De Leer der Bedelingen
................ Vrijgegeven gedeelte van de brochure 2. De Leer der Bedelingen
2.1 Eindigt onze bedeling spectaculair?
Menig evangelisch christen zal direct antwoorden, dat deze tegenwoordige bedeling wordt afgesloten met de opname van de gemeente in de lucht volgens 1 Thess. 4:13-18. Deze opname is een gebeurtenis die volgens hem plaats heeft aan het begin van de 70ste week van Daniel 9, anders gezegd; uiterlijk zeven jaar voordat Christus wederkomt, wordt de gemeente volgens hem van deze aarde weggenomen. Deze zienswijze is gebaseerd op zijn interpretatie van 1 Thess. 4:13-18 en Dan. 9:24-27 en op zijn idee van wat een bedeling is.
Onze serie brochures over het onderwerp ‘Onze Hoop’ begonnen wij met de vraag: ‘Verwachten wij een opname?’ (LW nr. 7). Wij zagen dat het tegemoet gaan van de Here in de lucht bij Zijn komst, niet de hoop is van de gemeente der verborgenheid, maar de hoop was van de gemeenten van de Handelingen. Wij zagen dat deze hoop direct verbonden was met de toen nabije (weder)komst van Christus en dat hij niet plaats kan hebben voordat de zoon des verderfs zich openbaart en zich in de tempel Gods zet, om zich te tonen als een god, (2 Thess. 2:1-4).
Nadat wij zagen dat deze hoop, die plaats zou vinden bij Christus (weder)komst, voorbijgegaan was en nu in deze tijd niet meer geldig is, ontdekten wij (in de brochures, L.W. nrs. 8, 9 en 10) de heerlijke hoop van de gemeente van het Ene Lichaam. Het is een hoop, die de hoop van de gemeente der eerstgeborenen uit de Handelingenperiode verreweg overstijgt. Deze zaliger hoop houdt voor ons in: ‘De individuele uitopstanding uit de doden aan het einde van onze aardse loopbaan; het heengaan tot Christus, wat het verreweg het beste is; in een geestelijk verheerlijkt lichaam gelijk aan het Zijne; en het uiteindelijk verschijnen met Hem in heerlijkheid’.
Wij ontdekten dat de hoop op een opname niet de hoop is van de gemeente van het Ene Lichaam en dat deze huidige bedeling der verborgenheid niet met deze gebeurtenis wordt afgesloten. ‘Maar hoe dan wel?’, zult u vragen. Voor wij echter deze vraag zullen trachten te beantwoorden, is het goed eerst stil te staan bij de vraag, waarom zoveel traditionele dispensationalisten, zoals Scofield, Chafer, Darby, enz, menen, dat de huidige bedeling wordt afgesloten met een opname vlak voor de 70ste week van Daniel.
2.2 De verwarring van aionen met bedelingen
Dit komt omdat veranderingen in bedelingen volgens traditionele dispensationalisten, zoals Scofield, Chafer, Darby, Gray, enz, gepaard gaan met spectaculaire oordelen en wereldwijde catastrofes. Traditionele dispensationalisten gaan daarom altijd op zoek in de Bijbel naar grote gebeurtenissen en oordelen om het einde van een bedeling te kunnen markeren.
Als wij echter menen dat bedelingen eindigen met catastrofes, dan hebben wij een verkeerd begrip van wat een bedeling is. Dan verwarren wij namelijk aionen met bedelingen. Dan vinden wij in de Schrift niet het einde en het begin van bedelingen, maar het begin en het einde van aionen.
Aangezien dit een belangrijk punt is, zullen wij wat nader bij het onderscheid tussen bedelingen en aionen stilstaan, omdat een verkeerd begrip van deze zaken bij Scofield, Chafer, Darby, enz, heeft geleid tot verkeerde conclusies.
2.3 Wat zijn aionen?
De aionen zijn de verschillende fasen van Gods Plan der Eeuwen (Ef. 3:11 ‘het voornemen der aionen'). Een aioon wordt in onze Bijbel vaak vertaald door eeuwigheid of door eeuwig, alsof een aioon altoosdurend is. Maar een aioon kent zelf het begrip eeuwigheid of tijd niet. Een aioon is een fase in Gods plan met deze wereld. Dit plan van God, dit voornemen der aionen, (ten onrechte in Ef. 3:11 vertaald met ‘het eeuwig voornemen'), mondt uiteindelijk uit in de verheerlijking van Zijn Naam en de volmaaktheid in Zijn schepping. Een aioon is een fase, een ontwikkelingsfase van deze wereld in Gods plan. Nog concreter uitgedrukt: een aioon is hetgeen wat zich ontwikkelt in die fase en hoe het zich ontwikkelt in die fase. Een aioon geeft aan het karakter, de kenmerken en het verloop van die fase. Aan het verloop van die betreffende fase zit een tijdskarakter verbonden, maar een fase zelf zegt op zich nog niets over de tijd; d.w.z. de begintijd, de eindtijd en de duur.
Als ik u bijvoorbeeld vertel dat iemand in de puberteitsfase zit, dan weet u nog niets over wanneer die ontwikkelingsfase in zijn of haar leven is begonnen en op welke datum die fase zal eindigen. Die begin- en eindtijd is zelfs bij ieder kind verschillend. Het enige wat ik u verteld heb, is dat hij of zij zich in een bepaalde ontwikkelingsfase bevindt van zijn of haar leven. Deze fase heeft een bepaald karakter, een bepaald optreden. Het kenmerkt zich door een bepaalde manier van denken en handelen. Dat is waar het bij een aioon omgaat. Een aioon is een voortschrijdende ontwikkelingsfase. En die ontwikkelingsgang betreft deze wereld; de kosmos: de hemelen en de aarde. Als ons iets in de Schrift wordt medegedeeld over een aioon, dan wordt ons iets verteld over de toestand en het karakter van de kosmos in een bepaalde ontwikkelingsfase van deze wereld.
En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene. (Rom. 12:2)
Rom. 12:2 zegt dat wij deze wereld (grondtekst deze aioon) niet gelijkvormig moeten worden. Demas bijvoorbeeld kreeg deze tegenwoordige wereld (grondtekst deze tegenwoordige aioon) lief.
Want Demas heeft mij uit liefde voor de tegenwoordige wereld verlaten. Hij is naar Thessalonica vertrokken, Crescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië. (2 Tim. 4:10)
Dit wil zeggen, hij kreeg de manier van leven en denken van de tegenwoordige boze aioon (Gal. 1:4) lief. Hij hervormde zich niet door de vernieuwing van zijn denken. In plaats van dat hij ging bedenken, de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods, ging hij bedenken de dingen die op de aarde zijn, (Col. 3:1-3).
Natuurlijk schrijden de aionen (de verschillende ontwikkelingsfasen van deze wereld) zich voort in de tijd. In die voortschrijdende gang zit het tijdskarakter van een aioon besloten. Een ontwikkelingsfase heeft daarom altijd een beginpunt en een eindpunt, die wij in de tijd kunnen vaststellen, omdat deze gepaard gaat met wereldomvattende gebeurtenissen die de gehele toestand van de kosmos veranderen. De kosmos komt dan in zijn volgende ontwikkelingsfase terecht. Als traditionele dispensationalisten in de Bijbel op zoek gaan naar grote wereldomvattende catastrofes en oordelen betreffende de hemelen en de aarde, dan vinden zij geen overgangen van bedelingen, maar overgangen van aionen.
De Schrift kent 5 aionen, 5 ontwikkelingsfasen van de wereld, (de kosmos), de hemelen en de aarde.
1. De eerste aioon
De eerste aioon is de fase tussen Gen. 1:1 en 1:2, de toenmalige wereld van 2 Petr. 3:6. Deze aioon liep van het begin tot het woest en ledig worden van de aarde. Hoelang deze wereld heeft bestaan, hoelang deze aioon zich heeft uitgestrekt, valt niet te zeggen. Het is de fase, waarin de overdekkende Cherub (Ez. 28) het aardrijk regeerde. Het is de oertijd, waarin de voorwereldlijke dieren voorkomen, waarvan wij nog steeds de overblijfselen in de aarde vinden. Deze aioon werd afgesloten met een verschrikkelijk oordeel c.q. catastrofe, die wij beschreven vinden in Gen. 1:2.
2. De tweede aioon
De tweede aioon begon met de zes dagen durende herschepping van Gen. 1:3-31, wat de kosmos een totaal ander uiterlijk gaf, want God maakte een uitspansel en scheidde zo de wateren die onder het uitspansel waren van de wateren die boven het uitspansel waren. God noemde het uitspansel hemel, (Gen. 1:6-8). Aan dat uitspansel des hemels maakte God de zon, de maan en de sterren, (Gen. 1:14-18). Dit uitspansel des hemels hangt als een gordijn tussen de hemel der hemelen en de aarde. Op deze aarde schiep God de mens Adam. Deze aioon loopt tot de zondvloed, wat een herhaling in het klein was van het oordeel en de catastrofe van Gen. 1:2. De wateren die boven het uitspansel waren, stroomde op aarde, toen de sluizen des hemels werden geopend. Hiernaast braken de kolken der grote waterdiepte open, (Gen. 7:11). De aioon duurde 1656 jaar. Het is de enige aioon, waarvan wij de duur kunnen berekenen. Het is de oude wereld, de wereld van de voortijd van 2 Petr. 2:5.
3. De derde aioon
De derde aioon begint na de zondvloed met het Noachitisch verbond. Deze wereld zag er geheel anders uit dan de wereld van de tweede aioon. Eerst was er damp geweest die de aarde bevochtigde (Gen. 2:5-6). Regen kende men niet in de wereld van de 2de aioon, maar nu was er een dampkring, die wij kennen met zijn regenboog en afwisselende tijden van zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, (Gen. 8:22). In deze tegenwoordige aioon, (deze tegenwoordige boze aioon, zegt Paulus, Gal. 1:4) leven wij nog. Hij loopt vanaf de zondvloed tot de (weder)komst van Christus, (Luk. 20:34-35). Vooraf aan deze komst des Heren vindt de voleinding van de tegenwoordige aioon plaats, (de sunteleia van de aioon), vaak vertaald met de voleinding der wereld. Deze voleinding der aioon is de laatste periode die aan Christus (weder)komst vooraf zal gaan. Christus noemt het de oogst, (Matth. 13:39). De derde aioon (evenals elke aioon) zal voleindigd worden en zo zijn einde, zijn eindpunt (zijn telos) bereiken (Matth. 24:14). Het is de tegenwoordige boze aioon (Gal. 1:4), waarin de boze tot ontwikkeling komt naast het Heil Gods. Het kwade komt in deze aioon tot zijn hoogtepunt, zodat het als een rijpe vrucht geplukt kan worden en kan worden weggedaan. De kinderen van de boze en al wat tot zonde verleidt en zij die de ongerechtigheid bedrijven, zullen worden geoordeeld, ja, als onkruid worden verzameld en verbrand bij de wederkomst van Christus, (Matth. 13:36-42). Hiernaast zien wij de kinderen van het koninkrijk en de rechtvaardigen binnengaan in het koninkrijk huns Vaders, waar zij stralen als de zon.
