Terug | Inhoudsopgave | Heen Veel mensen lezen de Bijbel of alles over hen gaat en tot hen gericht is. Alles betrekken zij op zichzelf en willen zij toepassen op alle gelovigen van alle tijden. Elke belofte in Gods Woord is dan van hen, elk hoofdstuk, elk vers, elke regel. Alles wat zij lezen, is dan waar voor de gelovige van vandaag. Maar kan men wel lukraak alles wat men tegenkomt, van toepassing verklaren op de gelovigen van vandaag zonder dat dit leidt tot ernstige misvattingen en dwalingen? Buiten dat de Schrift op talloze punten hierdoor met zichzelf in tegenspraak komt, leidt dit tot een onjuist omgaan met het Woord van God. Het is een verkeerde invalshoek van bijbellezen. Bij het lezen stelt men zichzelf centraal i.p.v. Christus en krijgt men geen oog voor Gods Plan der Eeuwen, waarin God nog andere groepen verlosten - met aparte roepingen en verkiezingen voor het bereiken van bepaalde doeleinden in Zijn voornemen - onderscheidt naast die van de Gemeente, die Zijn Lichaam is. Maak er ernst mede u wel beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid, (2 Tim 2:15). Paulus roept ons op het Woord der Waarheid recht te snijden,
d.w.z. dat wij rekening dienen te houden met de diverse roepingen, verkiezingen
c.q. bedelingen, die God d.m.v. Zijn bedelers, Zijn rentmeesters, bekend
heeft gemaakt. Daarom dienen wij met onderscheid het Woord van God te
lezen. Niet alles in Gods Woord gaat over mij. Wij geloven dat maar een
zeker gedeelte van de Schrift specifiek tot ons, gelovigen van vandaag,
is gericht, namelijk de zeven brieven, die Paulus na Hand 28:23-28 schreef.
Over de vraag, welke deze brieven zijn, heerst geen verschil van mening.
Onder conservatieve geleerden is er veel overeenstemming als het gaat
over, wanneer Paulus welke brief schreef. Als voorbeeld geven wij de volgorde
van de brieven, zoals die naar voren wordt gebracht en verdedigd wordt
door verschillende schrijvers. Sommige van hen groeperen af en toe een
aantal brieven, omdat volgens hen die brieven praktisch gezien op hetzelfde
moment geschreven zijn, bijvoorbeeld Efeze, Colossenzen en Filemon. A. The
life and Epistles of St. Paul - W.J. Conneybeare and J.S. Howson,
1862 De brieven geschreven voor de gebeurtenissen van Hand 28:17-28
De brieven geschreven na de gebeurtenissen van Hand 28:17-28
Uit het boven opgestelde schema is af te lezen, dat men van mening is dat gedurende de Handelingen Paulus de brieven schreef: Galaten, 1 en 2 Thessalonicenzen, 1 en 2 Corinthe en Romeinen. Alleen over de plaats van Galaten verschilt men van mening, hoewel allen er over eens zijn dat Galaten tijdens de Handelingen is geschreven. Zij die het auteurschap van Paulus over de Hebreeën brief erkennen, plaatsen Hebreeën tijdens de Handelingen. Na de gebeurtenissen, die beschreven zijn in Hand 28:17-28 schreef Paulus Efeze, Colossenzen, Filemon, Filippenzen, 1 Timotheus, Titus en 2 Timotheus. Men plaatst de onderlinge volgorde van Ef, Col, Filemon en Filp soms wat anders, maar men is erover eens dat ze vlak op elkaar geschreven zijn na de gebeurtenissen van Hand 28:17-28. Wij zien dus dat geleerden over een periode gezien van meer dan 100 jaar unaniem van mening zijn, welke brieven Paulus schreef voor en welke brieven Paulus schreef na Hand 28:17-28. Dat men in staat is de brieven van Paulus te dateren, komt doordat de "Handelingen van de Apostelen" zoveel details bevatten van het verloop van Paulus' leven. Door deze informatie te vergelijken met zijn brieven, die hij gedurende zijn leven schreef, kan men vrij exact bepalen, wanneer en waar Paulus zijn brieven schreef, (zie voor uitgebreidere behandeling, LW nr. 3, "De Brieven van Paulus" en LW nr. 4, "Verstaat Gij wat Gij Leest?"). In de tweede plaats volgt deze tweedeling in Paulus brieven niet alleen uit het feit van de historische context, maar ook uit het feit dat inhoudelijk Paulus in deze brieven na de Handelingen van de apostelen een nieuwe bedeling van Godswege aan de Heidenen openbaart, die wordt genoemd "de (bediening) bedeling van de genade Gods", (Ef 3:2) en "de (bediening) bedeling van het geheimenis", (Ef 3:9). Wij geloven dat deze nieuwe bedeling door God geopenbaard is aan Paulus, "de gevangene", en dat zijn onderwijs alleen in de gevangenisbrieven (Efeze, Colossenzen, Filemon, Filippenzen en 2 Timotheus) gevonden kan worden. De geloofsgroep, die gedurende deze bedeling geroepen wordt, wordt genoemd: "de gemeente, die Zijn Lichaam is" met Christus het Hoofd, (Ef 1:22). Zijn sfeer van zegening, zijn samenstelling en