Hoofdstuk 4g | Inhoudsopgave | Hoofdstuk 5

Het Goddelijk Voornemen



4h. Israëls Herstel en de Dag des Heren

Enige tijd vóór de komst des Heren en het begin van het Koninkrijk op aarde, zal zich het vijfde rijk van Dan. 2:41-43 vormen. Men weet dat het in het grote beeld voorgesteld wordt door de voeten ten dele uit leem, ten dele uit ijzer. Het zal een verdeeld rijk zijn, samengesteld uit 10 machten, die ook voorgesteld worden door de 10 "hoornen" van het beest van Dan. 7:19-24. De opkomst van dit verdeelde rijk zal een teken zijn dat de tegenwoordige bedéling ten einde loopt, en dat de vervulling der profetieën weer begint. Israël, dat dan als volk terug zal zijn in het land, zal door God wederom als zijn bijzonder volk erkend worden. De Tempel zal dan ook herbouwd zijn. Dan begint de 70ste jaarweek van Dan. 9:27, die eindigt met de "dag des Heren", de "grote verschijningsdag" van Hand. 2:20.

Al de profeten hebben gesproken over een verschrikkelijke, doch korte, periode, die aan die dag vooraf gaat, en die een tijd van oordeel is voor Israël en de volken. De volgende lijst geeft de voornaamste teksten aan waar de uitdrukking "dag des Heren" gebruikt is.

Juda Israël Babel Volken De wereld
Jes. 2:12 Ezech. 13:5 Jes. 13:6-9 Obad. 15 1 Thes. 5:2
Joël 1:15; Am. 5:18,20     2 Thes. 2:2
Joël 2:1,11; 3:14 Mal. 4:5     Op. 1:10
Zef. 1:7, 14        

In Jer. 46:10 en Ez. 30:3 staat niet de term "dag des Heren" maar, een "dag voor de Here".
Jes. 2:12 en 17 vat een en ander samen:
"Want de dag des Heren der heirscharen zal zijn tegen allen hovaardige en hoge, en tegen allen verhevene, opdat hij vernederd worde".

"En de hoogheid des mensen zal gebogen, en de hoogheid der mannen zal vernederd worden; en de Here alleen zal in die dag verheven zijn".

We nodigen de lezer uit al die Schriftdelen te lezen, en zodoende te zien dat Mat. 24 en het boek der Openbaring over diezelfde periode spreken. Men zal zich in die dag verbergen voor het verschrikkelijke en het heerlijke van Gods majesteit; die dag zal een verwoesting zijn; de Almachtige zal de bewuste en rebellerende zondaar uitroeien; de wereld zal gestraft worden voor haar boosaardigheid, de goddelozen voor hun ongerechtigheid; de hoogmoed der stouten zal ophouden; de hovaardij van de verheven dictators zal vernederd worden. Babylon, eerst weer herbouwd, zal geheel vernietigd worden. De tijden der volken zullen tot hun einde komen. Die dag zal er een zijn van duisternis, van angst, van verwoesting en strijd. Eerst zullen de volken Jeruzalem aanvallen en innemen, doch dan verschijnt de Here met zijn heiligen op de Olijfberg, die in tweeën gespleten wordt.

Mat. 24 beschrijft de inleiding van die dag. Vers 15 verwijst naar de profetie van Daniël. Vers 16 handelt over Judea en toont dat Israël het land weer bewoont. De sabbat wordt gevierd (v. 20). Onmiddellijk na de grote verdrukking komt de Zoon des mensen met kracht en grote heerlijkheid. Al die gebeurtenissen geschieden in enkele jaren, het dan levende geslacht zal niet voorbijgaan totdat al deze dingen geschied zijn (342). Joh. 16:23 spreekt ook over die dag. De "vrouw" (v. 21, d.i. Israël) zal in benauwdheid zijn (343).

Bijna het gehele boek der Openbaring spreekt over die dag en de korte periode die er aan voorafgaat (344). Men zoeke in dit boek niet het verleden of het heden, maar wel de toekomst, alles vergelijkende met de inhoud der profetie. Dan zal veel duidelijk worden, dat anders nagenoeg onbegrijpelijk is. Bijna alles betreft Israël; als het weer in het land en Gods volk is (345).

We lezen over de werkzaamheid der geestelijke wereld en vinden er alle tekenen die de komst van het Koninkrijk aankondigen. De Tempel is dan herbouwd (346). De valse profeten en leraars krioelen (347), en niet alleen zijn er anti-christussen (348), doch ten slotte ook de Anti-Christus (349). Dan zal zich herhalen wat in de tijd van Noach gebeurde (350), inbegrepen een actieve tussenkomst van boze geesten. Het zal de laatste poging van satan zijn om het Zaad der vrouw te overwinnen, en hij zal hopen zijn troon op te richten waar de Here eenmaal de zijne zal hebben (351).

In de grote verdrukking zal Israël zich bekeren, zich tot God wenden en zeggen: "Gezegend is Hij, die komt in de naam des Heren" (352). Het is de voorwaarde die moet vervuld worden opdat Christus moge komen en dat volk verlossen.

De profetieën van Daniël worden in die tijd ook vervuld. De grote stad Babylon wordt in een uur volledig verwoest (353). Na de eindstrijd van Armageddon, worden Beest en Valse Profeet in de poel des vuurs geworpen (354)en satan gebonden en in de afgrond geworpen (355).

De zonen Gods (Joden en heidenen) van die tijd, zien al deze dingen en weten dat de komst van Christus en van het Koninkrijk nabij zijn (356). Ze verwachten dan elke dag veranderd en opgenomen te worden, de Here tegemoet in de lucht (357) als Hij met zijn heilige engelen zal komen (358) en met sommigen die met Hem geopenbaard zullen worden in heerlijkheid (359).

Michaël, de Archangel, die voor de kinderen Israëls staat (360), is dan aanwezig (361) om ze te helpen bevrijden. De bazuin zal slaan (362); sommigen staan op uit de doden, sommige levenden worden veranderd, en samen worden ze opgenomen in de wolken, de Here tegemoet (363). Kort daarna komt Hij dan op aarde (364).

De koninkrijken der wereld komen dan in het bezit van de Here (365) en Hij zal Koning over de ganse aarde zijn (366). Zo eindigt de "tegenwoordige boze aioon" (367). Israël zal door de verdrukking tot bekering geleid worden en het Koninkrijk, dat Adam reeds had moeten doen komen, zal eindelijk beginnen. God zal dan de gehele toekomende aioon voortgaan Israël te gebruiken om een grote massa mensen op aarde tot de nieuwe geboorte te voeren. Doch de rechtstreekse weg tot de hogere zegeningen, behorende tot de sferen der nieuwe schepping en der volmaaktheid, zal waarschijnlijk toegankelijk blijven voor de enkelingen, zodat de Here ook in de toekomende aionen de uitnemende rijkdom zijner genade zal betonen (368).



Voetnoten:

(342) Mat. 24:34.

(343) Zie Jer. 30:7 en Mat. 24:8.

(344) Op. 1 :10 zegt niet dat Johannes "in den geest" was op een "dag des Heren" (waaronder men dan de Zondag verstaat); maar hij was, in de geest, als het ware verplaatst in (volgens de Griekse tekst) de dag des Heren, waarvan de profetie zoveel spreekt. Hij had een reeks gezichten aangaande die dag en de korte tijd daarvoor. Al wat in het boek Openbaring staat, is, ook voor ons nog, toekomstig. De vertaling van vers 19 kan de indruk geven dat dit boek over het verleden, het tegenwoordige en het toekomstige handelt. Men leze: "Schrijf dan wat gij gezien hebt (aangaande de toekomst), en wat ze (namelijk de dingen die hij gezien had, in de geest) zijn (d.i. wat ze betekenen). Het Griekse "eisi", vertaald door "zijn" wordt ook in v. 20 gebruikt in de zin van "betekenen". Een vergelijking van 2: 13 met 13:2 en 16:10; van 2:16 met 19:21; van 2:27 met 19: 15; van 2:20-23 met 17:2, 4 en 18:3; van 3:3 met 16:15, enz. toont insgelijks dat de eerste hoofdstukken de toekomst betreffen en niet de geschiedenis der "Kerk". Men zie overigens de vermelding van "Synagoge" en van "Joden" in Op. 2:9 en 3:9.

De Griekse tekst heeft eigenlijk "des Heren dag" omdat de nadruk hier ligt op "dag", op die toekomende grote dag. De christenen der eerste eeuw noemden overigens de Zondag niet "dag des Heren", doch "dag der Zon". Zie ook Aanhangsel nr. 4.

(345) Men mag niet vergeten dat Johannes een der apostelen der besnijdenis was (Gal. 2:9).

(346) Op. 11 :1, 2. Zie ook 2 Thes. 2:4; Mat. 24:15.

(347) 2 Petr. 2; 1 Joh. 4:2, 3; 2 Joh.; Judas.

(348) 1 Joh. 2.

(349) 2 Thes. 2.

(350) Mat. 24:37.

(351) Op. 2 :13; 13:2; 16:10.

(352) Mat. 23:39. Zie ook Op. 1:7.

(353) Op. 18 :19. Het schijnt ons toe, dat er geen goede reden is om Babylon niet als een werkelijke stad te beschouwen. Wat er van gezegd wordt, is moeilijk toe te passen op een symbolisch "Babylon". Daarbij moet een profetie zoals Jes. 13:21-22 nog vervuld worden. De ruïnen van het vroegere Babylon zijn nog bewoond. Men lette erop dat Jer. 13:9 van de dag des Heren spreekt. Gezien de algemene herleving van het Nabije Oosten, mogen we verwachten dat, binnenkort, met de herbouw van Babylon zal begonnen worden.

(354) Op. 19 :20.

(355) Op. 20 :1-3.

(356) Mat. 24:33.

(357) 1 Thes. 4:17.

(358) Mat. 24:31; 2 Thes. 1:7.

(359) Kol. 3:4.

(360) Dan. 12:1.

(361) 1 Thes. 4:16.

(362) Mat. 24:31; 1 Kor. 15:52; 1 Thes. 4:16.

(363) 1 Thes. 4:16, 17. Iemand tegemoet gaan, wil niet zeggen dat men jaren lang blijft op de plaats der ontmoeting. Integendeel, men keert na korte tijd van richting om, zoals in Mat. 25:1 en Hand. 28:15.

(364) Men heeft zich afgevraagd of de gelovigen die met de Here op aarde komen, niet te lijden zullen hebben van de verschrikkelijke gebeurtenissen van die dag. Het spreekt van zelf dat dit niet het geval is, aangezien ze een verheerlijkt lichaam hebben, dat niet meer beïnvloed wordt door de gewone stoffelijke omgeving.

(365) Op. 11 :15.

(366) Zach. 14:9.

(367) Gal. 1:4.

(368) Ef. 2 :7.




Hoofdstuk 4g | Inhoudsopgave | Hoofdstuk 5



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden