Gedaante en vorm | Inhoudsopgave | Eis (tot-in)

Wat de Concordantie Leert



Sterven - dood

Een der oorzaken van ongeloof en Schriftkritiek is de onvolmaaktheid van de vertalingen der Schrift. Men stoot op tegenstrijdigheden, want de woorden des Heiligen Geest zijn niet getrouw weergegeven. Men heeft "het voorbeeld der gezonde woorden" niet gehouden (2 Tim. 1:13) en zo zijn er allerlei moeilijkheden ontstaan. Eén ervan vinden we als wij Mat. 9:18 met Mark. 5:23 vergelijken.

Mat. 9:18 "Mijn dochter is nu terstond gestorven" ("zo even gestorven", Voorhoeve). Mark. 5:23 "Mijn dochtertje is in haar uiterste" ("ligt op haar uiterste", Voorhoeve). Het is moeilijk aan te nemen, dat die twee teksten niet hetzelfde geval betreffen. Was hier nu maar alleen sprake van het dochtertje van een overste der synagoge, dan hadden wij kunnen aannemen, dat er wel twee dergelijke gevallen geweest waren en beide teksten niet precies hetzelfde behoefden te zeggen. Waar echter die geschiedenis in beide Evangeliën in tweeën verdeeld is door hetgeen ons medegedeeld wordt over de bloedvloeiende vrouw, zijn wij wel verplicht aan te nemen, dat Mattheüs en Markus van hetzelfde dochtertje spreken. Dus is er tegenstrijdigheid, dus is de gehele Schrift niet van God ingegeven, zullen sommigen uitroepen! De overste kon zich vergissen, maar als beide evangelisten onder Gods leiding schreven, mochten zij de woorden van de overste, of ten minste de zin dier woorden, niet op twee geheel verschillende wijzen weergeven.

Laat ons de "gezonde woorden" onderzoeken op het gevaar af, dat men ons "letterknechten" of zo iets, noemt. Zij die zo spreken, weten niet wat zij doen, namelijk de afbrekende kritiek in de hand werken.

In Mark. 5:23 gebruikt de Heilige Geest het woord "eschatoos". Het komt nergens anders voor. Het is echter nauw verwant aan "eschatos", dat zeer dikwijls gebruikt wordt. De eerste maal in Mat. 5:26 "den laatsten penning". Men weet dat de "leer der laatste dingen", eschatologie genoemd wordt. Het dochtertje was dus "aan haar laatste" of "op haar uiterste", maar nog niet gestorven. De overste vroeg genezing, geen opwekking. "Gestorven" in Mat. 9:18 is de vertaling van het werkwoord "teleutaoo". Dit woord wordt ook gebruikt in Luk. 7:2 en is daar vertaald door "lag op sterven". Wat is de betekenis van "teleutaoo"? Het is verwant met "telos", einde, eindpunt. Letterlijk is teleutaoo dan ook "eindigen" het eindpunt bereiken. De overste zei dus dat zijn dochtertje "eindigde" d.i. haar leven liep ten einde. Hij zei niet, dat dit reeds geschied was. Dat komt dus zeer goed overeen met "in haar uiterste" of "op haar uiterste" liggen.

Waar is nu de tegenstrijdigheid? Alleen in de vertaling. Gods Woord is volmaakt, de vertaling is gebrekkig. Teleutaoo komt ook voor in Mat. 15:4 "Wie vader of moeder vloekt, die zal den dood sterven". Dat is letterlijk "laat hem tot den dood eindigen". Hij die "eindigt" kan toch nog herstellen, zolang het einde of uiterste niet gekomen is. Hier wordt echter gezegd dat deze tot den dood toe zou "eindigen". Dat is sterven.

Wij onderscheiden dus drie dingen: eindigen - sterven - dood. "Eindigen" is niet noodzakelijkerwijs sterven, eerst als het "eindigen" tot den dood voert is het sterven. Dood is het gevolg van sterven; men onderscheide deze twee goed.

