Levend Water

Leert de Bijbel
alverzoening of alverlossing?





Vrijgegeven gedeelte van de brochure

I. Inleiding


In deze brochure willen wij stilstaan bij de leer der universele verzoening, ook wel ‘alverzoening’ genoemd, in het kader van onze serie brochures over de eindbestemming van de mens.

Als reactie op de orthodoxe voorstelling van de hel met zijn eeuwigdurende pijniging ontstonden er in de geschiedenis verschillende vormen van universalisme. Het bekendst is die van A.E. Knoch (1874-1965), een Amerikaan van Duitse afkomst. In Nederland is deze leer nagevolgd door A. Oosterhuis, A. Lukkien, M.A. Manussen, etc.. A.E. Knoch ging met zijn theorie van universele verzoening zover dat niet alleen ieder mens maar ook Satan, demonen en gevallen engelen volledig met God verzoend zullen worden. In wezen is zijn leer niets anders dan een nieuwe vorm van de oude leer van Origenes die als eerste leerde dat allen tot God hersteld zullen worden. In de leer van A.E. Knoch zijn vele oude filosofieën verweven zoals over de aard van het universum, over de oorsprong van goed en kwaad, over fatalisme, etc., visies die stuk voor stuk niet afkomstig zijn vanuit de Bijbel maar hun herkomst vinden in de Griekse wijsbegeerte.

In deze brochure gaan wij niet in op kwesties als: ‘De oorsprong van het kwaad’ of ‘Het wel of niet verlost worden van Satan, demonen, gevallen engelen, etc.’. Wij hebben hier namelijk al over geschreven in de brochures: LW. nr. 21 ‘Is God de Schepper van het kwaad? en LW. nr. 22 ‘Satan, de vorst der duisternis’. Maar verder willen wij deze vraagstukken ook zoveel als mogelijk in deze brochure buiten beschouwing laten, omdat onder de aanhangers van de alverzoeningsleer hier verschillend over wordt gedacht en omdat dit de aandacht teveel afleidt van het eigenlijke vraagstuk: ‘Worden alle mensen behouden of niet?’

A.E. Knoch gebruikte een eigen vertaling van het Nieuwe Testament, namelijk de ‘Concordante Vertaling’, verder afgekort: ‘CV’. Veel aanhangers van Knoch’s leer over universele verzoening geven deze vertaling van het Nieuwe Testament, (in het Engels: ‘The Concordant Version’) alle autoriteit, die zij eigenlijk alleen aan de grondtekst zouden moeten geven. Zij zijn ervan overtuigd dat de CV de echte overzetting is van het Nieuwe Testament in hun eigen taal. Zij beschouwen deze vertaling als onfeilbaar. Zij worden hierin gesteund door A.E. Knoch zelf, die beweerde dat de waarschijnlijkheid van een fout in de vertaling tot één duizendste was gereduceerd. De meeste volgelingen van A.E. Knoch’s leer aanvaarden zonder tegenspreken deze aanspraken. Echter als de CV zo goed als foutloos zou zijn, dan mogen wij ons afvragen waarom er dan tussen de uitgave van de CV in 1930 en die van 1944 honderden wijzigingen zijn doorgevoerd. Wij dienen te beseffen dat de Concordante Vertaling één van de vertalingen is van het Nieuwe testament naast de vele andere vertalingen die er al zijn, zoals de SV, de NBG, enz. Op sommige plaatsen is de CV goed, op andere plaatsen minder goed. A.E. Knoch heeft nogal eens het verwijt gekregen dat hij met zijn vertaling zijn eigen theorie aangaande universele verzoening trachtte te staven. Dit verwijt is niet geheel onterecht als wij in ogenschouw nemen, hoe hij in de verschillende edities van de CV met de vertaling van tekstplaatsen, die als peilers gelden onder zijn leer betreffende ‘universele verzoening’, is omgesprongen.

Het standpunt omtrent het lot van hen die Christus niet kennen, is in evangelische kringen in het algemeen overgenomen uit het protestantisme. De evangelische zienswijze verschilt in feite niet veel van de Calvinistische en puriteinse zienswijze. Bij literatuuronderzoek blijkt dat er in de evangelische wereld maar weinig over dit onderwerp is gepubliceerd en dat evangelische christenen zich eigenlijk niet goed raad weten met deze kwestie. Zij voelen zich wat ongemakkelijk bij de orthodoxe leer van hel en verdoemenis. In de praktijk stelt men zich wat gereserveerd op bij de orthodoxe voorstelling van het laatste oordeel en de hel met zijn eeuwigdurende pijniging, maar een bijbels weerwoord hierop weet men niet echt te geve. Op hetzelfde moment is men ook huiverig hier tegenin te gaan, want dan wordt men veelal direct beticht dat men de valse leer van het universalisme aanhangt.

Aan de andere kant voelt men zich wel tot de alverzoeningsleer aangetrokken omdat men zich moeilijk kan voorstellen dat miljarden mensen buiten de kerk voor eeuwig zullen worden gepijnigd in de hel. Als wij bijvoorbeeld zien hoe verschrikkelijk de aanslag op het World Trade Centre in New York, waarbij 2740 mensen de dood vonden, iedereen aangreep, dan kunnen wij er ons geen voorstelling van maken, hoe onze reactie zal zijn als er geen 2740, maar miljarden mensen die Christus niet kennen in de brandende hel zouden worden geworpen. Terecht vragen wij ons af of zo’n holocaust wel een juiste bijbelse voorstelling van zaken is.

De voorstelling die de orthodoxe leer over het laatste oordeel en de hel ons presenteert, is gewoonweg weerzinwekkend. Niemand kan zich daar echt een serieuze voorstelling van maken. Erger nog: deze leer kleineert God, die een behouder is aller mensen, (1 Tim. 4:10 SV). Maar dit is altijd de uitkomst als wij niet de dingen onderscheiden die verschillen (Filp. 1:10 grondtekst) en alles in de Schrift betrekken op de mens van vandaag zonder rekening te willen houden met:

  • ‘Aan wie en over wie iets geschreven is’;
  • ‘Voor welke tijd één en ander geldt’;
  • ‘Waar het zich afspeelt’; enz.

Als wij aan deze grondbeginselen van bijbeluitleg geen aandacht schenken, komen wij tot onjuiste Schriftinterpretaties en tot theorieën die God tot een karikatuur maken.

In het laatste nummer, LW. nr. 28 getiteld ‘Het laatste oordeel?’, hebben wij laten zien dat als men de orthodoxe leer over het laatste oordeel en de hel met zijn eeuwigdurende pijniging afwijst, dit niet betekent dat men de alverzoeningsleer aanhangt. Volgens ons is er een meer bijbels gefundeerd alternatief. Wij hebben getracht uiteen te zetten dat binnen de context van het bijbelboek Openbaring en binnen de context van Openb. 20, niet de mensheid voor de grote witte troon zal staan, maar het afvallige deel van Israël uit de grote verdrukking. Hiernaast toonden wij dat de algemene opstanding der doden niet plaats heeft aan het eind van de toekomende eeuw, maar aan het begin van de duizend jaar, nadat Christus is wedergekomen. Deze zienswijze geeft ons een heel andere uitgangspositie en werpt een nieuw licht op vele ogenschijnlijk moeilijke Schriftplaatsen.

Aanhangers van de alverzoeningsleer gaan in de regel helaas niet zover terug, dat zij de traditionele voorstelling van het laatste oordeel aan de Schrift toetsen. In plaats dat zij deze orthodoxe en eigenlijk in diepere zin puur heidense voorstelling van het laatste oordeel aan een schriftuurlijk onderzoek onderwerpen, neemt men deze voorstelling van het oordeel van de mensheid als uitgangspunt. En daar ligt de kiem van een leer die uiteindelijk net zo onschriftuurlijk is als de orthodoxe leer over het laatste oordeel en de hel met zijn eeuwigdurende pijniging.

Bij het oordeel voor de grote witte troon wordt volgens Openb. 20:15 iedereen die niet in het boek des levens staat, geworpen in de poel des vuurs, ‘de tweede dood’. Indien wij willen leren dat deze mensen toch verlost zullen worden, dan moeten wij wel gaan leren, dat zij uit ‘de tweede dood’ zullen opstaan, hoewel de Bijbel nergens over zo’n opstanding uit de tweede dood spreekt. Dan moeten wij wel gaan leren, dat die poel des vuurs, ‘de tweede dood’, toch niet zo verwoestend is als hij schijnt en dat dit geen dood is maar een louteringsproces. Dan moeten wij allerlei zaken gaan uitvinden en teksten gaan verdraaien om een en ander passend te krijgen in onze theorie! Maar dat is geen eerlijk schriftonderzoek.

Het gevolg is dan dat wij de ware betekenis van woorden als ‘verzoening’ en ‘alle dingen’ niet vatten en dat de bijbelgedeelten die hierover spreken voor ons gesloten blijven omdat wij verblind zijn door onze eigenmachtige leer. Wij hopen in deze en in de volgende brochure alle teksten te behandelen die veelal door aanhangers van de alverzoeningsleer worden geciteerd. Wij hopen deze teksten voor de lezer in een nieuw licht te plaatsen waardoor wij in staat zullen zijn de betekenis van deze teksten in hun context te doorgronden.

De vraag: ‘Wat geschiedt er met de mens, die Christus niet als zijn persoonlijke Verlosser kent?’, is een heel beladen vraag. Direct worden ivoren torens beklommen en leerstellige posities ingenomen, zowel van de zijde van de orthodoxie als van de zijde van de alverzoening. Het lijkt wel alsof een openlijke discussie over dit onderwerp niet mogelijk is. Dit staat eerlijk bijbelonderzoek in de weg en maakt dat dit onderwerp bijna onbespreekbaar is geworden.

Wij hopen dat een ieder bereid is deze brochure met een ‘open mind’ te lezen en de inhoud te toetsen aan de Schrift!



II. Leert de Bijbel alverzoening of alverlossing?


Dit is een belangrijke vraag, omdat veelal de aanhangers van Knoch's leer over de universele verzoening in het woord ‘alverzoening' het woord ‘alverlossing' lezen. Velen vatten bijna ongemerkt het woord verzoening op als verlossing. Maar dat zijn twee heel verschillende bijbelse begrippen. In de Bijbel wordt wel over alverzoening gesproken, maar de Bijbel geeft hier een hele andere betekenis en inhoud aan dan de aanhangers van de alverzoeningsleer. Verzoening is heel wat anders dan verlossing. Daarom kan het voorkomen, dat iemand wel verzoend is, maar niet verlost!

De Schrift spreekt over ‘alverzoening', maar nergens spreekt de Schrift over ‘alverlossing'. Laten wij dit toelichten met een tekstvoorbeeld.

Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft; (Rom. 5:10)

Laten wij eens onderzoeken, wat het onderscheid is tussen verzoening en verlossing door een paar vragen stellen aan de hand van de tekst.

  1. Is in Rom. 5:10 verzoening hetzelfde als behouden worden? Nee, verzoening is in de tekst niet hetzelfde als behouden worden.

  2. Wat komt volgens de tekst het eerst - het behouden worden of het verzoend zijn? Volgens de tekst komt de verzoening het eerst. Eerst komt het verzoend zijn, pas daarna komt het behouden worden.

  3. Wanneer zijn wij met God verzoend? De tekst zegt: ‘Toen wij vijanden waren'.

  4. Hoe zijn wij met God verzoend, toen wij vijanden waren? Door de dood Zijns Zoons. De dood van de Here Jezus Christus heeft tot gevolg gehad, dat alle mensen die in wezen vijanden zijn van God met God verzoend zijn geworden.