zijn hoop zijn uniek. Noch de belofte aan Abraham, noch het karakter van de gemeente van Pinksteren hebben iets te maken met deze nieuwe en unieke roeping. De huidige bedeling van het geheimenis heeft de volgende kenmerken: a. Zijn apostel en bedeler is Paulus, "de gevangene"Nadat Paulus, de gevangene, in Hand 28 het oordeel van Jes 6:6-9 over Israël had uitgesproken werd de olijfboom met al zijn takken omgehakt. Dit betekende dat er een eind kwam aan de roeping van het aardse zaad van Abraham (het volk Israël) en de roeping van het hemelse zaad van Abraham (een gemeente van rechtvaardigen) om het aardse zaad tot jaloersheid en naijver te wekken. Paulus maakt dan exclusief van Godswege als de gevangene des heren een nieuwe bedeling bekend onder nieuwe richtlijnen voor de Heidenen: "De bediening (bedeling) van de genade Gods", (Ef 3:1-3). b. Zijn sfeer van zegening is uniek Deze gemeente heeft een unieke sfeer van zegening. Israëls erfdeel is het land der belofte, de aardse sfeer van zegening. Abraham en zij die hem in zijn geloof volgen, zien uit naar de hemelse Stad, de hemelse sfeer van zegening. Maar de gemeente van het Ene Lichaam is gezegend met alle zegening in de hemelse gewesten. Deze hemelse gewesten bevinden zich in de rechterhand Gods, boven alle overheid en macht, (Ef 1:20-21), ver boven alle hemelen, (Ef 4:10). Deze gemeente van het Ene Lichaam is niet alleen bestemd om voor Gods aangezicht onberispelijk te staan en te dienen, (hoewel dat alleen al een onuitsprekelijke zegen is), maar is daar zelfs mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten in Christus, (Ef 2:6). Niets zoals dit, is ooit tevoren bekend gemaakt. c. De tijd van zijn verkiezing is uniek Drie maal lezen wij in de Schrift de woorden: "vóór de grondlegging der wereld". Twee maal lezen wij dit i.v.m. Christus, Joh 17:24 en 1 Petr 1:20. De derde keer lezen wij dit van de gemeente van het Ene Lichaam in Ef 1:4. In de brochure LW nr. 21 "Is God de Schepper van het kwaad?" hebben wij laten zien dat "grondlegging" katabole, uit zijn gebruik elders in de Schrift (bijv. 2 Cor 4:9; 2 Sam 20:15, enz) beter vertaald kan worden met "nederwerping". Deze uitdrukking "vóór de nederwerping van de wereld" verbindt Ef 1:4 met Gen 1:1-2 en met Ez 28, zoals wij in LW nr. 22 "Satan de vorst der duisternis" hebben gezien. Wij ontdekken dus dat vóórdat het oordeel over Satan en zijn engelen kwam, waardoor de aarde woest en ledig werd, deze gemeente met zijn hemelse bestemming al was gekozen en uitverkoren. Alle andere roepingen en verkiezingen, die wij verder tegenkomen in de Schrift, zijn niet van vóór de nederwerping der wereld, maar vanaf de nederwerping der wereld. d. Het tijdstip van zijn openbaring is uniek Deze bedeling wordt genoemd: "De bediening (letterlijk: bedeling) van het geheimenis", (Ef 3:9). Ons wordt verteld dat dit geheimenis (deze verborgenheid - SV) van eeuwen her "verborgen is gebleven in God" en dat dit geheimenis aangaande deze roeping, verkiezing en bedeling bekend werd gemaakt, toen Israël faalde en tijdelijk terzijde werd gezet. Deze openbaring maakt het Woord van God vol. Gezien en beoordeeld vanuit het overige deel van de Schrift is deze bedeling van het geheimenis een tussenzin in de uitwerking van het voornemen der eeuwen. Maar vanuit God gezien, Die het einde kent van vóór het begin en Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil, valt de gemeente van het Ene Lichaam met zijn bedeling op hun voorbestemde plaats en volmaken het geheel. e. Zijn samenstelling is uniek De Heidense leden van deze gemeente wordt gezegd dat zij zich moeten realiseren dat zij vroeger waren zonder hoop, zonder Christus, zonder God, uitgesloten van het burgerrecht van Israël. Deze gemeente was geen ontwikkeling van, of een correctie op, of een bijstelling van de geloofsgroep uit de Handelingen, die gezegend waren tezamen met de gelovige Abraham, (Gal 3:9). De gemeente van het Ene Lichaam is geen evolutie van een gemeente uit de Handelingen, maar is een nieuwe schepping. om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, (Ef 2:15) In deze geloofsgroep is er een gelijkheid onder zijn leden, die hiervoor nooit gekend was. Zelfs toen Paulus de Romeinen brief schreef, was de voorrangspositie van de Jood een vaststaand feit: "Eerst de Jood". Maar in deze nieuwe groep vinden wij een geheel nieuwe samenstelling: Medeburgers der heiligen, (Ef 2:19) In deze bedeling vinden wij geen "genezingen", "tongen" en andere bovennatuurlijke teken-gaven. Zij verdwenen met