Hoofdstuk 25 | Inhoudsopgave | Hoofdstuk 27 We willen de volgende vragen trachten te beantwoorden:
Der zonde gestorven wil dus zeggen, dat we door geloof in Christus zó met Hem in gemeenschap staan, dat we op geestelijke wijze deel hadden aan Zijn dood en daarmee alle gemeenschap verloren hebben met Adam, behalve wat het stoffelijke betreft, We zijn dan geen zondaars meer, maar rechtvaardigen, een nieuwe schepping. Rom. 8 en andere delen beschrijven die nieuwe toestand, God werkt dan zó in ons, dat we Zijn wil kunnen volbrengen: we behoeven niet meer te zondigen, we zijn geen slaven meer, maar vrij. We zijn "zonen", Rom. 8:15, 16. Al is men naar de positie der zonde dood, daarom is men nog niet noodzakelijk bewust van die toestand. Daarom zegt Paulus dan ook: Houdt u, d. i. rekent u voor de zonde "dood", Rom. 6:11. Men moet niet wachten op ondervindingen en gevoelens, maar Gods Woord onderzoeken en geloven. Als men der zonde dood is, moet men niet meer zondigen, maar toch doet men het nog wel, zelfs als men bewust is van zijn positie. Men kan zelfs nog van heel wat zonden houden. 2. Nu komen we tot de uitdrukking "der zonden dood". We vinden ze in de Griekse tekst van Ef. 2:1 (eigenlijk staat er: "zijnde doden der zonde"). In hetzelfde vers en in Ef. 2:5 en Kol. 2:13 vinden we ook "der misdaden dood". Het is telkens dezelfde spraakvorm: als in Rom. 6:2 "der zonde dood". Het verschil bestaat hier in dat Romeinen van de zonde spreekt en Ef. Kol. van de zonden en misdaden. We hebben die uitdrukkingen reeds hfdst. IX onderzocht. Volledigheidshalve vermelden we ook 1 Petr. 2:24, waar de Statenvertaling heeft "der zonden afgestorvenen". Het Griekse woord voor "afgestorven" betekent "weg van komen". Dat is nog niet het gestorven zijn. Toen we dus der zonde dood waren, betrof dat de wortel, de zonde, de "oude mens", nog niet de uitwerking der zonde: de vrucht, de zonden. We konden nog veel van sommige zonden houden. Die moesten nu ook losgelaten worden. Niet in eigen kracht, maar nadat ons verstand verlicht was door de Heilige Geest en we onze positie goed hadden ingezien, door Gods kracht, die in ons werkte. Als een "zoon" dan naar zijn positie gaat wandelen, houdt hij op van zijn zonden te houden, hij maakt gebruik van zijn vrijheid. Zo is hij dan ook "der zonden dood", hij leeft niet meer voor zijn zonden. En dan gebeurt er iets wonderlijks. Vroeger was hij slechts met Christus gestorven, hoogstens kon hij zich aanzien alsof hij uit de doden levend geworden was (1). Maar nu is hij werkelijk met Christus levend gemaakt, Ef. 2:5; Kol. 2:13. God heeft hem hoger dan in de zoonspositie geplaatst. Hij is nu "volmaakt" (Kol. 2:10), "volwassen man" (Ef. 4:13). Van deze hoogste positie spreekt Paulus alleen in zijn Brieven na de periode der Handelingen geschreven. Het gaat hier over de leden van het "samen-lichaam" waarvan Christus het Hoofd is, over de gróte verborgenheid. Wil dat nu zeggen, dat die "volwassenen" niet meer zondigen? Zeker niet. Ze houden niet meer aan allerlei zonden, ze begeren niet te zondigen, maar ze worden ook nog door allerlei beïnvoed en komen zo ook nog tot het zondigen. Ze worden dan ook uitgenodigd hun positie niet te vergeten, maar de dingen die boven zijn te bedenken en te zoeken, Kol. 3:1, 2. Ze moeten hun "leden, die op aarde zijn" doden en afleggen: toorn, enz., Kol. 3:3-9. Als de "oude mens" vermeld wordt, staat er nu bij: "met zijn werken" Grieks: praktijken, hier hebben we beide de zonde en de zonden, de wortel en de vrucht. Het is niet voldoende dat ze zelf niet meer aan de zonden houden, ze moeten zich door de omgeving ook niet tot zondigen laten verleiden. Van deze leden van Christus' lichaam wordt dus ook weer een wandel gevraagd overeenstemmende met de positie, Ef. 4:1; Kol. 3:1. De gehele Brief aan de Filippensen legt de nadruk op die wandel en geeft Christus en Paulus als voorbeelden. Er is ook een prijs te winnen, een "uitopstanding uit de doden", Fil. 3:11 Griekse tekst. We kunnen nu een en ander samenvatten. Na de nieuwe geboorte is men nog steeds slaaf der zonde en men wil in eigen kracht gaan werken, steunende op de "oude mens". Door ondervinding en voorbeeld kan men dan leren dat, als men soms het goede wil, men het daarom nog niet kan volbrengen. Men moet komen tot het sterven met Christus. Dan is men "der zonde gestorven", gerechtvaardigd, niet langer slaaf der zonde. Men behoeft niet meer te zondigen. Men is niet slechts "kind", maar "zoon". Toch kan men nog van heel wat zonden houden. Als men dan gebruik maakt van de mogelijkheden zijner positie, leert men afstand te doen vaan die zonden. Zo is men "der zonden dood". Dan kan men lid zijn van het Lichaam van Christus en wordt men uitgenodigd, niet alleen niet op eigen kracht te steunen en niet meer te willen zondigen, maar zich geheel dood te rekenen voor de zonden. Ze moeten bedenken de dingen die boven zijn en naar het wit jagen. In aansluiting met de volgorde, die we bldz. 90 gaven, kunnen we nu ook het volgende lijstje samenstellen:
Voetnoten: (1) De Griekse tekst van Rom. 6: 13 gebruikt de woorden "oos ei" die niet "als" betekenen, maar "alsof".
Hoofdstuk 25 | Inhoudsopgave | Hoofdstuk 27 |