Om en Over de Verborgenheid Eerste Viertal
door G.J. Pauptit
Het kan onderzoekende Bijbellezers veel baten als zij steeds de volgorde van Paulus' Brieven in het oog houden. Velen menen dat dat de orde is waarin zij in het N.T. staan. Romeinen staat daarbij voorop, Hebreeën achteraan. Maar dat is de tijdsorde niet.Hiermee komt alles in een ander licht te staan. Voor we dat nagaan geven we enkele vooropmerkingen.
Een en ander in het oog houdende krijgen we het volgende: Paulus' Brieven (daarbij ook Hebreeën rekenend) zijn met het oog op zijn reis naar Rome in twee reeksen in te delen: Die welke hij schreef voor hij in Rome was, die welke hij van daaruit of daarna schreef. Dit is van belang met het oog op de tweeërlei bedeling waarin Paulus werkte, n.l. die vóór Hand. 28 en die daarna, dat is: vóór en na zijn gevangenschap. In de eerste bedeling schreef hij (met Hebreeën mee dan) zeven Brieven, n.l.:
Deze 7 Brieven zijn Paulus' Oudste Brieven, geschreven in een periode van ongeveer 7 jaar, en wel gedurende de tijd die het Boek der Handelingen beschrijft. Dit was voor Israël de tijd der Pinksterbedeling. Nu volgt er een tijd van rus voor Paulus' pen. Ongeveer 4 jaar. Gedurende die tijd schrijft Paulus niet aan de Gemeenten. Hij was 2 jaar gevangen in Cesarea en enige tijd in Rome. Daar spreekt hij het oordeel uit over Israël buiten het Land., hij sluit daarmee voorlopig de deur van het Koninkrijk der Hemelen voor Israël toe. Hij citeert voor de derde maal Jes. 6:9 en 10, iets wat de Here Jezus reeds tweemaal eerder gedaan had (Mt. 13:14, 15 en Joh. 12:40). Dit maakt een einde aan de Pinkstertijd, Israël is ter zijde gezet, de nationale verschillen houden op. Het "eerst de Joden" (Rom. 1:16) verdwijnt (Ef. 2:14, Col. 3:11). Tevens houdt de prediking van het aan Israël op te richten koninkrijk en de gaven, talen, tekenen, wonderen, profetieën, enz. op. Het lichaam van 1 Cor. 12, dat wat "ten dele" en alleen als zodanig bestaan kon, houdt ook op. Nu komt het volmaakte, 1 Cor. 13:8-11. Ter inleiding hiervoor geeft god nieuwe dienaren Ef. 4:8-11. Zij bleven slechts totdat men kwam tot de volkomen man. Van nu af wordt verkondigd dat Christus Hoofd is over boven alle dingen, Ef. 1:19-23, 2:5, 6. Een nieuwe bedeling begon, die der verborgenheid Ef. 3:1-11 (in vs. 9 leze men voor: gemeenschap: bedeling) of der genade Gods, 3:2. Deze bedeling is nimmer voorzegd in het O.T., de Evangeliën en Paulus' Oudste Brieven (de 7 reeds genoemde). Ze was verborgen in God, Ef. 3:9, Col. 1:25-27, dat is: nergens geopenbaard in de Schrift. En werd dat voor het eerst aan Paulus. Voor die bedeling of met het oog daarop schreef hij 4 andere Brieven. De andere staan meer apart, terzijde, iets wat hier niet nader ontvouwd kan worden. Deze Brieven met hun mogelijke datums zijn:
Paulus' 'latere' Brieven Dit zijn Paulus' Latere Brieven, mogelijk ook geschreven in een periode van 7 jaar. Ef.-Col.-Fil. openen de nieuwe bedeling en handelen over Lichaam, Hoofd en Nieuwe Hoop. 2 Tim. spreekt van de geschiedenis, tegenstand tegen en taak van de leiders in de nieuwe bedeling. Daarnaast, mogelijk de inleiding of voorbereiding, staan Titus en 1 Tim., die spreken over het gemeen(schappelijk) geloof, Filemon geeft een kijk in Paulus' gevoelens en genegenheden en is: Ter navolging. Waartoe is het nodig een en ander hiervan te weten. Om niet tot de gedachte te komen dat b.v. 1-2 Thessalonicensen geschreven is na Romeinen of Efese. Men zie in Paulus' Brieven een gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid wat de geestelijke waarheden betreft, een overgaan van hoop tot hoop en een overbrengen of opheffen van praktikale aangelegenheden wat wandel en gemeente inrichting betreft. Gaan we ook dit kort na. Het sterven van Christus voor de zonde in 1 Corinthe gaat over in het sterven en opstaan met Hem in Romeinen en het gezet worden onder de overhemelse in Efese. De hoop van de opname van 1 Thess. 