  5. Maar op welke grond heeft God Zich dan met de mens, die van nature een vijand is van God, kunnen verzoenen? Op de grond van de dood Zijn Zoons.

Het eerste wat dus voor de mens gebeurd is, is dat wij verzoend zijn. En wat kwam daarna? Het behouden worden. En hoe word je behouden? Hoe word je verlost? Hoe word je gered? Op wat voor grond? De tekst zegt: doordat Hij leeft. Verzoend zijn en behouden worden zijn dus twee verschillende dingen. Laten wij nog een paar vragen stellen aan de hand van Rom. 5:10:

  1. Moet je geloven om met God verzoend te worden? Nee, ieder mens is al verzoend met God. Of iemand dat nu wel of niet gelooft, doet niet ter zake. Dat is een zaak die geheel ligt aan Gods kant. Wij zijn zelfs met God verzoend toen wij nog vijanden waren!

  2. Moet je geloven om behouden te worden? Ja, lees maar Rom. 10:9

Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; (Rom. 10:9)

Wanneer word je behouden? Als je met je mond belijdt dat Jezus Heer is en als je met je hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, dus dat Hij leeft! Je wordt behouden doordat Hij leeft, (Rom. 5:10). En je wordt niet zomaar behouden! Je dient dit ten aanzien van Christus te geloven met je hart. Om verzoend te zijn, daar wordt geen geloof voor gevraagd. Geloof wordt gevraagd, om behouden te worden en wel geloof in de opgestane levende Heiland.

10 want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. 11 Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. 12 Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, een en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; 13 want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden. (Rom. 10:10-13)

Waarom kan de Here Jezus behouden? Omdat Hij leeft. Dus als wij wederom de vraag stellen aan Rom. 5:10 ‘Is verzoening hetzelfde als behouden worden?', dan is duidelijk dat dit twee verschillende dingen zijn. Ieder mens is op grond van de dood van Christus met God verzoend, maar niet ieder mens is behouden, omdat niet ieder mens gelooft dat Hij leeft en Hem als Heer belijdt. Een mens kan dus verzoend zijn, terwijl hij niet behouden is, terwijl hij niet verlost is, terwijl hij niet gered is. Meer nog alle mensen zijn door Christus' dood verzoend, maar ze zijn daarmee nog niet behouden en verlost. Dit zijn eenvoudige dingen. Als wij dit vatten, dan zijn wij in feite klaar met de toetsing van de alverzoeningsleer aan de Schrift!

Maar laten wij verder gaan, want er valt nog veel meer te ontdekken.




III. Verzoening

3.1 Wat is verzoening?

Wat is eigenlijk verzoening? Wat houdt verzoening volgens de Schrift in en waarom is het noodzakelijk dat het aan de verlossing voorafging? Waarom moest het de basis vormen waarop later het persoonlijk behouden worden, kan plaatsvinden? Wij moeten proberen ons een schriftuurlijk begrip te vormen van verzoening, want anders gaan wij ‘verzoening' verwarren met ‘verlossing'.

Als je het woord ‘verzoenen' en ‘verzoening' in de Griekse concordantie gaat opzoeken, kom je tot de wonderlijke ontdekking, dat er drie Griekse woorden zijn, die uitsluitend door de apostel Paulus worden gebruikt, namelijk:

  • katallasso - verzoenen
  • katallage - verzoening
  • apokatallasso - weder verzoenen

Hiernaast komen nog meer Griekse woorden voor, die gebruikt worden voor ‘verzoenen': hilasmos - bedekken; hilaskomai - zoenmiddel (1 Joh. 2:2; 4:10); hilasterion - verzoendeksel (Luk. 18:13; Rom. 3:25; Hebr. 2:17; 9:5). Deze woorden worden gebruikt door Johannes, Lukas en Paulus. Zij geven de Oud Testamentische betekenis weer van verzoenen, namelijk ‘bedekken'; ‘beschermend bedekken', waardoor toegang kon worden verleend, waardoor er voorbijgegaan kon worden aan de zonden, (Rom. 3:25). Het gaf aan dat de zonden niet waren weggenomen, maar dat deze tijdelijk waren bedekt. Op grond hiervan werd vergeving geschonken en werden de zonden niet toegerekend, (Rom. 4:8; 5:13).

Echter Paulus gebruikt exclusief de drie Griekse woorden: katallasso, katallage en apokatallasso en daarbij valt nog iets op. Namelijk Paulus gebruikt in zijn eerste bediening tijdens de Handelingen de woorden katallasso en katallage. Maar als die eerste bediening voorbij is en hij zijn tweede bediening aanvangt ten aanzien van de openbaring van de Verborgenheid na Hand. 28, dan spreekt hij alleen nog maar over apokatallasso, dat vertaald is door ‘weder verzoenen'. Waarom? Wij geven eerst alle tekstplaatsen:

Katallasso (vóór Hand. 28:28)

  • ‘Vijanden .... verzoend ....verzoend zijn' (Rom. 5:10)
  • ‘Zich met haar man verzoenen' (1 Cor. 7:11)
  • ‘God, die .... ons met Zich verzoend heeft' (2 Cor. 5:18)
  • ‘God was in Christus .... verzoenende' (2 Cor. 5:19)
  • ‘Laat u met God verzoenen' (2 Cor. 5:20)

Katallage (vóór Hand. 28:28)

  • ‘De verzoening' (Rom. 5:11)
  • ‘De verzoening der wereld' (Rom. 11:15)
  • ‘De bediening der verzoening' (2 Cor. 5:18)
  • ‘Het woord der verzoening' (2 Cor. 5:19)

Apokatallasso (na Hand. 28:28)

  • ‘De twee .... weder met God te verzoenen' (Ef. 2:16)
  • ‘Alle dingen weder met Zich te verzoenen' (Col. 1:20)
  • ‘Ook u .... heeft Hij thans weder verzoend' (Col. 1:21)

Er zijn dus vier schriftgedeelten, waar deze woorden zich concentreren:

1. Verzoenen, verzoening Rom. 5:10-11;
2 Cor. 5:18-20
(vóór Hand. 28)
2. Weder verzoenen Ef. 2:14-18;
Col. 1:15-23
(na Hand. 28)



Eén tekstplaats staat wat apart, namelijk 1 Cor. 7:11. Maar deze tekst kan ons wel helpen een goed begrip te vormen van wat ‘verzoening' is, want het is een voorbeeld uit de praktijk van het dagelijkse leven. Het betreft, hoe je als vrouw dient te handelen, als je je man hebt verlaten.

