal een tijd zijn. wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar ketelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelve leeraars opgaderen naar hun eigen begeerlijkheden, en zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabelen".
Men ziet, dat het steeds gaat over de Waarheid. Van het begin van onze tegenwoordige bedéling af, keerde men zich af van de Waarheid door Paulus verkondigd, en tegen het einde zal de christenheid voldoende afgeweken zijn, om de komst van de Anti-Christus mogelijk te maken. Het is niet Gods getuigenis, die de norm is, doch de menselijke overlevering. Menselijke organisaties schrijven voor wat men moet geloven, willen heerschappij voeren over ons geloof. (10)
De Anti-Christus zal er dan in slagen een algemene zichtbare Kerk te vormen, die de plaats inneemt van de Gemeente, die Christus zal bouwen na zijn wederkomst.
Verder moeten we de invloed van de Boze zoeken in al hetgeen gericht is tegen het volk Israël en zijn bekering, die tot gevolg zal hebben dat de profetie wederom in vervulling gaat. Christus op aarde komt en het Koninkrijk instelt. Want Satan weet, dat hij dan overwonnen is en gebonden zal worden. Laat ons er aan herinneren dat Satan Petrus trachtte te beletten zich te bekeren, Luk. 22:31-32. Later waarschuwde Petrus de verstrooide Christen-Joden voor hun "tegenpartij", namelijk de Duivel, die als een briesende leeuw omgaat, 1 Petr. 5:9. Nog steeds ligt een deksel op het hart van de zonen Israëls wanneer Mozes gelezen wordt, 2 Kor. 3:15 en het is de god dezer aioon, die ook hun zinnen verblindt. 2 Kor. 4: 4.
Waar de anti-christelijke werking zich dus in het bijzonder richt tegen de Waarheid, tegen Christus, tegen het ware geloof, tegen Israël, is er gevaar onbewust deel te nemen aan die werking voor allen. personen of organisaties, die zich niet strikt houden aan Gods getuigenis, aan de ganse Schrift.
Ten slotte is er een bewuste of onbewuste neiging tot het anti-christelijke in alles wat de mens wil verheerlijken. zijn zondige toestand wil verloochenen of als niet zeer ernstig wil opvatten, tot zelfverlossing aanspoort, een of ander schepsel doet aanbidden, in het kort, de noodzakelijkheid en volmaaktheid van Christus' offer vergeet, verzwijgt of ontkent. en in Hem niet de enige Middelaar ziet tussen de Vader en de gevallen mens, de Zone Gods die andermaal in het vlees zal komen om zijn Koninkrijk op aarde op te richten.
Voetnoten
[1] Zie De Openbaring Gods, blz. 89.
[2] Zie hierover Het Goddelijk Voornemen en het Aanhangsel van dit hoofdstuk: Satans tegenwerking.
[3] Wat dan ook wel het geval zal geweest zijn bij de verleiding van Eva. Zie hierover Het Goddelijk Voornemen, blz. 28.
[4] Onder "godslasteringen" moet men niet verstaan "vloeken" en dergelijke ruwe taal, doch wel de fundamentele godslastering ,die bestaat in het toeschrijven van het boze (b.v. de zonde) aan God (zoals in Mat. 12:22-32) en het vernederen van de Zoon Gods tot een schepsel (zie Joh. 10:13).
[5] Het woord "ander" is de vertaling van "allos", en betekent dus "ander", doch van dezelfde (anti-christelijke) aard.
[6] Het Griekse "hamartanô" stemt overeen met het Hebreeuwse "chata" dat gewoonlijk door zondigen vertaald wordt, doch letterlijk betekent: missen van het doel. Zie Richt. 20:16.
[7] Naar menselijk oordeel, zijn velen die zich houden aan een antichristelijke leer of godsdienst, modelmensen. Namelijk door hun menslievendheid, moraal, cultuur, enz.
[8] Zie ook ons opstel over Wetenschap, Techniek, Cultuur.
[9] De leiders van meerdere internationale organisaties beginnen er openlijk voor uit te komen, dat het de mens is, die zichzelf moet redden en alles in orde brengen. Zo leest men b.v. in een prospectus van The Unesco Courier (een maandschrift van de UNESCO) het volgende:
"De mens en zijn ganse wereld vormt het onderwerp van de Unesco Courier, die in beeld en verhaal het grootste avontuur wil vertellen: Hoe de volken der wereld beginnen samen te werken om de wereldvrede te scheppen -- om vrij te worden van vrees en tekortkoming, door kennis en verstand".
Voor meerdere internationale organisaties zijn alle godsdiensten goed en worden op gelijke voet gesteld met het christendom. Bij gevolg wordt Christus als Gods Zoon dus impliciet geloochend. De Mens wordt verheerlijkt, want hij is eigenlijk god, of moet het worden.
De oude voorvallen van het paradijs en van de torenbouw van Babel beginnen nu te herleven en zullen voeren tot de algemene afgoderij, waarvan het toekomende Babylon het symbool en het centrum zal zijn. Men denke er aan, dat het getal van het komende "beest", het getal van een mens zal zijn, Op. 13:18. De politieke, economische, ethische en godsdienstige pogingen om tot een eenheid te komen en tot vrede zonder Christus' wederkomst, zijn ook een kenmerk van de Mens, die zichzelf wil verlossen. En deze pogingen kunnen natuurlijk door Satan en de Anti-Christus gebruikt worden om tot hun doel te komen.
[10] Dit is natuurlijk in het bijzonder het geval in de Roomse Kerk. Hier is een "gelovige", hij die verklaart, of waarvan verondersteld wordt, dat hij bereid is, alles te geloven wat de Kerk leert - al is hij misschien ver van een levend geloof in Christus. Iemand behoort tot die Kerk, niet door geloof en wedergeboorte, doch door "doop" met water. De Kerk alleen beweert leergezag te bezitten.
Uit Katholicisme en geestelijke Vrijheid (1951. Uitgeverij Het Spectrum) halen we het volgende aan: "Nu betekent geloven voor een Katholiek, dat hij de door de Kerk voorgehouden leer als de waarheid aanneemt", bl. 90. God zou namelijk de geloofswaarheden aan de Kerk toevertrouwd hebben. "Hij neemt dus niet aan op inzicht, maar op gezag". Doch de theologie is "de wetenschappelijke vorm van het gelovig menselijk denken over Gods openbaring", bl. 91. Zij "moet als menselijke wetenschap, afgezien van de gevallen waarin de Kerk haar conclusies definitief heeft goedgekeurd, steeds worden herzien en verbeterd", bl. 97.
Wat hier over de theologie gezegd wordt, stemt geheel overeen met ons standpunt. Doch men ziet dat het de Kerk is die beslist wat Waarheid is en niet de Schrift. Daar die Kerk beweert Israël te vervangen en de Paus als opvolger van Petrus beschouwt, is het inderdaad logisch alle gezag op te eisen.
Met de pauselijke Encycliek Divino Afflante Spirito (1943) van Pius XII, is er een uiterst belangrijke wending gekomen in die Kerk. Waar de Encycliek Providentissimus (1893) van Leo XIII zich bepaald tegen het Modernisme uitsprak, staat nu de weg open voor de afbrekende Schriftkritiek. Vroeger bestond er een zeer onlogische toestand: het protestantisme, dat op de Schrift beweerde te steunen, ondermijnde zijn eigen basis door de afbrekende kritiek; terwijl het Katholicisme, dat vooral op de overlevering steunde, de inspiratie der Schrift verdedigde. Heden is de toestand meer normaal: het protestantisme keert zich ten dele terug tot de Schrift; terwijl het Katholicisme er zich meer van afkeert.
In verband met ons onderwerp, is het belangrijk na te gaan welke de "nieuwe inzichten" zijn omtrent het Katholieke Kerkbegrip, die uit bovenvermeld liberalisme volgen: "De vol-Katholieke mens zal dus in de Kath. Kerk niet enkel de belichaming zien van de volheid van Godsopenbaring, als enig ware Kerk, maar tegelijk de allen-omvattende, voor het ware en het goede bij anderen wijdst openstaande Kerk van het mensdom. Welnu, het leven volgens eigen eerlijke overtuiging -- ook al is die dwalend -- is ongetwijfeld zulk een goed van de Heilige Geest", bl. 64. Het betreft hier "al het heilige en goede en alle waarheidskernen, bij welke mensen van welke godsdienst ook gevonden", bl. 71. Volgens de Encycliek van Pius XII is de Kerk de Bruid van Christus, "maar de liefde van de goddelijke Bruidegom breidt zich zó wijd uit, dat zij niemand uitsluit, en in de Bruid geheel het menselijk geslacht omvat", bl. 64.
Die Kerk staat nu voor het lastige probleem de dogma's (die volgens haar DE Waarheid zijn) onveranderd te behouden en toch de theologie te vernieuwen.
Als men nagaat welke zeer belangrijke verandering hier heeft plaats gegrepen, in een korte tijd, in de inzichten van deze Kerk, dan kan men zich afvragen wat de naaste toekomst zal brengen, als de afbrekende kritiek haar werk verder zal hebben uitgevoerd.
Waar men allen, die volgens eigen eerlijke overtuiging leven, als behorende tot de Kerk beschouwt, is de weg gebaand voor het oecumenisme van de Anti-Christus, die zeer zeker de indruk zal geven een model-christen te zijn. De ketter zal dan de gelovige zijn, die geen deel wil nemen aan deze eenheid der zichtbare "Kerk".
Home | Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden
|