4 gaat over in de hoop van Ef. 1:18 en 4:4, het mede gezet worden onder de over-hemelsen (Ef. 2:6) en het met Hem zichtbaar worden in heerlijkheid (Kol. 3:4); het voor Christus' rechterstoel geopenbaard worden van 2 Cor. 5 wordt nu een heilig en onberispelijk zonder smet of rimpel voor Hem gesteld worden; terwijl de prijs van 1 Cor. 9:24 vervangen wordt door de prijs der roeping Gods die boven is (Fil. 3:14). De praktikale gemeentelijke voorschriften van 1-2 Cor. worden vervangen door die van Ef.-Col. Uiteindelijk wordt de positie van hem aan wie als getrouw man de leer van Paulus' woorden wordt toebetrouwd getekend in 2 Tim. We vernemen daarin tevens dat Paulus de prijs behaald heeft en bereikt heeft het aan Christus' dood gelijkvormig worden. Dit leidt tot het ontbonden worden en bij Christus zijn, het verreweg het beste (2 Tim. 4:6 en Fil. 1:23).
II. Jood, Heiden, Gemeente Gods, Gemeente die Zijn lichaam is De meeste verschillen ontstaan door niet voldoende te letten op de dingen die verschillen en het verkeerd plaatsen der waarheid. Er zijn er die alles vereenzelvigen en daardoor heel geen perspectief hebben. Anderen zien verschillen maar niet genoeg. Weer anderen trekken deze niet consequent door. Zoodoende ontstaat allerlei verdeeldheid. We willen enkele dingen onder het oog zien die een en ander kunnen ophelderen. In 1 Cor. 10:32 geeft Paulus een drievoudige indeling voor die tijd. Hij spreekt van de Jood, de Heiden en de Gemeente Gods. Met "de Jood" bedoelt hij Israël, met de Heiden de Heidenvolken, met de Gemeente Gods de uit beide in Christus gelovig gewordenen. Wat voor de "Jood" is, moet voor de "Jood" blijven. De Christenheid heeft zich vele beloften, voor Israël bestemd, onrechtmatig toegeëigend en de hogere voor haar bestemde beloften uit het oog verloren. Voor de "Jood" zijn de meeste O.T. beloften. Voor hem is het Land, Gen. 13:15, 15:18-20, zijn de "beloftenissen der vaderen", Rom. 15:8, voor hem is Jeruzalem de stad des groten Konings, Mt. 5:35, voor hem is de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de dienst Gods en de beloftenissen. Rom. 9:4. Voor hem is het Koninkrijk der Hemelen, met Christus als Koning op de troon van David, Luk. 1:31-33. Dit alles vormde de inhoud en achtergrond van het Evangelie des Koninkrijks, een term die slechts drie maal, en wel uitsluitend in Mattheus, voorkomt; zie Mt. 4:23; 9:35; 24:14. Eerlang komt de tijd, dat Israël zijn rechtmatig aandeel in de Schriften zal opvragen. Dat aandeel is rijk en breed en omvat Wet, Profeten, Psalmen, Evangeliën, Algemene Zendbrieven, De Openbaring. Voor de "Heiden" is er een zegening door de "Jood" de Heidenen zullen eenmaal in Israël gezegend worden, Gen. 12:3. 22:18. Israël zal God belijden onder de Heidenen, Rom. 15:9, zullen vroolijk zijn met Zijn volk, Deut. 32:43. De Wortel van Jessai zal over de Heidenen gebieden, Rom. 15:12. De Heidenen zullen opgaan naar Jeruzalem om de Koning der Here der heerscharen te aanbidden, Zach. 14:16. "Want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem. En Hij zal rechten onder de Heidenen en bestraffen vele volken. En zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden en hun spiesen tot sikkelen. Het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen en zij zullen geen oorlog meer leren, "Jes. 2:3, 4. Meer nog. "De volken zullen U, o God, loven, de volken altemaal zullen U loven. De natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat Gij de volken zult richten in rechtmatigheid en de natiën op de aarde, die zult Gij leiden, Sela", Ps. 67:4, 5. "De Here heeft Zijn heil bekend gemaakt, Hij heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der Heidenen", Ps. 98:2. Christus zal zijn een licht tot verlichting der Heidenen en tot heerlijkheid van Zijn volk Israël, Luk. 2:32. Voor de "Gemeente Gods" zijn er andere beloften. Zij bestond in Paulus' dagen uit Joden en Heidenen. De Jood had de voorrang wat prediking betreft, Rom. 1:16, beide stonden wat geestelijke staat betreft voor God gelijk, allen hebben gezondigd, Rom. 3:23. God is niet alleen een God der Joden maar ook der Heidenen, Rom. 3:29. Hij rechtvaardigt de Besnijdenis uit het geloof, de Voorhuid door het geloof, 3:30. Beide worden gezegend met de gelovige Abraham, die een vader is van Besnijdenis en Voorhuid, Rom. 4:10, 12, Gal. 3:9. Die uit het geloof zijn, zijn Abrahams kinderen, Gal. 3:7, zij zijn erfgenaam der wereld, Rom. 4:13, dat is der hemelen en der aarde, zij worden als de sterren des hemels, Gen. 15:5, 1 Cor. 15:41, zij zullen het beeld van de Overhemelse dragen, vs. 40 en Rom. 8:29. Deze Gemeente Gods was in verschillende plaatsen 'n lichaam, wanneer zij alle tekenen, wonderen, talen, enz. had die in 1 Cor. 12 genoemd worden. Deze wonderen waren niet blijvend eigen aan deze groep, maar tijdelijk om Israël tot jaloersheid te verwekken. Ze waren geen bewijs van geestelijke volmaaktheid, want Paulus noemt de bezitters jongen kinderen in Christus, 1 Cor. 3:1, vleeschelijk, het volmaakte moest voor hen nog komen, 1 Cor. 13:10. Voor het evangelie voor de Gemeente Gods, bijzonder het evangelie Gods genoemd, dat een kracht Gods is tot zaligheid, (behoudenis) een iegelijk die gelooft, Rom. 1:16, wordt Paulus afgezonderd. De Heiden wordt hierbij op Israëls olijfboom ingeënt, Rom. 11. In de Romeinerbrief vindt men van deze groep de breedvoerigste uiteenzetting wat positie en bedeling betreft. Geestelijk staan Jood en Heiden op één lijn, daarin is geen Jood noch Griek, dienstbare of vrije, man of vrouw, allen zijn één in Christus, Gal. 3:28. Wat de aardse toestanden betreft, staat de Heiden achter bij Israël, is er een middenmuur des afscheidsels, de uiterlijke vormen der wet, de hele ceremoniële dienst. Voor de Gemeente Gods is 1-2 Thess., 1-2 Cor., Galate, Romeinen, Hebreeën. "De Gemeente die Zijn Lichaam is" is een openbaring die Paulus kreeg nadat hij 1 Cor. 10:32 geschreven had. Deze groep is een bepaalde uitverkiezing en bestaat uit personen uit de gehele mensheid. Heidenen zowel als Joden. Zij worden niet alleen een nieuwe schepping, 2 Cor. 5, maar een volkomen man Ef. 4:13. Van deze groep is Christus het Hoofd. De Leden van het Lichaam zijn door een levende organische betrekking aan Hem verbonden. Deze wordt niet uitgedrukt in die van bruidegom tot bruid, maar in die van hoofd tot leden. Er ontstaat niet een nieuwe vrouw (de Bruid) maar een nieuwe man, Ef. 2:15. Er komt een nieuwe hoop, het mede-zetten onder de over- (of op-) hemelsen, Ef. 2:6. Deze Gemeente is een absolute verborgenheid geweest in God, nimmer voorzien, nimmer afgeschaduwd. Het aantal leden si tevoren bepaald. In zoverre was Kalvijn juist. Zijn niet zien van de groepen door Paulus in 1 Cor. 10:32 aangegeven, is oorzaak van verwarring geworden. Over deze groep handelt Ef., Col., Filipp. en ook 2 Tim. Paulus' lijn is een stijgende lijn. Naarmate Israël achterblijft, snelt hij vooruit. De Christenheid heeft gemeend, dat Israëls lijn op haar is overgegaan, dat zij het Israëls Gods is geworden. Een beeld moge deze gedachte wegnemen. Bij een dal ligt een berg. In het dal staan huizen, kerken, scholen enz. Daar komt een bergbestijger. Deze komt niet om de inrichting, bouw en stijl te onderzoeken van de gebouwen, maar om op de berg waarnemingen te doen, panorama's op te nemen. Hij spreekt dus niet over de beneden hem staande huizen, hij geeft nieuwe perspectieven. Van boven af. Zo is Paulus te bezien. Hij laat de O.T. profetie voor Israël staan om een hogere visie te geven. Hij ontkent de vervulling niet. Integendeel, hij spreekt er van (Rom. 11). Maar hij brengt over het geheel wat anders, niet iets dat het vorige opheft, maar dat het geheel van uit een andere sfeer beziet. Voor hem is er de Jood, de Heiden. Maar als derde de Gemeente Gods. En hierbij blijft het niet. Paulus krijgt door de Geest nog een hogere sfeer te zien: De verborgenheid aller eeuwen. Wordt hiermee nu soms de tweede opgeheven. Ook dat niet. Achter de top daarvan openbaart God hem een nog hogere top. Daarvoor laat Paulus alles achter. Maar juist omdat hij het achter laat, is het niet opgeheven, maar blijft op zijn plaats. Paulus' leer heft niet op maar verheft zich. Ver boven alles. Daarmee bevestigt hij juist het andere maar beziet het in ander licht. Wie Paulus zo beziet, kan de Schrift gaan verstaan. De zegeningen blijven, maar zijn menschelijkerwijs bezien, uitgesteld. Voor God komen ze te bepaalder tijd. Jood, Heiden, Gemeente Gods en Lichaam van Christus zijn in de toekomst de 4 grote factoren, die in de schepping naar voren zullen treden.
III. De "Lichamen" van Corinthe en Efeze Vele gelovigen hebben geen recht inzicht in het verschil tussen Corinthe en Efese met name tussen de daar genoemde lichamen. We willen er een korte uiteenzetting van geven. Paulus diende in twee bedelingen. (Zie hiervoor: Volgorde van Paulus' Brieven). Indien de openbaring, ons in Efese gegeven, verborgen was in God tot op de tijd dat ze hem in Rome geopenbaard werd, kan het Lichaam van Corinthe niet het Lichaam van Efese zijn. Het Lichaam van Corinthe maakt een deel uit van de raad Gods, Hand. 20:27 en deze omvat de dingen vanaf de nederwerping (St. V. grondlegging) der wereld. Het Lichaam van Efese dateert van vóór de nederwerping en omspant het voornemen der eeuwen (St. V. eeuwig voornemen, Ef. 3:11). Het Lichaam van Corinthe is uitwerking van wat reeds in het O.T. geopenbaard was, n.l. dat God Israël tot jaloersheid zou verwekken door diegenen die geen volk zijn, Deut. 32:21, het is een deel der zegeningen reeds aan Abraham beloofd, Gen. 12, dat in hem en Zijn Zaad alle volken zouden gezegend worden. God deed dus een dubbel ding: Hij verwekte Israël tot jaloersheid en begon de Abrahamietische beloften te vervullen. Beide waren geopenbaard. Het Lichaam van Ef. echter is niet geopenbaard in het O.T., noch in het N.T. tot op Paulus, het was verborgen in God. Het Lichaam van Cor. was alleen een Lichaam in zoverre het een samengroepering was van gelovigen die allen een of meer gaven hadden die andere groepen niet alle in volheid of in personen hadden. Die groep kon Paulus het best illustreren door een aards, menselijk lichaam. Het hoofd ervan werd gevormd door de apostelen, was dus meervoudig, de overige leden waren profeten, leeraars, krachten, gaven der gezondmaking, behulpsels, regeringen, menigerlei talen en andere gaven. 1 Cor. 12:28.
De volgende parallel kan dienen.
Het Lichaam van Efese heeft slechts één Hoofd, Christus. Het is geen plaatselijke of aardse gemeenschap, maar een geestelijke eenheid van Leden die elkaar vaak naar het aangezicht, ja naar naam en persoon niet kennen doch met elkaar reeds nu een onzichtbare eenheid vormen wijl zij allen één Hoofd hebben en eenmaal ook in openbaringsvorm een eenheid zullen vertonen. Zij worden veelal afzonderlijk door de Geest toebereid, hebben één geloof, één hoop, één doop (die des Geestes) en zien uit naar de heerlijkheidsfeer, waar Christus nu is, ver boven (Gr.: boven over) alle dingen. Lichamen als Cor. bestaan thans niet meer. De gaven mogen nog nagewerkt hebben, de eenheid en combinatie was er niet meer. Paulus zegt in 1 Cor. 13:8, dat profetieën, talen, kennis zouden ophouden of teniet gedaan worden en dit, wanneer het volmaakte zou komen, vs. 10. Dat volmaakte kwam na Israëls terzijdezetting en de openbaring van de Efeser waarheid. Het Lichaam van Efese opent een nieuwe bedeling. Daarin staat God zonder enige tussenbemiddeling van een volk, priester, bediening, doch alleen door Zijn Geest, in gemeenschap met de geroepenen tot Zijn wonderbaar licht. Alle inzettingen zijn voor hen afgeschaft, Col. 2:20, men moet alleen vasthouden aan het Hoofd, Col. 2:19, de tweestrooming van vroeger, van Jood en Heiden, is verdwenen. Het Lichaam van Cor. is een mystieke groep die Broeders des Heren zijn, Rom. 8:29, dat van Efese is een volkomen Man, Ef. 2:15, 4:13, is de mystieke Christus Zelf. Het Lichaam van Cor. heet niet hét Lichaam van Christus, maar: Lichaam van Christus. Deze term komt slechts voor in 1 Cor. 12:27; Gij zijt Lichaam van Christus (Grieks). Zoals gezegd wordt, dat de vrouw lichaam des mans is omdat beiden een eenheid vormen, maar zij daarom nog niet het hét lichaam des mans is, zo heet die groep: Lichaam van Christus, niet: hét Lichaam van Christus. Deze term: het Lichaam van Christus dus vinden win in Ef. 4:12, het Lichaam in Ef. 4:16, 5:23, Zijn Lichaam in Ef. 1:23, 5:30, één Lichaam in Ef. 2:16, 4:4; Samenlichaam in Ef. 3:6, het gehele Lichaam in Ef. 4:16, samen 9 maal. Het Lichaam van Cor. is een groep voor de hemelen, het krijgt tot verblijfplaats het Vaderhuis, is als de sterren des hemels, Gen. 15:5, wordt door Christus gezegend met de gelovige Abraham, Gal. 3:9, is Abrahams geestelijk zaad, Gal. 3:29, behoort tot het Jeruzalem dat Boven is, Gal. 4:26, gaat de Here tegemoet in de lucht 1 Thess. 