Hoofdstuk 26 | Inhoudsopgave | Hoofdstuk 28


De Weg der Behoudenis

XXVII. Heiliging



De grondgedachte van "heilig", is: afzondering. In het 0. T. ziet men dat b.v. uit Lev. 20:24-26. Ook uit teksten zooals Joz. 20:7 en Jer. 22:7. Maar het beste nog uit het feit dat zelfs zij, die aan de afgoden gewijd zijn en tot deze afgezonderd zijn, "heiligen" genoemd worden. De Staten-Vertaling vertaalt het Hebr. woord voor "heilige" hier door "schandjongen", zie Deut. 23:17; 1 Kon. 14:24 enz.

De ware heiligheid, zoals we ze nu verstaan, is er slechts als iets of iemand afgezonderd is tot God. Daarom zegt Ex.13:2:

"Heilig Mij alle eerstgeborenen; wat enige baarmoeder opent onder de kinderen Israëls, van mensen en van beesten, dat is Mijn."
Israël was dus een geheiligd volk (Ex. 19:6; Lev. 11:44; 19:2; 20:6, 26) in de zin dat het afgezonderd was van de volken en tot God. Er is een zekere gemeenschap met God.

Afzondering tot iets en gemeenschap met iets kunnen in verschillende mate aanwezig zijn. Israël had hiervoor een treffend onderwijs. Zij waren vooreerst als volk geheiligd (zie, behalve de reeds opgegeven teksten, ook nog Deut. 7:5, 6; Jes. 63:12). Van dit volk was een stam (Levi) bijzonder geheiligd (Deut. 10:8; Num. 3:9, 10; 17:8) Uit die stam was dan weer een familie (Aaron en zijn zonen) in nauwere gemeenschap met God (Num. 16:8-10, 40; 18:1-7) en in die familie een man (Aaron, Heb. 11:1-7).

We hebben in vroegere hoofdstukken op uitvoerige wijze de verschillende "posities" van de gelovigen en hun graden van gemeenschap met God onderzocht. Met elk dezer komt een zekere trap van heiligheid overeen. Een "zoon" is in nauwere gemeenschap met God dan een "kind" en een "volwassen man" dan een "zoon". Zelfs de in-Christus-ongelovige kan reeds in zekere mate met God in gemeenschap gebracht worden door een gelovige (1 Kor. 7:14).

Naar de positie hebben we in Christus de volle mate der heiligheid, die aan die positie verbonden is (zie b.v. 1 Kor. 6:11; Heb. 10:10). Dat is geheel een werk van God voor ons, daartoe kunnen wij niets bijdragen. Het is God Die ons in die gemeenschap plaatst. "In Christus Jezus" zijn we geheiligd (1 Kor. 1:2). Die heiliging is ons deel als we zelf door geloof "in Christus" zijn. Nu moeten we ook naar die positie wandelen. Dat is ook niet van ons, al hangt het van ons af, want het is God die ons de mogelijkheid geeft. In die wandel nu is vooruitgang mogelijk in heiligheid, het is een proces. We moeten de heiligmaking najagen (Heb. 12:14), wij worden geheiligd (Heb. 2:11; 10:14), we moeten geheel geheiligd worden (1 Thes. 5:23). Zelfs in de hogere positie, bij het samen-lichaam, is nog heiliging (Ef. 5:26, 27).

We zien hier weer, hoe nodig het is te weten wat God voor ons gedaan heeft en die dingen te onderscheiden. Wil men een heilig leven leiden, dan minachte men dus de kennis en het verstand niet. We bedoelen van zelf niet, dat deze alleen voldoende zijn. Het verstand moet vooreerst door God verlicht worden en bij het kennen moet ook het geloven komen. Zonder kennis van Gods Woord blijft echter alles in het vage en kan men het doel niet bereiken dat God met ons heeft. Daarbij verlieze men niet uit het oog, dat ware kennis en geloof betreffende een hoogere positie slechts dan mogelijk gemaakt worden als we heilig wandelen naar de positie, die we bekleeden. Wat niet wil zeggen, dat we door die wandel iets kunnen verdienen uit eigen kracht (zie vroegere hoofdstukken over werken en loon).

Sommigen hebben heiliging verward met reiniging. Anderen hebben, uit reactie, de twee geheel gescheiden. Voor ons moeten die twee wel onderscheiden, maar niet gescheiden worden. Heb. 9:13 brengt ons op het spoor: "heiligt tot (pros, d, i. met het oog op) de reinigheid". We hebben reeds gezien, hoe men bij heiliging moet onderscheiden tussen heiliging weg van iets en tot iets. Het begrip van reiniging is nauw verbonden aan dat van heiliging (of afscheiding) van iets. Als God Israël afscheidt van de volken, dan zijn ze ook, naar de positie, van der volken zonden gereinigd, Dat belet niet dat ze naar de wandel nog moesten gereinigd worden, wat voor dit volk op zeer treffende wijze voorgesteld wordt door het water van Num. 19. Hetzelfde leren we uit Joh. 13:10. We kunnen ons heiligen en reinigen van iets omdat we reeds geheiligd zijn tot iets. Door onze gemeenschap met God geven we van zelf op wat zonde is, reinigen we ons in de wandel, We zonderen ons af van de wereld en wijden ons geheel toe aan God.

De heiliging weg van iets is dus negatief, de heiliging tot iets is positief. Dit laatste houdt geen verband met de zonde en zo lezen we dan ook in Joh. 10:36 en 17:19 dat de Heere Jezus geheiligd werd.

De heiligheid of gemeenschap met God blijkt onder meer door het werken en het wonen van de Heilige Geest en van Christus in de gelovige (Joh. 3; Rom. 8:1, 4, 9-11; 1 Kor. 6:19; Gal. 4:6; Ef, 3:17 enz.)

Men lette er verder op, dat een ander Gr. woord (hieros) ook twee maal door "heilig" vertaald is. 1 Kor. 9:13; 2 Tim. 3:15, Het betreft iets, dat wel aan God toegewijd is, doch daar om nog niet met Hem in gemeenschap staat. "Hieron" is vertaald door "tempel"; het Gode toegewijde gebouw met de voorhoven. "Hiereus" is vertaald door "priester": de Gode toegewijde man. De priester is daarom nog niet heilig, maar moet zich juist heiligen (zie b. vs. 2 Kron. 5:11).

De Schrift is niet alleen Gode toegewijd (hieros, 2 Tim. 3:15), doch ook heilig (hagios, Rom. 1:2). Zij is uit God en Hij blijft in nauwe gemeenschap met de Schrift. Daarom ligt er zulk een kracht in.

Heel de weg der behoudenis is ook die der heiliging. Volgens de positie en de wandel zijn we tot op een zekere mate geheiligd. In de positie bezitten we de heiligheid, in de wandel moet ze uitgewerkt worden. Volgens de positie geeft God ons een overeenkomende mate van heiligheid. Wij moeten ze ons echter geleidelijk toeeigenen in Gods kracht. Maar al is dit een proces, daarom behoeft het niet noodzakelijkerwijze lange tijd te duren.

Hoofdstuk 26 | Inhoudsopgave | Hoofdstuk 28



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden