Leert de Bijbel
Als reactie op de orthodoxe voorstelling van de hel met zijn eeuwigdurende pijniging ontstonden er in de geschiedenis verschillende vormen van universalisme. Het bekendst is die van A.E. Knoch (1874-1965), een Amerikaan van Duitse afkomst. In Nederland is deze leer nagevolgd door A. Oosterhuis, A. Lukkien, M.A. Manussen, etc.. A.E. Knoch ging met zijn theorie van universele verzoening zover dat niet alleen ieder mens maar ook Satan, demonen en gevallen engelen volledig met God verzoend zullen worden. In wezen is zijn leer niets anders dan een nieuwe vorm van de oude leer van Origenes die als eerste leerde dat allen tot God hersteld zullen worden. In de leer van A.E. Knoch zijn vele oude filosofieën verweven zoals over de aard van het universum, over de oorsprong van goed en kwaad, over fatalisme, etc., visies die stuk voor stuk niet afkomstig zijn vanuit de Bijbel maar hun herkomst vinden in de Griekse wijsbegeerte. In deze brochure gaan wij niet in op kwesties als: ‘De oorsprong van het kwaad’ of ‘Het wel of niet verlost worden van Satan, demonen, gevallen engelen, etc.’. Wij hebben hier namelijk al over geschreven in de brochures: LW. nr. 21 ‘Is God de Schepper van het kwaad? en LW. nr. 22 ‘Satan, de vorst der duisternis’. Maar verder willen wij deze vraagstukken ook zoveel als mogelijk in deze brochure buiten beschouwing laten, omdat onder de aanhangers van de alverzoeningsleer hier verschillend over wordt gedacht en omdat dit de aandacht teveel afleidt van het eigenlijke vraagstuk: ‘Worden alle mensen behouden of niet?’ A.E. Knoch gebruikte een eigen vertaling van het Nieuwe Testament, namelijk de ‘Concordante Vertaling’, verder afgekort: ‘CV’. Veel aanhangers van Knoch’s leer over universele verzoening geven deze vertaling van het Nieuwe Testament, (in het Engels: ‘The Concordant Version’) alle autoriteit, die zij eigenlijk alleen aan de grondtekst zouden moeten geven. Zij zijn ervan overtuigd dat de CV de echte overzetting is van het Nieuwe Testament in hun eigen taal. Zij beschouwen deze vertaling als onfeilbaar. Zij worden hierin gesteund door A.E. Knoch zelf, die beweerde dat de waarschijnlijkheid van een fout in de vertaling tot één duizendste was gereduceerd. De meeste volgelingen van A.E. Knoch’s leer aanvaarden zonder tegenspreken deze aanspraken. Echter als de CV zo goed als foutloos zou zijn, dan mogen wij ons afvragen waarom er dan tussen de uitgave van de CV in 1930 en die van 1944 honderden wijzigingen zijn doorgevoerd. Wij dienen te beseffen dat de Concordante Vertaling één van de vertalingen is van het Nieuwe testament naast de vele andere vertalingen die er al zijn, zoals de SV, de NBG, enz. Op sommige plaatsen is de CV goed, op andere plaatsen minder goed. A.E. Knoch heeft nogal eens het verwijt gekregen dat hij met zijn vertaling zijn eigen theorie aangaande universele verzoening trachtte te staven. Dit verwijt is niet geheel onterecht als wij in ogenschouw nemen, hoe hij in de verschillende edities van de CV met de vertaling van tekstplaatsen, die als peilers gelden onder zijn leer betreffende ‘universele verzoening’, is omgesprongen. Het standpunt omtrent het lot van hen die Christus niet kennen, is in evangelische kringen in het algemeen overgenomen uit het protestantisme. De evangelische zienswijze verschilt in feite niet veel van de Calvinistische en puriteinse zienswijze. Bij literatuuronderzoek blijkt dat er in de evangelische wereld maar weinig over dit onderwerp is gepubliceerd en dat evangelische christenen zich eigenlijk niet goed raad weten met deze kwestie. Zij voelen zich wat ongemakkelijk bij de orthodoxe leer van hel en verdoemenis. In de praktijk stelt men zich wat gereserveerd op bij de orthodoxe voorstelling van het laatste oordeel en de hel met zijn eeuwigdurende pijniging, maar een bijbels weerwoord hierop weet men niet echt te geve. Op hetzelfde moment is men ook huiverig hier tegenin te gaan, want dan wordt men veelal direct beticht dat men de valse leer van het universalisme aanhangt. Aan de andere kant voelt men zich wel tot de alverzoeningsleer aangetrokken omdat men zich moeilijk kan voorstellen dat miljarden mensen buiten de kerk voor eeuwig zullen worden gepijnigd in de hel. Als