4:13-17, wordt erfgenaam der wereld, 1 Cor. 6:2, Rom. 4:13. Voor deze groep zijn geschreven de Brieven aan de Thess., Cor., Gal., Rom. en Hebreeën. Het Lichaam van Efese heeft zijn positie onder de over-hemelsen, grondtekst van Ef. 1:3, 20; 2:6; 3:10; 6:12, boven over alle dingen, grondtekst Ef. 1:21. Het heeft een roeping voor Boven, grondtekst Fil. 3:14. Voor deze uitverkoren groep is Ef., Col., Filipp., Filemon en 2 Tim. geschreven. (Als ingang en voorbereiding er voor dienen mogelijk Titus en 1 Tim.). In het Lichaam van Cor. zijn tekenen en gaven. Er worde er 9 genoemd, die tenietgedaan zijn, niet vanwege het niet meer nodig zijn of het verbeurd hebben, maar omdat God het volmaakte deed komen. Het had zegeningen voor de aarde. In het Lichaam van Ef. zijn geen gaven. Zij zijn als Lichaam genomen geheel afwezig. Het ontvangt alleen geestelijke zegeningen, in Christus, onder de overhemelse, Ef. 1:3. In het Lichaam van Cor. is er leiding door Geestesgaven, door openbaringen, profetieën, enz. 2 Cor. 12, Gal. 2, 1 Cor. 12, in het Lichaam van Ef. is er Geestesleiding, het vervuld worden met het woord van Christus, Col. 3:16, een spreken der verborgenheid van Christus, Col. 4:3. De rechte snijding van het Woord en het contact door de Geest met God zijn de hoogste gaven voor deze groep. Het Lichaam van Cor. behoort tot de sfeer, waarin twee bedelingen parallel lopen, n.l. de Pinksterbedeling voor Israël en de bedeling der rechtvaardiging voor allen dien in Christus het einde der wet en het Zaad van Abraham zien, 2 Cor. 3, Rom. 10:4, Gal. 3:16. Het vindt zijn goede tijding in het evangelie Gods. Het Lichaam van Ef. behoort tot de bedeling der verborgenheid. Het vindt zijn bediening in het evangelie der genade Gods, Ef. 3:2 dat ingeleid wordt door het evangelie der heerlijkheid van Christus, 2 Cor. 4:4. Het Lichaam van Cor. is uitwerking van de raad Gods, Hand. 20:27. Deze omvat de wereld der mensheid. Het Lichaam van Efese is uitwerking van het voornemen der eeuwen (St. V. + eeuwig voornemen, Ef. 3:11). Dit voornemen omspant het heelal. Het Lichaam van Cor. wacht op de dag des Heren, der openbaring van Christus, 1 Cor. 1:7, 1 Thess. 4:13-17, 2 Thess. 2. Het kan alleen weer ontstaan als Israël in zijn land 's Heren wederkomst gaat inwachten, dus de hoop Israëls weer levendig wordt, want de opname de Here tegemoet is een onderdeel van 's Heren wederkomst. Het Lichaam van Ef. verwacht het mede gezet worden onder de over-hemelsen, Ef. 2:6. Dit geschiedt in de dag van Christus, Fil. 1:6, 10, 2:16. Voor de prijswinnaars heeft de hoop, het bij Christus zijn, zich al eerder verwezenlijkt door de uitopstanding, Fil. 3:11 (St. V. wederopstanding). Dat is het ontbonden worden en met Christus zijn.