4. De vierde aioon
De vierde aioon, de toekomende aioon (Ef. 1:21; Matth. 12:32; Marc. 10:30) vangt aan bij de (weder)komst van Christus. Deze wereld van de toekomende aioon geeft een heel ander aanblik, want met de komst des Heren worden de krachten der hemelen bewogen, de zon zal verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven (Matth. 24:29). Het uitspansel zal als een boekrol worden opgerold (Openb. 6:12-17; 2 Petr. 3:7) en met gedruis voorbijgaan, zoals men een gordijn opentrekt. De wereld van deze aioon heeft een totaal ander karakter dan de onze. Mensen worden opnieuw veel ouder, dan wij in onze dagen gewend zijn. Wat dit betreft zien wij voor een deel de toestand terugkomen, zoals die was in de tweede aioon. In de natuur zal de leeuw en het lam bij elkaar kunnen verkeren. Deze aioon is de dag des Heren. Het is de aioon van de wedergeboorte. De hemel, de aarde en de natuur worden als herboren. De wedergeboorte is geen vernietiging, maar een geboorte van een door oordelen gelouterde nieuwe wereld. De volkeren ondergaan, voor zover zij niet tot de bokken gerekend worden (Matth. 25:31-33), een geestelijke verandering en komen zo in deze aioon van het Koninkrijk Gods. Dit is een geboorteproces dat met weeën gepaard zal gaan. Deze weeën worden ons geschilderd in het Bijbelboek ‘De Openbaring'. Dit geboorteproces gaat vooraf aan de (weder)komst van Christus. De vierde aioon eindigt met het oordeel voor de grote witte troon nadat aan het einde Satan losgelaten wordt en hij de volkeren verleid om tegen Jeruzalem op te trekken, (Openb. 20:7-15), waardoor de geveinsden aan het licht komen. Deze aioon eindigt met de overgave van het koninkrijk aan God de Vader, (1 Cor. 15:24-28), opdat God zij alles in allen.
5. De vijfde aioon
De vijfde aioon vangt aan met de schepping van de nieuwe hemel en aarde, als de wedergeboorte overgaat in een nieuwe schepping. En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, (Openb. 21:1). De tempel wordt dan vervangen door de tabernakel Gods. God woont dan bij de mensen. Het nieuwe Jeruzalem daalt dan neer. Wij vinden in deze aioon geen zee meer, geen zonde en geen dood, (Openb. 21:1, 4, 27; 22:3), waarschijnlijk ook geen zon en maan (Openb. 21:22), want het Lam zelf is haar licht. Deze aioon voert de schepping van de wedergeboorte (de vierde aioon) verder naar uiteindelijk de volwassenheid des geloofs in de aionen die volgen.
In de Schrift kunnen wij dus vijf aionen, (vijf ontwikkelingsfasen) met hun bijbehorende kosmossen, (werelden) onderscheiden. En als wij nu in Gods Woord op zoek gaan naar grote wereldomvattende gebeurtenissen en oordelen betreffende de hemelen en de aarde, dan vinden wij niet de overgangen van de bedelingen, maar de overgangen van de aionen. Bedelingen zijn heel iets anders.
2.4 Wat zijn bedelingen?
Traditionele dispensationalisten zijn uitgegaan van een verkeerde definitie van wat een bedeling is. Het is met name Scofield geweest, die een verkeerde interpretatie van het woord oikonomia heeft gegeven, door een bedeling op te vatten als een tijdsperiode. In de Scofield Reference Bible op pagina 5 definieert Scofield een dispensatie, (een bedeling) als volgt:
"A dispensation is a period of time during which man is tested in respect of obedience to some specific revelation of the will of God. Seven such dispensations are distinguished in Scripture".
"Een bedeling is een tijdsperiode gedurende de mens wordt beproefd ten aanzien van zijn gehoorzaamheid ten opzichte van een specifieke openbaring van de wil van God. Zeven van zulke bedelingen zijn in de Schrift te onderscheiden".
Deze definitie van een bedeling door Scofield, alsof een bedeling een tijdsperiode zou betreffen, is diep doorgedrongen in de evangelische prediking van de twintigste eeuw. Hierdoor hebben veel christenen een verkeerd begrip gekregen van wat een bedeling is. Merill C. Tenney zegt terecht in de ‘Zondervan Pictorial Bible Dictionary', blz 222, t.a.v. Scofield's definitie van het woord ‘bedeling', dat in deze betekenis, de term in de Schrift niet voorkomt. Het Griekse woord voor ‘bedeling' of ‘dispensatie' is oikonomia en het verschijnt 7 maal in het Nieuwe Testament.