wij bijvoorbeeld zien hoe verschrikkelijk de aanslag op het World Trade Centre in New York, waarbij 2740 mensen de dood vonden, iedereen aangreep, dan kunnen wij er ons geen voorstelling van maken, hoe onze reactie zal zijn als er geen 2740, maar miljarden mensen die Christus niet kennen in de brandende hel zouden worden geworpen. Terecht vragen wij ons af of zo’n holocaust wel een juiste bijbelse voorstelling van zaken is. De voorstelling die de orthodoxe leer over het laatste oordeel en de hel ons presenteert, is gewoonweg weerzinwekkend. Niemand kan zich daar echt een serieuze voorstelling van maken. Erger nog: deze leer kleineert God, die een behouder is aller mensen, (1 Tim. 4:10 SV). Maar dit is altijd de uitkomst als wij niet de dingen onderscheiden die verschillen (Filp. 1:10 grondtekst) en alles in de Schrift betrekken op de mens van vandaag zonder rekening te willen houden met:
Als wij aan deze grondbeginselen van bijbeluitleg geen aandacht schenken, komen wij tot onjuiste Schriftinterpretaties en tot theorieën die God tot een karikatuur maken. In het laatste nummer, LW. nr. 28 getiteld ‘Het laatste oordeel?’, hebben wij laten zien dat als men de orthodoxe leer over het laatste oordeel en de hel met zijn eeuwigdurende pijniging afwijst, dit niet betekent dat men de alverzoeningsleer aanhangt. Volgens ons is er een meer bijbels gefundeerd alternatief. Wij hebben getracht uiteen te zetten dat binnen de context van het bijbelboek Openbaring en binnen de context van Openb. 20, niet de mensheid voor de grote witte troon zal staan, maar het afvallige deel van Israël uit de grote verdrukking. Hiernaast toonden wij dat de algemene opstanding der doden niet plaats heeft aan het eind van de toekomende eeuw, maar aan het begin van de duizend jaar, nadat Christus is wedergekomen. Deze zienswijze geeft ons een heel andere uitgangspositie en werpt een nieuw licht op vele ogenschijnlijk moeilijke Schriftplaatsen. Aanhangers van de alverzoeningsleer gaan in de regel helaas niet zover terug, dat zij de traditionele voorstelling van het laatste oordeel aan de Schrift toetsen. In plaats dat zij deze orthodoxe en eigenlijk in diepere zin puur heidense voorstelling van het laatste oordeel aan een schriftuurlijk onderzoek onderwerpen, neemt men deze voorstelling van het oordeel van de mensheid als uitgangspunt. En daar ligt de kiem van een leer die uiteindelijk net zo onschriftuurlijk is als de orthodoxe leer over het laatste oordeel en de hel met zijn eeuwigdurende pijniging. Bij het oordeel voor de grote witte troon wordt volgens Openb. 20:15 iedereen die niet in het boek des levens staat, geworpen in de poel des vuurs, ‘de tweede dood’. Indien wij willen leren dat deze mensen toch verlost zullen worden, dan moeten wij wel gaan leren, dat zij uit ‘de tweede dood’ zullen opstaan, hoewel de Bijbel nergens over zo’n opstanding uit de tweede dood spreekt. Dan moeten wij wel gaan leren, dat die poel des vuurs, ‘de tweede dood’, toch niet zo verwoestend is als hij schijnt en dat dit geen dood is maar een louteringsproces. Dan moeten wij allerlei zaken gaan uitvinden en teksten gaan verdraaien om een en ander passend te krijgen in onze theorie! Maar dat is geen eerlijk schriftonderzoek. Het gevolg is dan dat wij de ware betekenis van woorden als ‘verzoening’ en ‘alle dingen’ niet vatten en dat de bijbelgedeelten die hierover spreken voor ons gesloten blijven omdat wij verblind zijn door onze eigenmachtige leer. Wij hopen in deze en in de volgende brochure alle teksten te behandelen die veelal door aanhangers van de alverzoeningsleer worden geciteerd. Wij hopen deze teksten voor de lezer in een nieuw licht te plaatsen waardoor wij in staat zullen zijn de betekenis van deze teksten in hun context te doorgronden. De vraag: ‘Wat geschiedt er met de mens, die Christus niet als zijn persoonlijke Verlosser kent?’, is een heel beladen vraag. Direct worden ivoren torens beklommen en leerstellige posities ingenomen, zowel van de zijde van de orthodoxie als van de zijde van de alverzoening. Het lijkt wel alsof een openlijke discussie over dit onderwerp niet mogelijk is. Dit staat eerlijk bijbelonderzoek in de weg en maakt dat dit onderwerp bijna onbespreekbaar is geworden.