het terzijde plaatsen van het volk van Israël. Er is maar één doop in deze gemeente, namelijk die van de Geest en niet die van het water. Deze doop van de Geest moeten wij niet verwarren met de doop van heilige geest, die op de Pinksterdag en daarna plaatsvond. Deze doop van heilige geest betekende het ontvangen van nieuw leven en kracht uit den hoge, waardoor geestesgaven zich openbaarden. In de tweede plaats moeten wij de Ene doop van de Geest ook niet verwarren met de waterdoop, de doop der bekering. Deze doop der bekering is nauw verbonden met Israël. Petrus zou nooit gezegd kunnen hebben, zoals Paulus deed in 1 Cor 1:17 - "Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen", want Petrus' evangelie en doop zijn niet van elkaar te scheiden. De Ene doop van de Ene Geest betreft het ingelijfd worden in het samen-Lichaam van Christus. De gemeente van het geheimenis heeft ook geen opdracht om het avondmaal te vieren. Zijn instelling in Matth 26 toont ons dat het direct is verbonden met het Nieuwe Verbond, waarin de gemeente van het Ene Lichaam geen plaats heeft. Het Nieuwe Verbond is geen vage term die wij kunnen vergeestelijken. Het is uiterst zorgvuldig gedefinieerd en vastgelegd in Jer 31 en Hebr 8 waar duidelijk uiteen wordt gezet, dat het direct verbonden is met het herstel van het huis van Israël en het huis van Juda. Het Nieuwe Verbond is één van de grote thema's van de Schrift, maar staat in geen relatie tot de gemeente die is medegezet in de hemelse gewesten. Alle feesten, inzettingen, vasten, enz, zijn voorbijgegaan en verdwenen, omdat zij stuk voor stuk vervuld zijn in Christus. Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid (grondtekst: het Lichaam) van Christus is, (Col 2:16-17). In Ef 4:3-6 worden wij opgeroepen ons te beijveren om de zevenvoudige eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes:
In een notendop vat Paulus hier de eenheid samen, die deze roeping en verkiezing van deze gemeente karakteriseert. Hij is er van overtuigd, dat deze heilige roeping die van boven is en waartoe hij is aangesteld als verkondiger, apostel en leraar, dat de Heer bij machte is om "dat goede pand" dat Paulus was toevertrouwd, te bewaren tot die dag, als geloof verwisseld zal worden in aanschouwen en wij met Christus zullen verschijnen in heerlijkheid. Paulus draagt Timotheus op om dat goede pand t.a.v. de openbaring van de verborgenheid van het Ene Lichaam, toe te vertrouwen aan getrouwe mensen, die ook zelf bekwaam zullen zijn om anderen te onderrichten, (2 Tim 1:9,12,14; 2:1-2). De gevangenisbrieven van de apostel Paulus - Efeze, Filippenzen, Colossenzen, Filemon en 2 Timotheus; stellen gezamenlijk het kader vast en openbaren alle facetten van deze gemeente der verborgenheid. Deze brieven zijn tot ons geschreven en gaan over ons. Dit wil overigens niet zeggen dat de overige Schrift nutteloos zou zijn. 16 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, 17 opdat de mens volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust. (2 Tim 3). De hele Schrift is voor ons en is voor ons onontbeerlijk op de weg des geloofs. Elke bedeling heeft zijn eigen specifieke roeping, verkiezing, zegen, belofte, erfdeel, hoop, enz. Maar alle roepingen, alle gemeenten, alle bedelingen vinden hun fundament in het verlossingswerk van Christus. Hij is Verlosser van allen en Hij gaf Zijn bloed voor allen. En ieder gelovige van elke bedeling gaat heel persoonlijk samen met de Here Jezus de weg des geloofs. Heel de Bijbel is één groot getuigenisboek van hen, die ons op de weg des geloofs zijn voorgegaan. Door heel de Schrift krijgen wij één grote aanschouwelijke les in genade, hoe de Here de gelovige voorwaarts helpt met veel vallen en opstaan. Hoe God alles in het werk stelt in ons leven opdat wij onze roeping gaan verstaan, deze vastmaken en daaraan gaan beantwoorden. De Schrift laat zien dat God aan ons en in ons werkt, ja ons opvoedt en toont ons dat wij ons aan de Here moeten overgeven. Daarom kunnen wij veel leren van het leven van Mozes, van Noach, van David, enz. en van het grote voorbeeld in de Schrift: "Het volk van Israël". De bewering, dat wij de Bijbel in stukken zouden scheuren en bijna geheel zouden wegwerpen, is een valse voorstelling van zaken. Wij onderkennen dat God in Zijn eeuwig voornemen verschillende groepen verlosten roept, waardoor niet Heel de Schrift over ons gaat. Maar wij belijden zonder meer dat Heel de Schrift wel voor ons is en dat niets er uit gemist kan worden. Terug | Inhoudsopgave | Heen © Copyright
|