IV. De Verborgenheid in God Nog nimmer heeft God in volheid de aan Abraham gedane beloften uitgewerkt. Deze houden in: Abraham en zijn natuurlijk zaad krijgt het gehele land Kanaän tot in eeuwigheid, Gen. 13:15, 16; 15:18-21; 17:6-8; in hem, d.i. in zijn persoon, door hemzelf, en tevens door zijn geestelijk zaad, zullen alle volken der aarde gezegend worden, Gen. 12:3, 15:5, 6; 17:4, 5; 22:16-18. De Hervorming heeft gemeend, dat de Kerk voortzetting was van Israël: de nationale windselen waren afgelegd. Ze kon dat alleen door de profetieën te vergeestelijken en aan Israël niet te laten wat God belooft heeft. Zo is een chaos ontstaan, die men allee kan ontkomen door de Schrift ongebroken te aanvaarden en de vervulling van de O.T. beloften en profetieën in een latere periode te stellen. Tussen Israëls verwerping en aanneming, Rom. 11, heeft God een bedeling ingeschoven, waarover Hij nimmer te voren gesproken heeft, de bedeling der genade Gods, Ef. 3:2 of der verborgenheid, Ef. 3:9 grondtekst (gemeenschap moet zijn: verborgenheid). Deze begon toe God bij monde van Paulus Israël in Rome terzijde zette en zij zal eindigen als God Israël weer als Zijn volk zal erkennen, iets wat nog toekomstig is. Ze vult dus mede de tijd van Israëls verharding. In deze bedeling der verborgenheid bereidt God een groep toe uit alle Volken die met Christus aan Zijn Rechterhand gezet wordt boven over alle dingen. In zichzelf niet dan veroordeelenswaardige zondaars, schenkt God deze groep de hoogste genade, reden waarom Hij dan ook spreekt van de bedeling der genade, de uitdeelingssfeer Zijner genade. Deze verschilt van de genade in het algemeen doordat zij ten hoogste opvoert en zet boven over alles. De ontvouwing vinden we in de Brieven aan Efese en Colosse en verder in Filippensen. Deze positie werd nog niet ingenomen door de Gemeente Gods van 1 Cor. 10:32. Deze wachtte op de openbaring van Christus. Het "Efeser lichaam" wacht op het mèt Hem geopenbaard worden, Col. 3:3, 4. Deze verwachting wordt verward met de opname der gemeente van 1 Thess. 4. De Christenheid in het algemeen meent, dat er maar één Gemeente is. Die omvat dan alle gelovigen vanaf Adam tot op de laatste uitverkorene. Dit nu is niet zo, er zijn verschillende groepen. De groep die Lichaam van Christus is, was een verborgenheid in God, nimmer te voren geopenbaard. Hiertoe behoort geen enkele O.T. gelovige. Dit Lichaam kon eerst gevormd worden nadat Christus aan Gods Rechterhand was gezeten en nadat God die absolute verborgenheid aan Paulus geopenbaard had. Dit geschiedde eerst in Rome in zijn gevangenschap. Dat was nadat 1 Thess. 4 geschreven was. Men zal ons vragen tot welke groep dan de andere O.T. en vele N.T. gelovigen behoren. Het antwoord is dit: zij behoren tot de geslachten der hemelen als zij met de gelovige Abraham of tot de geslachten der aarde, als zij in Abraham gezegend worden, Ef. 3:15, Gen. 12:3, 22:18, Hebr. 11:11, 16, 1 Cor. 15:40. Men houdt hierbij wel in het oog dat hoewel allen op dezelfde wijze behouden worden, n.l. door Christus' verlossingswerk, niet allen tot dezelfde sfeer of heerlijkheid geroepen worden. Het Lichaam van Christus is een groep uitverkoren vóór de grondlegging, Gr.: nederwerping der wereld. De Leden worden door de Heilige Geest van heerlijkheid tot heerlijkheid veranderd om eindelijk tot Hem in heerlijkheid opgenomen te worden. Een enkel woord van toelichting zal hier nodig zijn, daar er door het niet recht snijden der Schrift grote verwarring heerst. Velen voelen iets van die heerlijkheid maar werken ze verkeerd uit. Laat ons nagaan. Het opnemen in heerlijkheid ziet het Russellisme plaats vinden op het sterfbed (doch eerst sinds 1874), het Darbisme, het Calvinisme, Lutheranisme en Katholicisme (indien de gelovige ziel bij dit laatste tenminste niet naar het vagevuur gaat) eveneens reeds bij de dood. Allen verliezen uit het oog dat men eerst na de opstanding bij de Here kan zijn (1).
Zij doen dus te kort aan de leer der opstanding. Dit geschiedt evenzo door het Maranathaïsme. Verder verplaatst het Darbisme het einde van het Lichaam naar 1 Thess. 4 en moet daarvoor de Schrift geweld aandoen door dingen te leren, niet eigen aan de Schrift, b.v. door de rechterstoel van Christus in de lucht te stellen waar hij niet is, door te leren dat de Wederhouder de Heilige Geest of de Gemeente is, wat de Schrift niet zegt, door de opname van 1 Thess. 4 te stellen voor dat de toekomende toorn aanvangt, wat de Schrift ook niet leert. Het Russellisme verwart de groep van Thess., en Cor. met het Lichaam en leert onschriftuurlijke dingen over Christus' wederkomst; het meent, dat Hij onzichtbaar zal zijn en blijven. Het Calvinisme enz. onderscheidt de groepen niet en houdt de lijnen niet uit elkaar. Voor de Leden van het Lichaam die met Paulus de loopbaan mogen voleindigen, die de geestelijke volmaaktheid in Christus mogen bereiken, is er iets anders. Geen wegrukking, maar het lichamelijk medegezet worden onder de over- (of op-) hemelsen Ef. 2:6 vóór Christus de groep van 1 Thess. 4 opneemt. Alle leden sterven eerst zoals hun Hoofd en er heeft geen opname van levenden plaats in die groep. We ontkennen de heerlijkheid niet die stervenden zien of horen, we ontkennen de vervulling, niet eenmaal, maar bij het sterven. Evenmin als er nu al een nieuwe hemel en aarde is, alhoewel Johannes die reeds 19 eeuwen geleden zag, evenmin wordt de stervensvisie direct werkelijkheid al zien de stervenden heerlijke gezichten. Men zal vragen of dan thans nog niemand "ontbonden en bij Christus" is. We antwoorden hierop volmondig ja, doch dit is alleen verkregen door het jagen naar de prijs der roeping Gods die Boven is. Dat is de uitopstanding, in de S.V. genoemd de wederopstanding, de persoonlijke opstanding kort na de dood, bereikt door het jagen er naar Fil. 3:10, 11. Deze prijs kan behaald worden door het gestadig zien op de Overste Leidsman en Voleinder des geloofs Christus, door een doden der leden die op de aarde zijn en een inwonen van Christus in het hart die tot alle volheid vervult. dit leidt tot een gestadige ontlediging en een opwassen in het Hoofd, een uitwerken van wat God inwerkt, een met vreze en beven uitwerken van zijns zelfs zaligheid, een jagen naar de volmaaktheid, een grijpen waartoe men gegrepen is. De Verborgenheid in God heeft dus twee zijden. Het is een bedeling waarin God het Lichaam van Christus vormt en een groep die met het Hoofd in levende gemeenschap staat en die met Hem gezet boven over alle dingen en die tevens een prijs in het vooruitzicht stelt, het ontbonden worden en bij Christus zijn. Dat ontbonden worden is niet de scheiding van ziel en lichaam, maar het krot na de dood losgemaakt worden vanuit de doden Zoo is deze verborgenheid rijker dan de opname, consequenter naar de Schrift dan Russellisme en Calvinisme, enz. en meer tot heerlijkheid van God, Die door de dood heen leidt tot het Hoofd. Ze is in alle opzichten ver boven al het vroeger geopenbaarde. Men onderscheide dus wel. In de Corinthergroep is de hóóp: de verandering in een punt des tijds en het de Here tegemoet gaan, hetzij levend, hetzij na eerst opgewekt te zijn. De prijs is het mogen schitteren in de grootste heerlijkheid van de sterren, het ten volle behouden zien blijven van het werk voor Christus' rechterstoel, 1 Cor. 3:11-15. In de Efeser groep is de hoop het met Christus gezet worden in het overhemels koninkrijk 2 Tim. 4:18 grondtekst. Ef. 2:6, 7. Dat is reeds geschied vóór Hij Zich gaat openbaren, omdat het Lichaam eerst bij Hem moet zijn vóór Hij wederkomt om met Hem zichtbaar te worden (Col. 3:4). De prijs is de uitopstanding, het gelijkvormig worden aan Zijn dood, waarnaar Paulus jaagt, Fil. 3:10, 11 en wat leidt tot een spóédige opstanding. dat is het ontbonden worden en bij Christus zijn.
|