Wij hopen dat een ieder bereid is deze brochure met een ‘open mind’ te lezen en de inhoud te toetsen aan de Schrift! II. Leert de Bijbel alverzoening of alverlossing? De Schrift spreekt over ‘alverzoening', maar nergens spreekt de Schrift over ‘alverlossing'. Laten wij dit toelichten met een tekstvoorbeeld.
Laten wij eens onderzoeken, wat het onderscheid is tussen verzoening en verlossing door een paar vragen stellen aan de hand van de tekst.
Het eerste wat dus voor de mens gebeurd is, is dat wij verzoend zijn. En wat kwam daarna? Het behouden worden. En hoe word je behouden? Hoe word je verlost? Hoe word je gered? Op wat voor grond? De tekst zegt: doordat Hij leeft. Verzoend zijn en behouden worden zijn dus twee verschillende dingen. Laten wij nog een paar vragen stellen aan de hand van Rom. 5:10:
Wanneer word je behouden? Als je met je mond belijdt dat Jezus Heer is en als je met je hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, dus dat Hij leeft! Je wordt behouden doordat Hij leeft, (Rom. 5:10). En je wordt niet zomaar behouden! Je dient dit ten aanzien van Christus te geloven met je hart. Om verzoend te zijn, daar wordt geen geloof voor gevraagd. Geloof wordt gevraagd, om behouden te worden en wel geloof in de opgestane levende Heiland.
Waarom kan de Here Jezus behouden? Omdat Hij leeft. Dus als wij wederom de vraag stellen aan Rom. 5:10 ‘Is verzoening hetzelfde als behouden worden?', dan is duidelijk dat dit twee verschillende dingen zijn. Ieder mens is op grond van de dood van Christus met God verzoend, maar niet ieder mens is behouden, omdat niet ieder mens gelooft dat Hij leeft en Hem als Heer belijdt. Een mens kan dus verzoend zijn, terwijl hij niet behouden is, terwijl hij niet verlost is, terwijl hij niet gered is. Meer nog alle mensen zijn door Christus' dood verzoend, maar ze zijn daarmee nog niet behouden en verlost. Dit zijn eenvoudige dingen. Als wij dit vatten, dan zijn wij in feite klaar met de toetsing van de alverzoeningsleer aan de Schrift! Maar laten wij verder gaan, want er valt nog veel meer te ontdekken.