1 Hij zeide ook tot zijn discipelen: Er was een rijk man, die een rentmeester (oikonomos) had. Van deze werd hem aangebracht, dat hij zijn bezit verkwistte. 2 En hij liet hem roepen en zeide tot hem: Wat hoor ik daar van u? Doe verantwoording van uw beheer (oikonomia), want gij kunt niet langer rentmeester (oikonomos) blijven. 3 De rentmeester (oikonomos) zeide bij zichzelf: Wat moet ik doen? Want mijn heer ontneemt mij mijn rentmeesterschap (oikonomia). Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij. 4 Ik weet, wat ik doen zal, opdat zij mij, wanneer ik uit mijn rentmeesterschap (oikonomia) ontzet ben, in huis zullen nemen. (Luk. 16:1-4)
Want doe ik dit gewillig, dan heb ik aanspraak op loon; maar doe ik het niet uit eigen beweging, de taak (oikonomia) blijft mij toch opgedragen. (1 Corinthiërs 9:17)
om, ter voorbereiding (oikonomia) van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder een hoofd, dat is Christus, samen te vatten, (Ef. 1:10) (Om in de bedeling van de volheid der tijden - SV)
Gij hebt immers gehoord van de bediening (oikonomia) door Gods genade mij met het oog op u gegeven: (Ef. 3:2)
Haar dienaar ben ik geworden krachtens de bediening (oikonomia), die mij door God is toevertrouwd, om onder u het woord van God tot zijn volle recht te doen komen, (Col. 1:25)
Wij zien hier de verschillende wijzen, waarop oikonomia is vertaald: beheer, rentmeesterschap, taak, voorbereiding, bedeling, bediening. De kritiek die meestal geuit wordt t.a.v. de definitie van Scofield is dat de definitie van Scofield niet de ware betekenis van het woord oikonomia weergeeft, omdat niets wordt gezegd over: ‘bediening, taak, beheer of management'. Het benadrukt daarentegen juist een tijdsperiode, iets wat in het Grieks lijkt te ontbreken. Andere dispensationalisten hebben getracht dit te corrigeren in hun definitie van het woord ‘bedeling'. Laten wij eens luisteren naar bijvoorbeeld W. Graham Scroggie en H.A. Ironside:
Het woord oikonomia draagt maar één betekenis, en het betekent ‘een bestuur' op enig gegeven tijd, of het nu een huis, of een bezit, of een staat, of een natie, of zoals in de onderhavige studie het bestuur van het menselijk ras of een gedeelte ervan, betreft. Net zoals een ouder zijn huishouding bestuurt op verschillende wijzen uitgaande van variërende noden, steeds gericht op een goede uitkomst, zo heeft God op verschillende tijden en op verschillende wijzen gehandeld met de mens naar gelang de noodzaak er toe was, maar aldoor sturend op een groot resultaat. (W. Graham Scroggie, Ruling Lines of Progressive Revelation)
Een economie is een geordende toestand van dingen... Er zijn verscheidene economieën, die door het Woord van God lopen. Een dispensatie, een economie, dan, is één bijzondere orde of toestand van dingen heersend in één speciale eeuw, die niet noodzakelijkerwijs heerst in een andere. (H.A. Ironside, In The Heavenlies)
Het lukt Scroggie om in zijn definitie van het woord ‘bedeling' (oikonomia) het tijdaspect niet aan te roeren. Hij laat het noemen van ‘tijd' geheel achterwege in zijn definitie. Ironside begint er mee om een dispensatie te definiëren als een economie, maar eindigt met het verbinden van een dispensatie aan ‘een speciale eeuw'. Hij voert hiermee een discutabel punt ten tonele, want wat de één als ‘een speciale eeuw' beschouwt, is voor de ander helemaal geen speciale eeuw. Zo'n definitie opent de weg voor meningsverschillen. Dat doet ook de volgende definitie van Charles C. Ryrie.
Een dispensatie is een te onderscheiden economie in de uitwerking van Gods voornemen. (Charles C, Ryrie, Dispensationalisme Today)
Dit werpt ook meningsverschillen op, want wat de één vindt, dat onderscheiden kan worden, vindt de ander weer van niet. Op het punt van wat nu exact een bedeling is, komen wij zo direct terug. Eerst besteden wij aandacht, waartoe deze verschillende definities van het woord ‘bedeling' in het dispensationalisme (d.w.z. de leer der bedelingen) in de praktijk hebben geleid.
2.5 Meningsverschillen onder dispensationalisten
C.I. Scofield (1843-1921) vermeldt bij zijn definitie van een bedeling, dat er zeven van zulke bedelingen in de Schrift zijn te onderscheiden. John Nelson Darby (1800-1882) stelt dat er ook zeven zijn, maar zij zijn het onderling niet eens, waar die zeven uit bestaan. Waar Darby één dispensatie heeft van de schepping tot Noach, heeft Scofield er twee. Echter waar Scofield de dispensatie der genade heeft, heeft Darby er twee. Dit toont ons één van de problemen van het traditionele dispensationalisme.
Een ander probleem vormt Darby's vierde dispensatie, die hij in drie subdispensaties splitst. De situatie is echter nog meer divers. James Gray (1851-1935) kwam met acht dispensaties. Gray was het noch met Darby noch met Scofield eens, over hoeveel dispensaties er zijn en welke bijbelgedeelten er betrekking op hebben.
Darby |
Scofield |
Gray |
1. Paradijselijke staat
(tot de zondvloed) |
1. Onschuld |
1. Eden |
|
2. Geweten |
2. Antediluviaans |
2. Noach |
3. Menselijke heerschappij |
3. Patriarchaal |
3. Abraham |
4. Belofte |
|
4. Israël
onder de wet
onder het priesterschap
onder de koningen
|
5. Wet |
4. Mozaïsch |
5. Heidenen |
6. Genade |
5. Kerk |
6. Geest |
|
|
7. Millennium |
7. Koninkrijk |
6. Millennium |
|
|
7. Volheid der tijden |
|
|
8. Eeuwigheid |
Hoeveel dispensaties, of hoeveel bedelingen zijn er nu eigenlijk? De oude kerkvaders zagen er vier. Na de reformatie vonden sommigen, dat er zeven waren, het populairste aantal, maar anderen vonden dat er acht waren en anderen suggereerden dat er zes waren. Verder is er ook geen overeenstemming, wat die zeven (acht of zes) exact zijn. Dit kan heel verwarrend zijn en het geeft weer, hoe ontoereikend de definities van een bedeling zijn. Charles H. Welch schrijft:
Hoeveel 'dispensaties' worden er in de Schrift aangeduid? Dit is een vraag die gemakkelijker is gesteld, dan beantwoordt.... Wanneer wij verwijzen naar de verschillende 'dispensaties', dan verwijzen wij naar die onderverdelingen van de eeuwen, waarin de geopenbaarde wil van God, onderscheiden verplichtingen bevat, en deze bekend is gemaakt en in werking is gesteld. (Charles H. Welch, An Alphabetical Analysis, Volume 1, blz 208)
Hier worden wij geconfronteerd met het dilemma: 'Hoeveel dispensaties zijn er?' Welch geeft ons een lijst van dispensaties, die hij noemt: 'In het oog lopende dispensaties'. Maar voor hij de lijst presenteert, stelt hij:
De volgende onderverdeling van het voornemen der eeuwen claimt niet volmaakt of compleet te zijn, maar geen werkelijk onderscheid in bestuur is genegeerd, ofschoon sommigen samengevoegd mogen zijn (zoals bijvoorbeeld de speciale bediening van Johannes de Doper, de periode onder Saul voor de troonsbestijging van David, en anderen, die de lijst al te veel zouden doen groeien.)
In het oog lopende Dispensaties
(NB. Sommigen mogen overlappen, en meer dan één kan in dezelfde tijd tezamen lopen.)
- Onschuld. Adam ongevallen. Het paradijs genoten.
- Adam tot Noach. De val tot de vloed.
- Noach tot Babel. NB. - sommige onderdelen van Gen 9 blijven onveranderd.
- Babel tot Abraham. De natiën en de natie.
- Abraham tot Egypte. De exodus markeert een kritieke verandering.
- Exodus tot Sinaï. Het verbond 430 jaar na de belofte.
- Sinaï tot Jericho. De 40 jaren van omzwerving.
- Jericho tot Saul. Het land binnengegaan.
- David tot Christus. Hier zijn er onderverdelingen, die wij niet hebben genoteerd.
- De aardse bediening van Christus, Zijn geboorte, leven, dood, opstanding, hemelvaart.
- Pinksteren tot Petrus in de gevangenis, Hand. 2-11.
- Paulus eerste bediening. De heidenen, een wilde olijf tegenover de natuurlijke.
- Paulus gevangenis' bediening. De dispensatie van de genade van God en de dispensatie van de verborgenheid.
- De hervatting van Pinksteren. De zeven kerken van Openb. 2 en 3.
- De dag des Heren. De openbaring.
- Het 1000-jarig koninkrijk en Openb. 20.
- De periode tussen het einde van het Millennium en de grote witte troon.
- Het einde. Het doel bereikt. God alles in allen.
Zoals hierboven al vermeldt, beweert Welch niet dat de bovenstaande opsomming 'volmaakt' of 'compleet' is. Nadat hij de lijst heeft gegeven, schrijft hij:
Iedereen is de vrijheid gegeven om verdere onderverdelingen toe te voegen als de studie van het Woord zulke dispensaties, besturen, of bedieningen duidelijk maken.
Wij zien, dat Welch hier getracht heeft te verklaren, wat dispensaties c.q. bedelingen zijn, hoewel hij geen formele definitie van het woord geeft. Hij omschrijft hier liever het Griekse woord oikonomia in de zin van:
Het Griekse oikonomia is opgebouwd uit het woord oikos 'huis' en nemo 'besturen', 'uitdelen', 'distribueren'. Het woord oikonomia wordt door Plato gebruikt voor het beheer van een huishouding (Charles H. Welch, An Alphabetical Analysis, Volume 1, blz 207)
Wij zien dat veel traditionele dispensationalisten behoorlijk hebben geworsteld met het verklaren van wat een dispensatie is; hoeveel er zijn; en welke er voorkomen in de Schrift. Sommigen hebben zorgvuldig in hun definitie getracht te vermijden om op enigerlei wijze te refereren aan een tijdsperiode, als reactie op de definitie van Scofield, en ook omdat het griekse woord dit zelf niet in zich draagt. Zij hebben getracht dit te doen door te spreken in termen als, 'Het is een economie', 'Het is het beheer van een huishouding Gods', 'Het is een bestuur', en op zich hebben ze daar gelijk in. Toch zijn hun definities zo wijd interpreteerbaar, dat de één met zes, zeven, acht en de ander zelfs met achttien verschillende bedelingen komt, ja zelfs zoveel, als je er maar zelf wilt. Maar zelfs onder de dispensationalisten die met het zelfde aantal bedelingen komen, bijvoorbeeld zeven, is er verschil van mening over het punt, waaruit dan die zeven bestaan.