‘10 Doch hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, dat een vrouw haar man niet mag verlaten 11 - is dit toch gebeurd, dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen - en een man moet zijn vrouw niet verstoten'. (1 Cor. 7:10-11)

Hoewel een echtscheiding niet is toegestaan, kan het toch gebeuren, dat een vrouw haar man verlaat. In zo'n situatie is de relatie geheel verstoord en is er vijandschap ontstaan. De vrouw in dit voorbeeld is boos weggegaan. Zij heeft geen gemeenschap meer met haar man. Er is verwijdering en vervreemding. De vrouw heeft in 1 Cor. 7:10-11 haar man verlaten en zij woont ergens anders.

Volgens Paulus kan de vrouw in zo'n geval twee dingen doen. Of zij blijft ongehuwd, of zij keert terug tot haar man en zij verzoent zich met hem. Bij zo'n verzoening wordt vrede gesloten. De gemeenschap wordt hersteld en er is weer toenadering met als gevolg dat zij weer bij haar man gaat wonen. En dat is wat verzoening is. De vijandschap wordt opgeheven en er is vrede. De positie van de vrouw in dit voorbeeld verandert. Zij had haar man verlaten, woonde elders, maar nu trekt zij weer bij haar man in. Er is sprake van een beweging. Zij keert tot haar man terug. Verzoening is daarom een verandering van positie. Men leefde gescheiden in vijandschap, maar men keert terug, er is vrede en men verkrijgt toegang.

Deze aspecten van verzoening: ‘vijandschap', ‘vrede', ‘terugkeer - toegang - positieverandering', zien wij veelal terug in de context van de schriftgedeelten, waar Paulus over verzoening spreekt.

Vijandschap

  • ‘Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood Zijns Zoons' (Rom. 5:10)
  • ‘En de tussenmuur die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft' (Ef. 2:14)
  • ‘Door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft', (Ef. 2:16)
  • ‘Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken' (Col. 1:21)

Vrede

  • ‘Wij dan ... hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus' (Rom. 1:1)
  • ‘Want Hij is onze vrede, die de twee één gemaakt heeft' (Ef. 2:14)
  • ‘Om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen' (Ef. 2:15)
  • ‘En bij Zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren' (Ef. 2:17)
  • ‘En door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises' (Col. 1:20)

Positieverandering

  • ‘Door wie wij ook de toegang verkregen hebben' (Rom. 5:2)
  • ‘De twee tot één nieuwe mens te scheppen en de twee tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen' (Ef. 2:15-16)
  • ‘Want door Hem hebben wij beiden in één Geest de toegang tot de Vader' (Ef. 2:18)
  • ‘Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods' (Ef. 2:19)
  • ‘Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon Zijner liefde' (Col. 1:13)
  • ‘om u heilig en onbesmet en onberispelijk voor Zich te stellen' (Col. 1:22)

Let erop dat in het voorbeeld van 1 Cor. 7:10-11 niet de man zijn vrouw heeft verlaten, maar de vrouw haar man. Het verlaten is geheel van haar uitgegaan. Zij heeft de relatie verbroken. De vijandschap ging van haar uit ondanks dat haar man haar liefhad. Zij ging weg. En zij is het ook die nu tot haar man terugkeert. De man heeft nu de opdracht zijn vrouw te aanvaarden en haar niet te verstoten. Het is de positie van de vrouw, die hier verandert, niet die van de man. Zij keert terug, niet hij. Zijn positie blijft onveranderd dezelfde.

Zo is het met God ook. Hij blijft onveranderd dezelfde. Hij is een liefhebbend God en Vader. De mens heeft God verlaten en is Hem vijandig gezind. God is de mens niet vijandig gezind. God heeft de mens lief, (Joh. 3:16). En God heeft er alles aan gedaan door het geven van Zijn Zoon, om de mens weer in gemeenschap met Hem terug te brengen en God smeekt de mens tot Hem terug te keren:

20 Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: “Laat u met God verzoenen”. 21 Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem. (2 Cor. 5:20-21)




3.2 Het veranderen van positie

Dat verzoening een verandering van positie betekent, wordt ook duidelijk uit het Grieks. Het werkwoord katallasso (verzoenen) en het zelfstandig naamwoord katallage (verzoening) zijn een samentrekking van het voorzetsel kata en het woord allasso. Allasso betekent: ‘veranderen'. Het komt o.a. in de volgende tekstplaatsen voor:

  • ‘want wij hebben hem horen zeggen, dat deze Jezus, de Nazoreeër, deze plaats zal afbreken en de zeden veranderen (allasso), die Mozes ons heeft overgeleverd.', (Hand. 6:14).

  • ‘en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen (allasso) door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren.', (Rom. 1:23)

  • ‘51 Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd (allasso) worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd (allasso) worden.', (1 Cor. 15:51-52).

  • ‘en als een mantel zult Gij ze oprollen, als een kleed zullen zij ook verwisseld (allasso) worden; maar Gij zijt dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden.', (Hebr. 1:12).

Allasso duidt in deze voorbeelden op:

  • een ingrijpende verandering van de zeden van Mozes;
  • een drastische vervanging van de majesteit van God door afgoden;
  • een radicale verandering / verwisseling van lichaam bij de laatste bazuin;
  • een complete verwisseling van de hemelen en de aarde door nieuwe hemelen en aarde.

Allasso betekent ‘veranderen, vervangen, verwisselen', waarbij de staat en de toestand geheel verschilt met die van daarvoor. Voor het werkwoord allasso kunnen diverse voorzetsels worden geplaatst:

Dia

Diallassomai (dia + allasso): ‘zich wederzijds verzoenen'; gemeenschappelijk de toestand veranderen, verbeteren. Zie bijvoorbeeld Matth. 5:24, waar iemand zich eerst met zijn broeder verzoent, voordat hij offert.

Kata

Katallasso (kata + allasso): veranderen of verwisselen van iets willekeurigs, niet als bij diallassomai met wederzijds goedvinden, maar als iets dat geheel en al voortkomt uit de actie van één van de partijen. Kata duidt een beweging aan: ‘van -- naar'. Bij gebruik in de tweede naamval duidt het op een verticale beweging: ‘van boven naar beneden', Katallasso vestigt de aandacht op de veranderde positie, waarin iemand is gebracht door de andere partij, hier de mens door God op grond van de dood van Christus. Deze verzoening moet men wel aanvaarden en zich zo met God laten verzoenen, (Rom. 5:10-11; 2 Cor. 5:18-20). Katallasso is geen wederzijdse verzoening, want de mens heeft geen recht op vijandschap tegenover God en er kan dus ook geen sprake zijn, dat hij zich met God verzoent. Hij kan alleen aannemen, wat God hem aanbiedt. Als er sprake is van wederkerige verzoening, die alleen tussen schepselen mogelijk is, gebruikt de Schrift diallassomai.

Apo

Apokatallasso (apo + kata + allasso): ‘weder verzoenen'. Apo refereert aan de staat die verlaten is. Kata refereert aan de staat die hierna gevonden is. Apo = weg van; vanaf. Kata = naar. Apokatallasso wordt ook wel met ‘volle verzoening' vertaald, omdat het verder reikt dan de gewone verzoening, katallasso. Het duidt op een nog verdergaande positieverandering. Opnieuw wordt men van positie gewisseld. Het wordt alleen gebruikt voor de Gemeente der verborgenheid en het einddoel van Gods voornemen, (Ef. 2:16; Col. 1:20-23).

Verzoening geeft dus een radicale positieverandering aan voor de mens: van -- naar. Er is iets ingrijpends voor hem veranderd tengevolge van de verzoening, die God eenzijdig op grond van de dood van Zijn Zoon uitvoerde. Deze positieverandering, waarvan hij zich niet bewust was, mag hij nu leren verstaan. Hij is verzoend, d.w.z. hij is weer in een relatie tot God gebracht, waardoor verlossing mogelijk wordt.

Als we alle tekstplaatsen van katallasso en katallage overzien, dan ontdekken wij dat de vijandschap teniet is gedaan en dat er sprake is van vrede. Er is iets veranderd in de relatie, waarin men eerst van God vervreemd was. De weg is vrij om individueel tot God terug te keren. Die verandering van positie is het gevolg van het kruis en de dood van Christus en heeft betrekking op de mens en de volkeren. Verzoening was nodig vanwege de vervreemding. Er was steeds meer afstand gekomen tussen God en de mens.




3.3 De drie stappen van vervreemding

  1. Door de val van Adam in de zonde kwam er vervreemding tussen de mens en God, hoewel de Here met de mens meeging en ten oosten van Eden tabernakelde tussen de cherubs, (Gen. 3:21-24). Het woord ‘stellen' is het woord ‘tabernakelen', (vers 24). Let er op dat cherubs altijd in Gods Woord verbonden zijn met Gods woonplaats en Zijn troon, 1 Sam. 4:4; 2 Kon.19:15; 1 Kron. 13:6; Ps. 80:2; 99:1; Jes. 37:16; Ez. 1; en 10. Wij zien hen ook in de typologie terug van de tabernakel en de tempel, Ex. 25:18-22; 36:35; 1 Kon. 6:23-29. Ze zijn in het bijzonder verbonden met de heerlijkheid des Heren, Ez. 3:23; 43:2. Zij hebben vier aangezichten: die van een leeuw, een rund, een mens en een arend, (Ez. 1:10), de vier karakters van Christus weerspiegelen: Koning, Dienstknecht, Zoon des mensen en Zoon van God; dat weer parallel loopt met de vier evangeliën: Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes. In feite zien wij Christus in God uit liefde tabernakelen tussen de cherubs ten oosten van de hof van Eden, zelf de weg tot de boom des levens bewarend. Echter de mens vervreemdde steeds meer van de Here en het berouwde de Here dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, (Gen. 6:6). Als straf kwam de zondvloed.

  2. De vervreemding nam na de zondvloed alleen maar toe. De afstand werd steeds groter en bereikte zijn hoogtepunt toen de mens tegen God in opstand kwam bij de rebellie van Babel in Gen. 11. De Here kon niet anders dan de taal van de mens verwarren en hen verstrooien in verschillende volkeren over de aardbodem. Er kwam een definitieve breuk tussen God en de volkeren. De Here verkoos één mens met wie Hij verder ging, namelijk Abraham, waaruit hij het volk Israël verwekte.

  3. Echter er is ook vervreemding van God op het individuele vlak. Niet alleen omdat wij kinderen van Adam zijn, niet alleen omdat wij tot de heidense volkeren behoren waar God geen gemeenschap mee heeft, maar ook omdat onze persoonlijke zonden scheiding maken tussen ons en een heilig God.
Door dit alles is er een enorme afstand gekomen tussen de mens en God. Maar Paulus mag nu als enige van de Nieuw Testamentische schrijvers, als ‘de apostel der heidenen' met behulp van het woord der verzoening de mens tonen, dat de volheid van Gods genade de mens volledig aanvaardt in Christus, zodat er geen verhindering, afstand of vervreemding meer is. De weg is geheel vrij om deze verzoening te aanvaarden: ‘Laat u met God verzoenen', en zo in gemeenschap met God te komen.




3.4 Het opheffen van de vervreemding

Verzoening rekent af met de vervreemding van de mens en de volkeren ten opzichte van God:

  1. Verzoening rekent af met hun vervreemding van God in Adam, los van hun persoonlijke zonden, (Rom. 5:12)

  2. Verzoening rekent af met hun vervreemding van God als heidense volkeren in vergelijking met Israël, (Rom. 1:18; Rom. 11:15)

  3. Verzoening rekent af met hun vervreemding van God door persoonlijk begane zonden, (2 Cor. 5:18-20)

  4. Verzoening rekent af met de vervreemding van God uitgedrukt en openbaar in de verschillende posities van besneden gelovigen uit Israël en onbesneden gelovigen uit de volkeren in de Handelingen, maar die ophoudt in de nieuwe mens, de gemeente van het ene lichaam , (Ef. 2)

  5. Verzoening rekent af met de vervreemding van God door de gemeente van het ene lichaam te brengen in zijn voorbestemde sfeer in het bovenhemelse, (Col. 1)

Wij zien hier dus de vijf stappen, de vijf fasen van de verzoening, waar met name de gelovige uit de volkeren deel aan heeft. De eerste drie stappen hebben ieder mens van God vervreemd.

  1. Vervreemding van God door de zondeval van Adam
    De eerste stap van vervreemding betreft dus de mens in het algemeen. Hij is in Adam van God vervreemd. Door Adams val in de zonde is de mens zondaar en staat hij buiten Gods gemeenschap. En dat niet alleen; door de zonde is ook de dood tot alle mensen doorgegaan.

  2. Vervreemding van God door de rebellie van Babel
    De tweede stap van vervreemding betreft de volkeren van deze wereld. Na de zondvloed weigerde de mens naar God te luisteren en hij rebelleerde tegen God met de oprichting van Babel met zijn toren en zijn afgodsdienst. Door dit opstaan tegen God vervreemdde de mens nog meer van God. God verwarde de spraak, waardoor de mens in 70 volkeren uiteenging. De Here verkoos Zich een nieuw volk, dat Hij verwekte uit Abraham, Izak en Jacob: ‘het volk Israël'.

  3. Vervreemding van God door persoonlijke zonden
    De derde stap van vervreemding betreft ieder mens persoonlijk. Wij allen zijn van God vervreemd door onze individuele zonden. Onze zonden maken scheiding tussen ons en een heilig God. Wij kunnen onmogelijk met onze zonden in Zijn nabijheid komen en staan daardoor persoonlijk buiten Gods gemeenschap.

Deze eerste drie stappen betreffen dus ieder mens in het algemeen. Alleen ten aanzien van de Israëliet kan je opmerken, dat stap twee in de vervreemding voor hem lange tijd niet gold en dat hij een bevoorrechte positie innam ten opzichte van de 70 volkeren. Hij verloor echter deze bevoorrechte positie, toen Israël in Hand. 28:28 terzijde werd gesteld. Maar in het algemeen is de positie van de mens in deze wereld, dat hij totaal vervreemd is van God, (Ef. 2:1-3; 11-12; 4:17-19).

  1. Hij is dood door zijn overtredingen en zonden.
  2. Hij handelt naar de wil van het vlees en de gedachten.
  3. Hij wandelt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht.
  4. Hij is van nature een kind des toorns.
  5. Hij is naar het vlees een Heiden, onbesneden.
  6. Hij is zonder Christus.
  7. Hij is uitgesloten van het burgerrecht Israëls.
  8. Hij is vreemd aan de verbonden der beloften (Abraham, Izak en Jacob).
  9. Hij is zonder hoop en zonder God in de wereld.
  10. Hij wandelt in de ijdelheid van zijn denken.
  11. Hij is verduisterd in zijn verstand.
  12. Hij is vervreemd van het leven Gods.
  13. De onwetendheid heerst in hem.
  14. Zijn hart is verhard.
  15. In zijn verdoving geeft hij zich over aan losbandigheid.
  16. Gretig slaat hij winst uit allerlei onreinheid.

Kortom, qua positie is het hopeloos. Hij is reddeloos verloren, onbereikbaar. Hij is totaal van God vervreemd en ziet God als zijn vijand.

Verzoening is zoals wij gezien hebben: ‘het veranderen van positie' met als doel het verkleinen van de afstand. Zij die ‘veraf' staan, ‘nabij' brengen. En voordat er sprake kan zijn van verlossing van de mens, dient eerst zijn positie drastisch veranderd te worden. Hij dient weer nabij God gebracht te worden, zodat eventueel verlossing een mogelijkheid wordt en hij in gemeenschap met God kan komen. Natuurlijk kon God niet zomaar over deze drie punten van vervreemding heen stappen. Daar was rechtvaardige grond voor nodig. En deze rechtvaardige grond vond Hij in de dood van Zijn Zoon.

Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft; (Rom. 5:10)

Op grond van Christus' dood aan het kruis kon God de positie van de mens ingrijpend veranderen, ‘verzoenen', zodat de vervreemding werd opgeheven en het behouden worden mogelijk werd. Die verandering van positie is niet dat God zich veranderd heeft, maar dat de positie van de mens door God veranderd is op grond van Christus' dood. Gods houding en positie ten opzichte van de zondaar en de zonden is niet veranderd, maar Hij heeft op grond van de dood van Zijn Zoon de positie van de mens ingrijpend veranderd.



IV. Gods verzoeningswerk stap voor stap


Laten wij aan de hand van de Schrift eens nader dit verzoeningswerk van God in Christus stap voor stap volgen. Paulus spreekt in 2 Cor. 5:19 over ‘de verzoening van de wereld'. Dit onderwerp wordt door hem ingeleid met de woorden:

Zo kennen wij dan van nu aan niemand naar het vlees. Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer. (2 Cor. 5:16)

Hieraan zien wij hoe nadrukkelijk het vlees in dit verband wordt afgewezen. De mens kan in verband met de verzoening der wereld niets uitrichten. Het gaat geheel buiten het vlees om. In vers 19 vertelt Paulus, ‘dat God in Christus de wereld met zichzelf verzoenende was', en dat de apostel Paulus en zijn medewerkers de bediening der verzoening ontvangen hadden. De uitdrukking ‘de wereld verzoenende' oftewel ‘de verzoening der wereld' gebruikt Paulus ook in de Romeinen brief, waar hij de term meer verklaart. Het is daarom verstandig eerst naar de Romeinenbrief te gaan.

De veraf positie van de heidense volkeren
Nadat Paulus in de inleiding van de brief het thema van ‘de rechtvaardiging door geloof' heeft aangeroerd in Rom. 1:16-17, gaat hij eerst in op de toestand en de positie van de heidense volkeren. Zodra wij dit vatten en de reden, waarom Paulus hier aandacht aan geeft, begrijpen, vatten wij de betekenis van de bediening der verzoening en wat plaats had in de Handelingen. De ‘veraf' positie van de Heidenen heeft dus te maken met twee gebeurtenissen uit het verleden:

  1. De val van Adam
  2. De rebellie van Babel

Op beide gebeurtenissen en hun gevolgen gaat Paulus uitgebreid in. Eerst behandelt hij de vervreemding van de volkeren in de Romeinen- brief als gevolg van de rebellie van Babel. Daarna behandelt hij de vervreemding van de mens van God als gevolg van de val van Adam. Voor wij de Romeinenbrief openen, is het goed vooraf iets te weten over de structuur van deze brief. De brief valt namelijk uiteen in een uiterlijk gedeelte, dat bestaat uit Rom. 1:1 - 5:11 en Rom. 9:1 - 16: 24 en een innerlijk gedeelte van Rom. 5:12 - 8:39. Verder vinden we aan het einde van de brief nog een apart slot, dat terugblikt op het innerlijke gedeelte.

  • De dominante figuur in Rom. 1:1 - 5:11 is Abraham.
  • De dominante figuur in Rom. 5:12 - 8:39 is Adam.

  • De achtergrond van Rom. 1:18 - 2:11 is Babel.
  • De achtergrond van Rom. 5:12-21 is Eden.

  • De kwestie van de zonden wordt behandeld in het uiterlijk gedeelte.
  • De kwestie van de zonde wordt behandeld in het innerlijk gedeelte.

  • In het uiterlijk gedeelte vinden wij de oproep tot geloof in het evangelie. De woorden ‘geloof' en ‘geloven' komen er veel in voor (58x) als ook de woorden ‘evangelie' en ‘prediken' (13x), terwijl in het innerlijk gedeelte ‘geloven' en ‘evangelie' allebei maar 1x voorkomen en het een gelovige betreft. Geloven speelt dus een belangrijke rol in het uiterlijke gedeelte. Maar in het innerlijke gedeelte speelt het zo goed als niet.

  • Toorn komt alleen maar voor in het uiterlijk gedeelte (12x), niet in het innerlijk gedeelte. In tegenstelling met wat vaak wordt geleerd vinden wij nergens in de Schrift dat over de toorn Gods wordt gesproken in relatie met Adam's zonde. In Gen. 3 bij de zondeval zullen wij tevergeefs zoeken naar Gods toorn in verband met de mens. Het woord ‘toorn' wordt niet gebruikt voor Adam of voor hen die in Adam zijn.

De rebellie van Babel
De val van Adam
Uiterlijk gedeelte
Abraham
Volken - Israël
Babel
zonden
geloof
toorn
Innerlijk gedeelte
Adam
De mens
Eden
zonde
----
----




4.1 De vervreemding als gevolg van de rebellie van Babel

De vraag wat verzoening is, voert ons terug naar de dagen van na de zondvloed beginnende in Gen. 11, waar onze tegenwoordige aioon begon. Wij vinden daar Noach met zijn familie als een gelovig overblijfsel op een gereinigde aarde. De tegenwoordige mensheid begon zich daar toen te vormen. Wij vinden daar één wereld, waar voor God niemand begunstigd was boven de ander en waar voor God niemand achtergesteld was ten opzichte van de ander. Ze waren allemaal gelijk en ze spraken allen één taal. Maar wat geschiedde er? In die dagen stond Nimrod op en hij stichtte Babel met zijn afgodsdienst. Hij leidde samen met zijn vrouw Semirames de mens weg uit de gemeenschap met God en verleidde hem met de leugen. Hij bracht de mens tot afgoderij. Zo verliet de mens God. Het toppunt was de torenbouw van Babel, waarvan de top tot de hemel moest reiken, (Gen. 11:4). Dit betekende niet dat de toren hoog moest worden, maar dat men met behulp van deze sterrenwacht de sleutel van de hemelen trachtte te bemachtigen. Men poogde aan de hand van het uitspansel (Gen. 1:14) de loop van de geschiedenis te ontrafelen, zodat men deze zou kunnen beïnvloeden. Let er in dit verband op wat God opmerkt, als Hij deze opstand tegen Hem gadeslaat.

‘Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen, voor hen onuitvoerbaar zijn. Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan. Zo verstrooide de Here hen vandaar over de gehele aarde,' (Gen. 11:6-8).

4.1.a De terzijdezetting van de wereld en de roeping van Israël
De mens verliet de Here en de Here liet hem gaan. Hij verstrooide de mens over de gehele aarde door het verwarren van hun taal. Echter bij deze verstrooiing van de mensheid, uiteenvallende in 70 volkeren, keek de Here reeds naar het getal van de geslachten van Israël. Waarom? Omdat Hij in de verkiezing van Abraham, Izak en Jakob met behulp van de 70 geslachten van Israël alle geslachten des aardbodems (70 in getal) in de toekomst wil zegenen en wil doen terugkeren in zijn gemeenschap, (Gen. 12:1-3).

Dit zijn de geslachten der zonen van Noach naar hun afstammingen, in hun volken. En van dezen verdeelden zich de volken op de aarde na de vloed. (Gen. 10:32)

Toen de Allerhoogste aan de volken hun erfenis toedeelde, toen Hij de mensenkinderen van elkander scheidde, heeft Hij de grenzen der volken vastgesteld naar het aantal der zonen van Israël. (Deut. 32:8)

1 De Here nu zeide tot Abram: “Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; 2 Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. 3 Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.” (Gen. 12:1-3)

Er waren geen Heidenen voordat er Joden waren, net zoals er geen onbesnedenen waren voordat er besnedenen waren. Heidenen of volkeren worden in de Schrift niet genoemd tot wij aankomen in Gen. 10. Daar lezen wij over de verdeling van de aarde en de grenzen die de volkeren zijn gegeven.

Een vraag: “Heeft God nog gemeenschap met één van de 70 volkeren vanaf de rebellie van Babel met als gevolg de verstrooiing?” Nee. God trok zijn handen van de volkeren af. Paulus gaat in Rom. 1 uitgebreid op deze situatie in. In Rom. 1:18-32 beschrijft Paulus wat er geschiedde na de zondvloed in de dagen van Nimrod, toen Babel werd gesticht. Als wij zorgvuldig dit gedeelte lezen, dan valt op dat:

  1. Zij de waarheid in ongerechtigheid ten onder hielden, (vers 18). Zij kenden de waarheid wel, maar stonden de waarheid tegen!

  2. Zij God wel kenden, want God had hetgeen van Hem gekend kan worden aan hen geopenbaard, (vers 19).

  3. Zij Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid wel kenden, (vers 20). Dat hadden zij aan den lijve ondervonden bij de zondvloed. Noach, Sem, Cham en Jafeth konden hen zo alle bijzonderheden uit de eerste hand vertellen.

  4. Hoewel zij God kenden, zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt hebben, (vers 21)

  5. Zij het verwerpelijk achtten God te erkennen, (vers 28)

  6. Hoewel zij de rechtseis van God kenden, zij niet alleen zelf zondigden, maar ook nog hun bijval schonken aan wie ze bedreven, (vers 32)

In tegenstelling tot vandaag kende men in de dagen van Babel God wel degelijk. Men kende de geopenbaarde waarheid. Men kende Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, maar men weigerde God te erkennen en Hem te verheerlijken en te danken als God. Dit is het systeem van Babel, namelijk moedwillig de waarheid ten onder houden en bewerende wijs te zijn de majesteit en de heerlijkheid van God vervangen (allasso) door afgoden, (vers 23). Zij hebben de waarheid Gods vervangen (allasso) door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen, (vers 25).

Wat had deze rebellie, deze Satanische opstand tegen God tot gevolg? God liet hen volkomen gaan en:

  1. God heeft hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt. ... (vers 25-26)

  2. God heeft hen overgegeven aan schandelijke lusten, ... (vers 26-27)

  3. God heeft hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt, ... (vers 28-31)

Hun overleggingen liepen op niets uit en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Ef. 4 weidt uit over deze ‘veraf' positie van de Heidenen.

17 Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken, 18 verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart. 19 Zij hebben zich immers in hun verdoving overgegeven aan de losbandigheid om gretig winst te slaan uit allerlei onreinheid. (Ef. 4:17-19)

In Gen. 10 vinden we de volkerentafel; in Gen. 11 de spraakverwarring van Babel en de verstrooiing van de 70 volkeren; in Gen. 12 de roeping van Abraham en de aanvang van één natie. God had alleen nog maar gemeenschap met één volk, waar Hij de wet als een muur ter afscheiding om heen plaatste. En zolang die ene natie, Israël, bleef in zijn bijzondere positie, zolang werden de overige naties op een afstand gehouden. Niet totdat Christus gekomen was, kon er iets aan deze situatie worden gedaan. Keer op keer benadrukt de Schrift de bijzondere voorrechten van de besnijdenis.

U alleen heb Ik gekend uit alle geslachten van het aardrijk, (Amos 3:2)

6 Want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is; u heeft de HERE, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn. 7 Niet, omdat gij talrijker waart dan enig ander volk, heeft de HERE Zich aan u verbonden en u uitverkoren; veeleer zijt gij het kleinste van alle volken. 8 Maar, omdat de HERE u liefhad en de eed hield, die Hij uw vaderen gezworen had, (Deut. 7:6-8)

Hij heeft Jakob zijn woorden bekendgemaakt, Israel zijn inzettingen en zijn verordeningen. Aldus heeft Hij aan geen enkel volk gedaan, (Ps. 147:19-20)

4.1.b De terzijdezetting van Israël en de verzoening van de wereld
Wat de naties deden en hoe zij door God werden behandeld, deelt de apostel Paulus ons mee in zijn toespraak op de Areopagus te Athene:

24 De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt, ....... 26 Hij heeft uit een enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, ....... 30 God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, HEDEN aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; (Hand. 17:16-30)

Dit HEDEN is alleen maar mogelijk, doordat de verzoening van kracht geworden was. Zodra de roeping van Abraham naderbij kwam, begon de terzijde zetting van de volkeren vorm te krijgen. Maar het omgekeerde is ook het geval. Zodra de verzoening van de volkeren naderbij kwam, kwam het bijzondere onderscheid van Israël ten einde.

Petrus
Petrus bemerkte dit toen ....................... enz.



Bent u geïnteresseerd geraakt?

Bestel de brochure

    





© Levend Water