III. Verzoening 3.1 Wat is verzoening? Als je het woord ‘verzoenen' en ‘verzoening' in de Griekse concordantie gaat opzoeken, kom je tot de wonderlijke ontdekking, dat er drie Griekse woorden zijn, die uitsluitend door de apostel Paulus worden gebruikt, namelijk:
Hiernaast komen nog meer Griekse woorden voor, die gebruikt worden voor ‘verzoenen': hilasmos - bedekken; hilaskomai - zoenmiddel (1 Joh. 2:2; 4:10); hilasterion - verzoendeksel (Luk. 18:13; Rom. 3:25; Hebr. 2:17; 9:5). Deze woorden worden gebruikt door Johannes, Lukas en Paulus. Zij geven de Oud Testamentische betekenis weer van verzoenen, namelijk ‘bedekken'; ‘beschermend bedekken', waardoor toegang kon worden verleend, waardoor er voorbijgegaan kon worden aan de zonden, (Rom. 3:25). Het gaf aan dat de zonden niet waren weggenomen, maar dat deze tijdelijk waren bedekt. Op grond hiervan werd vergeving geschonken en werden de zonden niet toegerekend, (Rom. 4:8; 5:13). Echter Paulus gebruikt exclusief de drie Griekse woorden: katallasso, katallage en apokatallasso en daarbij valt nog iets op. Namelijk Paulus gebruikt in zijn eerste bediening tijdens de Handelingen de woorden katallasso en katallage. Maar als die eerste bediening voorbij is en hij zijn tweede bediening aanvangt ten aanzien van de openbaring van de Verborgenheid na Hand. 28, dan spreekt hij alleen nog maar over apokatallasso, dat vertaald is door ‘weder verzoenen'. Waarom? Wij geven eerst alle tekstplaatsen: Katallasso (vóór Hand. 28:28)
Katallage (vóór Hand. 28:28)
Apokatallasso (na Hand. 28:28)
Er zijn dus vier schriftgedeelten, waar deze woorden zich concentreren:
Hoewel een echtscheiding niet is toegestaan, kan het toch gebeuren, dat een vrouw haar man verlaat. In zo'n situatie is de relatie geheel verstoord en is er vijandschap ontstaan. De vrouw in dit voorbeeld is boos weggegaan. Zij heeft geen gemeenschap meer met haar man. Er is verwijdering en vervreemding. De vrouw heeft in 1 Cor. 7:10-11 haar man verlaten en zij woont ergens anders. Volgens Paulus kan de vrouw in zo'n geval twee dingen doen. Of zij blijft ongehuwd, of zij keert terug tot haar man en zij verzoent zich met hem. Bij zo'n verzoening wordt vrede gesloten. De gemeenschap wordt hersteld en er is weer toenadering met als gevolg dat zij weer bij haar man gaat wonen. En dat is wat verzoening is. De vijandschap wordt opgeheven en er is vrede. De positie van de vrouw in dit voorbeeld verandert. Zij had haar man verlaten, woonde elders, maar nu trekt zij weer bij haar man in. Er is sprake van een beweging. Zij keert tot haar man terug. Verzoening is daarom een verandering van positie. Men leefde gescheiden in vijandschap, maar men keert terug, er is vrede en men verkrijgt toegang. Deze aspecten van verzoening: ‘vijandschap', ‘vrede', ‘terugkeer - toegang - positieverandering', zien wij veelal terug in de context van de schriftgedeelten, waar Paulus over verzoening spreekt. Vijandschap
Vrede
Positieverandering
Let erop dat in het voorbeeld van 1 Cor. 7:10-11 niet de man zijn vrouw heeft verlaten, maar de vrouw haar man. Het verlaten is geheel van haar uitgegaan. Zij heeft de relatie verbroken. De vijandschap ging van haar uit ondanks dat haar man haar liefhad. Zij ging weg. En zij is het ook die nu tot haar man terugkeert. De man heeft nu de opdracht zijn vrouw te aanvaarden en haar niet te verstoten. Het is de positie van de vrouw, die hier verandert, niet die van de man. Zij keert terug, niet hij. Zijn positie blijft onveranderd dezelfde. Zo is het met God ook. Hij blijft onveranderd dezelfde. Hij is een liefhebbend God en Vader. De mens heeft God verlaten en is Hem vijandig gezind. God is de mens niet vijandig gezind. God heeft de mens lief, (Joh. 3:16). En God heeft er alles aan gedaan door het geven van Zijn Zoon, om de mens weer in gemeenschap met Hem terug te brengen en God smeekt de mens tot Hem terug te keren:
3.2 Het veranderen van positie
Allasso duidt in deze voorbeelden op:
Allasso betekent ‘veranderen, vervangen, verwisselen', waarbij de staat en de toestand geheel verschilt met die van daarvoor. Voor het werkwoord allasso kunnen diverse voorzetsels worden geplaatst: Dia Diallassomai (dia + allasso): ‘zich wederzijds verzoenen'; gemeenschappelijk de toestand veranderen, verbeteren. Zie bijvoorbeeld Matth. 5:24, waar iemand zich eerst met zijn broeder verzoent, voordat hij offert. Kata Katallasso (kata + allasso): veranderen of verwisselen van iets willekeurigs, niet als bij diallassomai met wederzijds goedvinden, maar als iets dat geheel en al voortkomt uit de actie van één van de partijen. Kata duidt een beweging aan: ‘van -- naar'. Bij gebruik in de tweede naamval duidt het op een verticale beweging: ‘van boven naar beneden', Katallasso vestigt de aandacht op de veranderde positie, waarin iemand is gebracht door de andere partij, hier de mens door God op grond van de dood van Christus. Deze verzoening moet men wel aanvaarden en zich zo met God laten verzoenen, (Rom. 5:10-11; 2 Cor. 5:18-20). Katallasso is geen wederzijdse verzoening, want de mens heeft geen recht op vijandschap tegenover God en er kan dus ook geen sprake zijn, dat hij zich met God verzoent. Hij kan alleen aannemen, wat God hem aanbiedt. Als er sprake is van wederkerige verzoening, die alleen tussen schepselen mogelijk is, gebruikt de Schrift diallassomai. Apo Apokatallasso (apo + kata + allasso): ‘weder verzoenen'. Apo refereert aan de staat die verlaten is. Kata refereert aan de staat die hierna gevonden is. Apo = weg van; vanaf. Kata = naar. Apokatallasso wordt ook wel met ‘volle verzoening' vertaald, omdat het verder reikt dan de gewone verzoening, katallasso. Het duidt op een nog verdergaande positieverandering. Opnieuw wordt men van positie gewisseld. Het wordt alleen gebruikt voor de Gemeente der verborgenheid en het einddoel van Gods voornemen, (Ef. 2:16; Col. 1:20-23). Verzoening geeft dus een radicale positieverandering aan voor de mens: van -- naar. Er is iets ingrijpends voor hem veranderd tengevolge van de verzoening, die God eenzijdig op grond van de dood van Zijn Zoon uitvoerde. Deze positieverandering, waarvan hij zich niet bewust was, mag hij nu leren verstaan. Hij is verzoend, d.w.z. hij is weer in een relatie tot God gebracht, waardoor verlossing mogelijk wordt. Als we alle tekstplaatsen van katallasso en katallage overzien, dan ontdekken wij dat de vijandschap teniet is gedaan en dat er sprake is van vrede. Er is iets veranderd in de relatie, waarin men eerst van God vervreemd was. De weg is vrij om individueel tot God terug te keren. Die verandering van positie is het gevolg van het kruis en de dood van Christus en heeft betrekking op de mens en de volkeren. Verzoening was nodig vanwege de vervreemding. Er was steeds meer afstand gekomen tussen God en de mens. 3.3 De drie stappen van vervreemding
3.4 Het opheffen van de vervreemding
Wij zien hier dus de vijf stappen, de vijf fasen van de verzoening, waar met name de gelovige uit de volkeren deel aan heeft. De eerste drie stappen hebben ieder mens van God vervreemd.
Deze eerste drie stappen betreffen dus ieder mens in het algemeen. Alleen ten aanzien van de Israëliet kan je opmerken, dat stap twee in de vervreemding voor hem lange tijd niet gold en dat hij een bevoorrechte positie innam ten opzichte van de 70 volkeren. Hij verloor echter deze bevoorrechte positie, toen Israël in Hand. 28:28 terzijde werd gesteld. Maar in het algemeen is de positie van de mens in deze wereld, dat hij totaal vervreemd is van God, (Ef. 2:1-3; 11-12; 4:17-19).
Kortom, qua positie is het hopeloos. Hij is reddeloos verloren, onbereikbaar. Hij is totaal van God vervreemd en ziet God als zijn vijand. Verzoening is zoals wij gezien hebben: ‘het veranderen van positie' met als doel het verkleinen van de afstand. Zij die ‘veraf' staan, ‘nabij' brengen. En voordat er sprake kan zijn van verlossing van de mens, dient eerst zijn positie drastisch veranderd te worden. Hij dient weer nabij God gebracht te worden, zodat eventueel verlossing een mogelijkheid wordt en hij in gemeenschap met God kan komen. Natuurlijk kon God niet zomaar over deze drie punten van vervreemding heen stappen. Daar was rechtvaardige grond voor nodig. En deze rechtvaardige grond vond Hij in de dood van Zijn Zoon.
Op grond van Christus' dood aan het kruis kon God de positie van de mens ingrijpend veranderen, ‘verzoenen', zodat de vervreemding werd opgeheven en het behouden worden mogelijk werd. Die verandering van positie is niet dat God zich veranderd heeft, maar dat de positie van de mens door God veranderd is op grond van Christus' dood. Gods houding en positie ten opzichte van de zondaar en de zonden is niet veranderd, maar Hij heeft op grond van de dood van Zijn Zoon de positie van de mens ingrijpend veranderd. IV. Gods verzoeningswerk stap voor stap
Hieraan zien wij hoe nadrukkelijk het vlees in dit verband wordt afgewezen. De mens kan in verband met de verzoening der wereld niets uitrichten. Het gaat geheel buiten het vlees om. In vers 19 vertelt Paulus, ‘dat God in Christus de wereld met zichzelf verzoenende was', en dat de apostel Paulus en zijn medewerkers de bediening der verzoening ontvangen hadden. De uitdrukking ‘de wereld verzoenende' oftewel ‘de verzoening der wereld' gebruikt Paulus ook in de Romeinen brief, waar hij de term meer verklaart. Het is daarom verstandig eerst naar de Romeinenbrief te gaan. De veraf positie van de heidense volkeren
Op beide gebeurtenissen en hun gevolgen gaat Paulus uitgebreid in. Eerst behandelt hij de vervreemding van de volkeren in de Romeinen- brief als gevolg van de rebellie van Babel. Daarna behandelt hij de vervreemding van de mens van God als gevolg van de val van Adam. Voor wij de Romeinenbrief openen, is het goed vooraf iets te weten over de structuur van deze brief. De brief valt namelijk uiteen in een uiterlijk gedeelte, dat bestaat uit Rom. 1:1 - 5:11 en Rom. 9:1 - 16: 24 en een innerlijk gedeelte van Rom. 5:12 - 8:39. Verder vinden we aan het einde van de brief nog een apart slot, dat terugblikt op het innerlijke gedeelte.
4.1.a De terzijdezetting van de wereld en de roeping van Israël
Er waren geen Heidenen voordat er Joden waren, net zoals er geen onbesnedenen waren voordat er besnedenen waren. Heidenen of volkeren worden in de Schrift niet genoemd tot wij aankomen in Gen. 10. Daar lezen wij over de verdeling van de aarde en de grenzen die de volkeren zijn gegeven. Een vraag: “Heeft God nog gemeenschap met één van de 70 volkeren vanaf de rebellie van Babel met als gevolg de verstrooiing?” Nee. God trok zijn handen van de volkeren af. Paulus gaat in Rom. 1 uitgebreid op deze situatie in. In Rom. 1:18-32 beschrijft Paulus wat er geschiedde na de zondvloed in de dagen van Nimrod, toen Babel werd gesticht. Als wij zorgvuldig dit gedeelte lezen, dan valt op dat:
In tegenstelling tot vandaag kende men in de dagen van Babel God wel degelijk. Men kende de geopenbaarde waarheid. Men kende Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, maar men weigerde God te erkennen en Hem te verheerlijken en te danken als God. Dit is het systeem van Babel, namelijk moedwillig de waarheid ten onder houden en bewerende wijs te zijn de majesteit en de heerlijkheid van God vervangen (allasso) door afgoden, (vers 23). Zij hebben de waarheid Gods vervangen (allasso) door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen, (vers 25). Wat had deze rebellie, deze Satanische opstand tegen God tot gevolg? God liet hen volkomen gaan en:
Hun overleggingen liepen op niets uit en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Ef. 4 weidt uit over deze ‘veraf' positie van de Heidenen.
In Gen. 10 vinden we de volkerentafel; in Gen. 11 de spraakverwarring van Babel en de verstrooiing van de 70 volkeren; in Gen. 12 de roeping van Abraham en de aanvang van één natie. God had alleen nog maar gemeenschap met één volk, waar Hij de wet als een muur ter afscheiding om heen plaatste. En zolang die ene natie, Israël, bleef in zijn bijzondere positie, zolang werden de overige naties op een afstand gehouden. Niet totdat Christus gekomen was, kon er iets aan deze situatie worden gedaan. Keer op keer benadrukt de Schrift de bijzondere voorrechten van de besnijdenis.
4.1.b De terzijdezetting van Israël en de verzoening van de wereld
Dit HEDEN is alleen maar mogelijk, doordat de verzoening van kracht geworden was. Zodra de roeping van Abraham naderbij kwam, begon de terzijde zetting van de volkeren vorm te krijgen. Maar het omgekeerde is ook het geval. Zodra de verzoening van de volkeren naderbij kwam, kwam het bijzondere onderscheid van Israël ten einde. Petrus
|