2.6 Wat ziet men over het hoofd?
Het lijkt wel of men iets belangrijks voortdurend over het hoofd ziet. Om dit te ontdekken, is het nodig om nog één definitie van een bedeling met elkaar te onderzoeken, nl. die van E.W. Bullinger.
Het Griekse woord vertaald met dispensatie is oikonomia en verwijst naar een handeling van bestuur. Door middel van het beeld van een 'Metonymy' wordt de handeling van bestuur overgebracht op de tijd gedurende dit bestuur wordt uitgeoefend. (E.W. Bullinger, How to enjoy the Bible)
Dit helpt ons al een stuk in de goede richting, want het suggereert, dat er iemand is, die een handeling van bestuur uitoefent. Laten wij als voorbeeld maar nemen, dat iemand een auto bestuurt. Het bestuur (de oikonomia) de besturing van die auto gaat net zolang door, zolang de bestuurder achter het stuur zit en die auto bestuurt. Aan die besturing komt een einde, zodra de bestuurder de auto aan de kant zet en uitstapt. In dit verband is het goed nog eens scherper naar Luk. 16 te kijken.
1 Hij zeide ook tot zijn discipelen: Er was een rijk man, die een rentmeester (oikonomos) had. Van deze werd hem aangebracht, dat hij zijn bezit verkwistte. 2 En hij liet hem roepen en zeide tot hem: Wat hoor ik daar van u? Doe verantwoording van uw beheer (oikonomia), want gij kunt niet langer rentmeester (oikonomos) blijven. 3 De rentmeester (oikonomos) zeide bij zichzelf: Wat moet ik doen? Want mijn heer ontneemt mij mijn rentmeesterschap (oikonomia). Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij. 4 Ik weet, wat ik doen zal, opdat zij mij, wanneer ik uit mijn rentmeesterschap (oikonomia) ontzet ben, in huis zullen nemen. (Luk. 16)
In Luk 16:1-4, (de eerste keer dat oikonomia voorkomt in de bijbel!), zien wij dat het woord voor dispensatie (bedeling) verbonden is met het woord oikonomos. Hier in Luk 16 vinden wij een oikonomos, (een rentmeester, een beheerder), die kans loopt van zijn oikonomia, (zijn rentmeesterschap, zijn beheer), ontslagen te worden wegens wanbeheer. Dit voorbeeld geeft aan dat aan een oikonomia altijd een oikonomos is verbonden. M.a.w. voor een oikonomia heb je dus een oikonomos nodig, oftewel voor een bestuur een bestuurder; voor een beheer een beheerder; voor een bedeling een uitdeler; voor een rentmeesterschap een rentmeester; voor een bediening een dienaar; voor een management een manager. Dit zijn allemaal correcte vertalingen van de woorden oikonomia en oikonomos.
Dit belangrijke aspect, dat elke oikonomia een oikonomos heeft, hebben de traditionele dispensationalisten voor een groot deel uit het oog verloren. Door de jaren heen hebben dispensationalisten zich altijd in de eerste plaats druk gemaakt over de details van het bestuur, terwijl zij in de eerste plaats zich hadden moeten interesseren voor diegene die het bestuur uitoefent! Dispensationalisten hebben zich meer bezig gehouden met de regels van het beheer, dan te bezien wie het beheer uitoefent!
Een bedeling, een oikonomia, is geen tijdsperiode, maar is eenvoudig een bediening van een dienaar van God, een rentmeesterschap van een door God aangewezen rentmeester. En wil men een bedeling ontdekken in de Schrift, dan zal men in de eerste plaats op zoek moeten gaan naar ienmand, die van God is aangewezen om een bepaalde boodschap van God toe te bedelen. Zonder zo'n rentmeester vindt men geen rentmeesterschap. Zonder zo'n bestuurder vindt men geen bestuur. Zonder zo'n beheerder is er geen beheer. Zonder zo'n (toe)bedeler, uitdeler, is er geen bedeling, geen oikonomia.
2.7 De oikonomos
Scofield en anderen hebben zich hier dus behoorlijk vergist door een bedeling op te vatten als een tijdsperiode. Stel dat ik bijvoorbeeld manager zou zijn over een afdeling en ik zou u over mijn werk vertellen. Dan heb ik het niet over een tijdsperiode! Dan vertel ik u, hoe ik mijn medewerkers aanstuur en ik allerlei zaken regel, inricht met procedures en functies op een afdeling. Dat is management uitoefenen. Van hogerhand bekendmaken wat voor werk en op welke wijze het werk gedaan moet worden, zoals de directie van een bedrijf, het wil.
Voor een management heb je een manager nodig, voor een oikonomia een oikonomos. En als men dus in de Schrift op zoek wil gaan naar bedelingen, naar bedieningen, dan moet je op zoek gaan een dienaar, een oikonomos, die van Godswege is aangewezen en aangesteld om een bepaalde bediening, een oikonomia, uit te oefenen. Men moet niet op zoek gaan naar grote wereldomvattende gebeurtenissen en catastrofes om het begin en eind van een bedeling te vinden! Men moet in de Schrift op zoek gaan naar personen, die van Godswege optreden met een boodschap en die dientengevolge een bestuur uitoefenen.
Dit uitoefenen van een bestuur vindt plaats in de tijd en daar zit het tijdskarakter van een bedeling (een bediening) aan vast. Zo kunnen wij dus in de aionen diverse bedieningen onderscheiden. Soms lopen die bedieningen achter elkaar, maar vaak overlappen zij elkaar voor een deel. De ene bediening loopt langzamerhand op zijn eind en ebt steeds verder weg, terwijl de andere bediening start en steeds meer aan kracht wint. Soms zijn er zelfs meerdere bedieningen die naast elkaar lopen, omdat de ene bediening tot een hele andere groep mensen is gericht, dan de andere. Voor Scofield en traditionele dispensationalisten is het eenvoudigweg ondenkbaar en onmogelijk, dat bijvoorbeeld twee bedelingen naast elkaar zouden kunnen lopen als gevolg van hun verkeerde opvatting van een bedeling.
In hun dispensationalisme (leer der bedelingen) lopen alle bedelingen volgordelijk achter elkaar. Als bedelingen werkelijk tijdsperioden zouden zijn, dan kan dit ook niet anders, maar bedelingen zijn bedieningen van dienaren Gods. En meerdere bedieningen kunnen naast elkaar voor een zekere tijd voorkomen. In elk bedrijf ziet men dat er ook verschillende managers tegelijkertijd naast elkaar werkzaam zijn op verschillende afdelingen, die zij besturen. Het komt soms voor, dat een manager voor een korte tijd de opdracht krijgt om twee afdelingen aan te sturen, of dat een manager bij een reorganisatie van een afdeling zijn taak verliest en dat hij (of iemand anders) manager van een nieuw op te richten afdeling wordt. Al dit soort bestuur en bestuurswisselingen vinden wij in de Schrift net zo, als in het bedrijfsleven.
In de Handelingenperiode vinden wij bijvoorbeeld naast elkaar; de bediening van de 12 apostelen uitsluitend gericht tot de besnijdenis (de 12 stammen in de verstrooiing); en de bediening van de apostel Paulus tot de Heidenen, (Gal. 2:7-9). Deze afspraak in Gal. 2 betrof geen volkenkundige, maar een geografische verdeling van het werkterrein (zie L.W. nr. 3, blz 29). Want Paulus in tegenstelling met de twaalven oefent in de Handelingen niet één maar twee bedieningen naast elkaar uit, namelijk een bediening aan de kinderen Israëls en een bediening voor Heidenen en koningen, (Hand. 9:15). Deze twee bedieningen van Paulus in de Handelingen kunnen wij aanmerken als ‘de Bediening van het Nieuwe Verbond' en ‘de Bediening der Verzoening'. Paulus claimt in 2 Cor. 3:6, dat hij een bekwaam dienaar was van het Nieuwe Verbond, een bediening die volgens Hand. 26:22 uitsluitend gebaseerd was op de Profeten en Mozes. Naast ‘de bediening van het Nieuwe Verbond' richting de kinderen Israëls oefende Paulus een tweede bediening uit, nl. ‘de bediening van de Verzoening', (2 Cor. 5:18) om de wereld met God te verzoenen en zodoende Israël tot jaloersheid en naijver te verwekken (Rom. 11:11,14).
Aan het einde van de Handelingen ontdekken wij een reorganisatie in de Schrift. Paulus wordt van zijn twee oorspronkelijke bedieningen afgehaald en dat hij wordt bestuurder van een nieuwe bediening, namelijk die van de verborgenheid, waar nog nooit iemand van had gehoord, (Ef. 3:2, 7-9). Eenmaal zal deze bediening (deze bedeling) van Paulus t.a.v. de verborgenheid vervagen en zal de bediening (de bedeling) van iemand anders een aanvang nemen, maar daarover later meer.
Wij ontdekken dus dat in de tegenwoordige boze aioon (die vanaf de zondvloed loopt tot aan de wederkomst van Christus) er diverse bedieningen achter elkaar en soms ook naast elkaar lopen, zoals wij hierboven zagen. Buiten de genoemde bedieningen zijn er natuurlijk nog meer bedieningen (bedelingen) in de tegenwoordige aioon te onderscheiden, zoals bijvoorbeeld in het verleden de bediening van Mozes (die van het Oude Verbond) opgevolgd door de bediening van Johannes de Doper en Christus Jezus (t.a.v. het Koninkrijk der Hemelen en het Nieuwe Verbond).
2.8 Het onderscheid tussen aionen en bedelingen
Traditionele dispensationalisten hebben onvoldoende het verschil tussen aionen en bedelingen gezien, waardoor zij in de Bijbel altijd op zoek zijn gegaan naar grote gebeurtenissen, catastrofes en oordelen om het begin en het einde van een bedeling (wat voor hen een tijdsperiode is) te kunnen markeren. Zodoende heeft men niet het begin en het einde van bedelingen gevonden, maar het begin en het einde van aionen en is men teveel aionen met bedelingen gaan verwarren. Dit ziet men terug in de gegeven definities van het woord oikonomia.
2.8.a Bedelingen eindigen niet in een catastrofe
Dit catastrofe-model, dat elke bedeling maar in een catastrofe eindigt, en dat de mens steeds maar weer ongehoorzaam is aan Gods opdracht en geoordeeld moet worden, is echter helemaal niet van toepassing op een bedeling. Het is ook wel een hele negatieve benadering van Gods plannen, want ze impliceert, dat van Gods voornemen in elke bediening voortdurend niets terecht komt en dat elk plan na misschien een goed begin, uiteindelijk faalt. Dit is een behoorlijke negatieve benadering van Gods verlossingsplan, die wij bij Darby, Scofield, enz, voortdurend terugvinden in hun bedelingenleer. Als er een nieuwe dienaar Gods optreedt, die een nieuwe bediening bekendmaakt, dan wil dat niet zeggen, dat de vorige bediening mislukt is! Dat wil niet zeggen, dat de vorige bediening op niets is uitgelopen en dat God het maar weer overnieuw gaat proberen! Nee, elke bedeling, elke bediening, levert exact datgene op wat God er mee op het oog had. En al die bedieningen, in Gods verlossingsplan, vormen één prachtig bouwplan van het heil. Elke bediening vanuit Gods oogpunt gezien, is een geslaagde bediening. Vanuit ons menselijk standpunt zijn wij te snel geneigd om te roepen, dat een bediening geen resultaat heeft gehad. Wij oordelen bijvoorbeeld zo snel over de bediening van de Handelingen der apostelen, dat wij gaan zeggen dat die bediening is mislukt, omdat Israël voor de tweede maal Zijn Messias verwierp. Maar vanuit Gods standpunt bezien, bracht de Handelingen exact datgene voort, wat God ermee op het oog had, namelijk het zaad van Abraham, (Gal. 3:7-9; 14, 26-29), de Gemeente der eerstgeborenen.
2.8.b Veranderingen van bedelingen vallen eerst niet op
Een ander punt van onderscheid tussen aionen en bedelingen is dat veranderingen in aionen gepaard gaan met kosmos-ingrijpende veranderingen, maar dat veranderingen in bedieningen in eerste instantie nauwelijks in het oog vallen. God maakt een verandering van een bediening bekend door een nieuwe dienaar, (bestuurder, beheerder) ten tonele te voeren en begint dit nieuwe bestuur/beheer door hem uit te werken. Terwijl de ene bediening vervaagt en de beheerder langzaam van het toneel verdwijnt, wint de andere bediening steeds meer aan kracht en treedt de nieuwe beheerder meer en meer op de voorgrond. Zo'n verandering van bedelingen (bedieningen) gaat geleidelijk en het enige dat opvalt, is dat een nieuwe oikonomos optreedt, die een ander evangelie (blijde boodschap) bekendmaakt dan de vorige oikonomos. Maar daar zit niets spectaculairs aan. In het begin valt het zelfs helemaal niet op. Het start heel in het klein en is in het begin geen wereldnieuws. Toen bijvoorbeeld Johannes de Doper begon op te treden en te prediken in de woestijn na 400 jaar stilzwijgen van Godswege, viel dat in eerste instantie helemaal niet op. Pas nadat er onder het volk van Israël een opwekking op gang kwam, begon men er vanuit Jeruzalem aandacht aan te schenken.
De toekomstige bedeling zal dus helemaal niet spectaculair van start gaan, evenals onze tegenwoordige bedeling van de verborgenheid helemaal niet spectaculair zal eindigen met een wereldschokkende gebeurtenis. Men stelt zich dit namelijk spectaculair voor bij de opname van 1 Thess. 4. Men denkt dat dit een chaos op aarde teweegbrengt. Vliegtuigen vliegen door zonder piloot. Auto's rijden plotseling zonder bestuurder. Kortom de opname heeft talloze ongelukken op aarde tot gevolg. Mensen zullen verschrikt hun familieleden en kennissen trachten te zoeken, maar ze zijn niet meer te vinden.
Buiten de vraag of deze voorstelling van zaken correct is, zoals in sommige evangelische films wordt uitgebeeld, waar regisseurs hun fantasie nogal de vrije loop hebben gelaten, past deze chaos veroorzakende opname-theorie voorafgaand aan de 70ste week van Daniel (inclusief met zijn grote verdrukking), natuurlijk prachtig bij de bedelingenleer van Scofield en Darby. Het beantwoordt helemaal aan hun idee van wat een bedeling is, namelijk: een tijdsperiode, die eindigt met een catastrofe, een oordeel van God.
2.9 Eindigt onze bedeling met een opname?
Als je aan traditionele dispensationalisten vraagt, hoe zij het einde van de huidige bedeling (bediening) zien, en wanneer zij Israël weer in het centrum van Gods aandachtsgebied zien komen, dan geven zij gewoonlijk als antwoord, dat dit plaats zal hebben, als de gemeente van deze bedeling wordt weggenomen van de aarde. Deze gebeurtenis vindt volgens hen plaats 7 jaar voor de wederkomst van Christus, waarna Israël ineens hersteld wordt van het ene op het volgende moment. Aan deze zienswijze, die is gebaseerd op hun interpretatie van 1 Thess. 4:13-17; Dan. 9:24-27 en op hun definitie van een bedeling, kleven er nogal wat bezwaren, zoals wij o.a. zagen in LW, nr. 7 'Verwachten wij een opname?'. Wij geven een aantal bezwaren
....................... enz.
Bent u geïnteresseerd geraakt?
Bestel de brochure
|
|