Laat ons nu ook de twee woorden "apothnèskoo" (sterven) en "thanatos" (dood) onderzoeken. Wij bespreken eerst Mat. 9:24, waar het eerste woord voorkomt. Wie soms niet overtuigd is, dat onze conclusie aangaande het dochtertje van de overste juist is, gelove ten minste de Heere zelf: "het dochtertje is niet dood, maar slaapt". Nu heeft de St. Vert. (en ook die van Voorhoeve) hier "dood", terwijl het letterlijk "gestorven" is. Maar, zal terecht iemand zeggen, is dat slapen toch ook niet een soort dood. De dood is toch volgens de Schriften een slaap? Wij hopen dat nader te onderzoeken in een andere studie. Men kan intussen nagaan uit de concordantie, dat het woordje "katheudoo", dat hier voor slapen gebruikt is, nooit de dood aanduidt. De slaap des doods wordt uitgedrukt door "koimaomai" dat meer "rusten" betekent, in slaap vallen, een toestand, waarin men niet meer in bewuste betrekking staat tot de wereld om zich heen.

Wij willen ook de betekenis van het sterven en de dood van de Heere Jezus bespreken, doch willen hieraan een afzonderlijk onderzoek wijden. Beide hebben hun bijzondere betekenis.

Thans vestigen wij alleen de aandacht op het feit, dat het ware sterven door de dood gevolgd moet worden, anders is het maar een "eindigen". Joh. 12:33 zegt dan ook "hoedanigen dood Hij sterven zou" (eigenlijk zegt het Grieks "tot hoedanigen dood Hij sterven zou", de dood volgt op het sterven). Men begrijpt dan ook beter wat Paulus zegt in Rom. 6:2 "Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?". Het ware sterven, wij herhalen het nogmaals, moet door de dood gevolgd worden. Zijn wij der zonde gestorven, dan zijn wij er werkelijk dood voor en kunnen niet in dezelve leven. Doen wij het wel, dan zijn wij eigenlijk der zonde nog niet gestorven. Men lette hier op het verschil met Ef. 2:1 waar het Grieks heeft "En u, dood zijnde voor de misdaden en zonden". De leden der gemeente moeten der misdaden en zonden dood zijn. Terwijl Romeinen alleen de zondE (de wortel) betrof, zijn het hier de zonDEN (d.i. wat uit de wortel voortkomt, de daden zelve), (Zie: "De Weg der Behoudenis").

In Adam zijn wij allen "stervende" zegt 1 Kor. 15:22. Het noodzakelijk gevolg is de dood. Tenzij God met een bijzonder ingrijpen tussen beide komt en de lichamen van sommigen verandert zonder dat zij tot den dood komen.
Over dood (thanatos) willen wij hier ook nog iets meer zeggen in betrekking tot Fil. 3:10. In ons onderzoek over "Gedaante en Vorm" hebben wij daarover reeds gesproken en nu kunnen wij iets verder gaan. Wat is "Zijnen dood gelijkvormig wordende"? Wij weten nu twee dingen:

  1. "Vorm" betreft het innerlijke, het wezen zelve, het kenmerkende, de bestaanswijze, niet het uiterlijke, zichtbare.

  2. "Dood" is niet sterven, maar hetgeen er op volgt. Wat was nu het kenmerkende van de dood (niet het sterven) van Christus? Dat Hij geen verderf zag in de Hadès en na drie dagen opgewekt werd. Hij ging door verschillende "vormen": van die van een dienstknecht (Fil. 2:7) tot die van een dode en dan tot die van een levendmakende geest (1 Kor. 15:45).
De "vorm" van Zijn dood was echter heel bijzonder, zoals wij schreven, werd hij gekenmerkt door de afwezigheid van verderf en een spoedige opstanding. Paulus nu hoopte die dood gelijkvormig te worden! En dat hij er toe kwam, mogen wij afleiden uit zijn laatste woorden "De tijd mijner ontbinding (d.i. wederkeer uit de Hadès, waar de doden zijn) is aanstaande" (2 Tim. 4:6). Dat "ontbonden worden" was dan ook veel beter dan gewoon te sterven of te leven (Fil. 1 :23). Wij willen dit hier nu niet verder ontwikkelen, maar alleen een tegenwerping onderscheppen. Men kan ons namelijk wijzen op Rom. 6:5 "Indien wij met Hem, ene plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods" en zeggen, dat dit, evenals Fil. 3:10 niet de werkelijke dood, maar een geestelijke toestand betreft. Nu heeft die tegenwerping geen waarde om drieërlei reden.
  • Ten eerste staat hier "gelijkmaking" en dat is de vertaling van "omoioomati", 3de naamval van omoiooma, met accent geschreven: homoiooma, d.i. gelijkheid. Deze tekst gaven wij op in de studie over "Gelijk en evengelijk". Het betreft hier iets, dat gelijkt op iets anders, niet dat volkomen gelijk is. Verre van dezelfde "vorm" te hebben als in Fil. 3:10, is het hier maar iets, dat er min of meer mee overeenstemt, het is een geestelijke toestand, geen werkelijke doodsvorm.

  • Ten tweede, doet men Paulus te kort door in Fil. 3:10 niet méér te zien dan dat hij wenst "der zonde gestorven" te zijn, zoals in Rom. 6:2. In dit hoofdstuk rekent hij zichzelf bij hen, die "der zonde gestorven zijn" hoe zou hij dan in Filippensen er naar streven daartoe te komen? Terwijl hij als lid der Gemeente zelfs der zonDEN gestorven, dus ook dood, was.

  • Ten derde kan het in Filippensen niet gaan over een geestelijk der zonden sterven, want Christus is geen zondaar geweest. We kunnen wel één plant worden in de gelijkmaking Zijns doods, maar niet even als Hij, de zonde afsterven. Christus is immers geen dienaar der zonde geworden. Te beweren dus, dat, als Paulus hier jaagt naar de gelijkvormigheid van Christus' dood, dit hetzelfde is als der zonde(n) te mogen afsterven, is Christus tot zondaar maken. Immers alleen zó kon dan ook Paulus jagen naar die gelijkvormigheid van Zijn dood. Dit nu is een verschrikkelijke dwaling. Christus heeft nimmer de zonde gekend of gedaan, kan dus nimmer Zijner zonde gestorven zijn (Hij is juist voor, d.i. ten bate van, met het oog op onze zonde gestorven). Dus kan Paulus niet zo gelijkvormig worden aan Christus' dood.

Het gaat in Filippensen niet over wat Paulus wil zijn of doen, maar over wat hij wil winnen. Een deel daarvan, de kennis van Christus Jezus, het Hem gewinnen, het in Hem gevonden worden, de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens, betroffen zijn LEVEN. Hij jaagt echter naar dingen, die ook buiten zijn leven liggen: de gelijkvormigheid aan Zijn DOOD en de uitopstanding uit de doden. Deze laatste uitdrukking is een heel bijzondere, wordt nooit ergens anders gebruikt. Wij geloven, dat het een uitopstanding is, die de opstanding uit de doden, zoals de Korinthiërs en Thessalonicensen b.v. verwachtten, vooraf gaat. Zij die tot de gelijkvormigheid van Christus' dood komen, kennen geen verderf en staan op korte tijd na hun sterven. Ze rusten dus niet in de Hadès tot 's Heeren wederkomst.

Zou Fil. 3:1O iets betroffen hebben in betrekking tot Paulus LEVEN, dan ware "apothnèskoo" gebruikt geworden, zoals in 1 Kor. 15:31 "Ik sterf alle dag". In dit verband zij opgemerkt, dat het woord opstanding (en daarmee ook zijn nadere bepalingen, zoals betere, eerste en tweede opstanding, of samenstelling zoals uitopstanding) steeds betrekking hebben op een letterlijke opstanding, niet op een geestelijke uit de doodsstaat der zonde. Paulus' jagen is niet een der zonde of der zonden te mogen afsterven, maar om weder te keren en bij Christus te leven. 't Is geen jagen naar een geestelijke dood, maar naar een letterlijke persoonlijke uitopstanding, vóór de andere groepen.

Paulus wenst het verreweg het beste, het spoedig wederkomen uit de Hadès en met Christus zijn.



Gedaante en vorm | Inhoudsopgave | Eis



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden