Terug | Inhoudsopgave | Heen


Ultra-Dispensationalisme?



1.4 Het optreden van Gods Rentmeesters

Het is dus belangrijk ons af te vragen: "Welke rentmeesters zijn van Godswege opgetreden en hebben een nieuwe getroffen regeling aan een geloofsgroep of volk geproclameerd en zijn als beheerders ervan aangesteld". Nu, laten wij eens vanaf Mozes nagaan, welke bedelers van Godswege zijn aangesteld en wanneer zij welke bedeling aan wie proclameerden.

a. Mozes
Mozes proclameerde van Godswege de wet aan het volk van Israël bij de verbondssluiting op de Sinaï. Hij trad op als rentmeester van het rentmeesterschap: "de bedeling van de wet" en maakte alle voorschriften en inzettingen aan het volk bekend. Het antwoord van het volk was: "En het gehele volk antwoordde eenparig: Alles wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen", (Ex 19:8).

b. Joh. de Doper, de Here Jezus Christus, en de discipelen
Zij proclameerden aan het volk van Israël het evangelie van het koninkrijk: "Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen", (Matth 3:1-2; 4:17, 23; 10:5-8). Het antwoord van het volk was: "Weg met Hem! Kruisig Hem". Het volk verwierp de aanbieding van het koninkrijk. De heraut van de koning, "Johannes de Doper", werd onthoofd en de Koning, "De Here Jezus Christus", werd gekruisigd. Ondanks dat het volk riep: "Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen", bad de Heiland voor hen "Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen", (Luc 23:34). Dit gebed werd verhoord, zodat de twaalven na de opstanding van Christus en Zijn hemelvaart wederom Israël het koninkrijk mochten aanbieden met de boodschap: "En nu, BROEDERS, ik weet, dat gij uit onkunde hebt gehandeld, gelijk ook uw oversten", (Hand 3:17); "Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, en Hij DE CHRISTUS, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, ZENDE". (Hand 3:19-20).

c. De 12 Apostelen
Petrus en de andere apostelen mochten als 12 getuigen, (Luk 24:48; Hand 1:8) als 12 rentmeesters van Godswege wederom aan de 12 stammen Israëls op de pinksterdag het Koninkrijk proclameren. De boodschap werd nu verrijkt met "maar zo heeft God in vervulling doen gaan, wat Hij bij monde van alle profeten tevoren geboodschapt had, dat Zijn Christus moest lijden", (Hand 3:18), en "Hem (Christus) moest de hemel opnemen, tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten van oudsher", (Hand 3:21). Het koninkrijk - de tijden van de wederoprichting aller dingen - werd aan de Israëlieten geproclameerd. Zij werden opgeroepen tot geloof te komen in hun Messias, "De Christus", (dit is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord "Messias") en zich te laten dopen met de doop der bekering. Als Israël tot berouw en bekering zou komen, dan zou De Christus worden gezonden en wederkomen. Dan zou het koninkrijk worden opgericht. Maar het volk Israël bekeerde zich niet, hoewel het er eerst op de pinksterdag hoopvol uitzag. Hoe langer de 12 rentmeesters getuigden, hoe sterker de tegenstand werd.

d. De apostel Paulus
Paulus claimt dat hij op de weg naar Damaskus door de Here persoonlijk aangesproken werd. Hij kwam tot geloof in Christus en werd door de Here uitverkoren om een werktuig (Hand 9:15) voor a. heidenen, b. koningen en c. de kinderen Israëls, te zijn.
Paulus claimt dat hij in de Handelingen rentmeester is over twee rentmeesterschappen: twee bedelingen tegelijkertijd, namelijk: de bediening van het Nieuwe Verbond en de bediening der verzoening.

d.1. De bediening van het Nieuwe Verbond (2 Cor 3:6; 4:1)
In de eerste plaats is aan de apostel Paulus het rentmeesterschap van het Nieuwe Verbond toevertrouwd en hij biedt (net als de 12 apostelen der besnijdenis) aan het volk Israël het nieuwe verbond aan. Echter wel met dit verschil, dat de 12 getuigen zich richten op het volk Israël in het land (Hand 1:8 - let op, "aarde" ge, kan ook betekenen "land") en dat Paulus zich richt op het volk Israël in het buitenland.

De 12 apostelen hebben dus wel degelijk in de Handelingen hun opdracht van Hand 1:8 geheel vervuld, want zij hebben tot aan het uiterste van het land (te beginnen bij Jeruzalem, daarna in Judea en Samaria en uiteindelijk tot aan het uiterste van het land, tot aan de grens) het Joodse volk opgeroepen zich te bekeren. Dit zelfde geldt voor de apostel Paulus. Ook hij heeft in de Handelingen zijn opdracht geheel vervuld en aan het Joodse volk in het buitenland het nieuwe verbond geproclameerd, ja zelfs tot in Rome toe, de hoofdstad van de toenmalige wereld. Overal waar Paulus in de Handelingen komt, gaat hij eerst naar de synagoge om als rentmeester van het nieuwe verbond aan de kinderen Israëls het koninkrijk aan te bieden. Tot aan het einde van de Handelingen zien wij hoe hij zich inzet voor de Hoop van Israël, (Hand 28:20). Hij zoekt de Joden direct op, ook in Rome (Hand 28:16-22) om hen te overtuigen ten opzichte van Jezus uit de wet van Mozes en de profeten, (Hand 28:23-29). Doch zij bekeerden zich niet.

d.2. De bediening der verzoening (2 Cor 5:18-20)
Naast de bediening van het nieuwe verbond claimt Paulus tegelijkertijd ook rentmeester te zijn van de bediening der verzoening. Hij zegt op te treden als gezant van Christus en dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was en dat hij in de naam van Christus de wereld mag vragen: "Laat u met God verzoenen". Deze bediening als apostel der heidenen komen wij ook tegen in Rom 11, waar hij zegt:

"Ik spreek tot u heidenen. Juist, omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening, dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees en bloed mocht opwekken, en enigen uit hen behouden. Want indien hun verwerping de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden?, (Rom 11:13-14).

Paulus maakt duidelijk in Rom 11, dat de heidenen die in de Handelingen tot geloof komen, als wilde takken worden geënt op de olijfboom Israëls, op die plaatsen waar door ongeloof Joodse takken door de Here zijn weggebroken, (Rom 11:17-21). De reden dat God dit doet, is om Israël tot naijver op te wekken, (Rom 11:11,14), zodat zij toch op de aanbieding van het Nieuwe Verbond mogen ingaan en De Christus als hun Messias mogen aanvaarden. Heidense gelovigen kregen in de Handelingen zodoende deel aan de saprijke wortel van de olijf, doordat zij op de olijfboom Israëls geënt werden. Dit wilde zeggen, dat zij deel kregen aan de krachten van de toekomende eeuw en die krachten van het koninkrijk smaakten, (Hebr 6:5) d.w.z. wonderen, talen, genezingen, enz.: die in wezen allemaal tekenen waren voor Israël, (1 Cor 1:22).

Deze geloofsgroep van gelovig geworden Joden en heidenen in de Handelingen voerde Paulus terug tot de wortel van de olijf, hun roots. Hij liet hen zien, dat zij hun wortels hadden in vader Abraham. Ook het aardse volk Israël heeft zijn wortels, zijn roots, in vader Abraham. Maar Paulus toont hen in zijn bediening der verzoening, dat zij niet als geloofsgroep in de plaats van het aardse volk Israël zijn gekomen, maar dat zij het aardse volk Israël tot jaloersheid en naijver moesten opwekken. Zij vormen daarom niet met elkaar het aardse zaad van Abraham, maar het hemelse zaad van Abraham. Zij vormen met elkaar een gemeente van gerechtvaardigden. Paulus toont dat bij hen net als bij hun vader Abraham, hun geloof wordt gerekend tot gerechtigheid. Ja, Paulus laat zelfs zien dat die rechtvaardiging al bij hun vader Abraham plaatsvond, toen Abraham nog was in zijn onbesneden staat. Van deze geloofsgroep uit de Handelingen zegt Paulus vervolgens dat zij het zaad van Abraham zijn en dat zij tezamen gezegend worden met de gelovige Abraham.

Op dezelfde wijze heeft ook Abraham God geloofd en het is hem tot gerechtigheid gerekend. Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn. En de Schrift, die tevoren zag, dat God heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden. Zij, die uit het geloof zijn, worden dus gezegend tezamen met de gelovige Abraham. (Gal 3:6-9)

Dit evangelie dat al aan Abraham verkondigd was, (Gal 3:8) noemt Paulus "mijn evangelie" ter onderscheid van het evangelie van het koninkrijk, dat in dezelfde tijd werd verkondigd.

Toen Israël echter bleef weigeren, ondanks dat zij tot jaloersheid en naijver werden opgewekt, sprak de Here door de mond van Paulus het oordeel van Jes 6:9-10 over hen uit aan het eind van de handelingen der apostelen, (Hand 28:25-29). De bijl die reeds lang aan de wortel van de boom gelegen had, (Matth 3:10) hakte de boom om, (Luk 13:6-9). De roeping van Israël is echter van Godswege onberouwelijk, (Rom 11:29). De aanbieding van het Nieuwe verbond werd uitgesteld en alle bijbehorende krachten van de toekomende eeuw van het koninkrijk evenals Israëls hoop op een spoedige wederkomst van Christus met de oprichting van het koninkrijk op aarde. Echter met het omhakken van de olijfboom Israëls verging ook de positie van de geënte heidense takken op de edele olijf. Men werd afgesneden van de roots (van de wortels) en daarmee verloor ieder zijn positie. Van Godswege moest iets nieuws in deze crisis-situatie worden bekendgemaakt. Of dat de gelovige heidenen in de plaats van Israël zijn gekomen, of iets geheel nieuws, waar nog nooit iemand iets van had vernomen.

d.3. De bediening van de openbaring van "De Verborgenheid"
De kerk heeft duidelijk voor de oplossing gekozen dat zij in de plaats van Israël is gekomen en dat zij nu het geestelijk Israël is. De apostel Paulus echter claimt in vijf gevangenisbrieven, die hij na de Hand 28:28 schreef (naast nog twee persoonlijke brieven aan twee naaste medewerkers), dat hij nog een rentmeesterschap van Godswege heeft ontvangen. Hij claimt dat hij nu als de gevangene des Heren de bediening van "Het Geheimenis" in het licht mag stellen, dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, (Ef 3:9). Hij claimt dat deze genade exclusief alleen aan hem is te beurt gevallen om dit te verkondigen, (Ef 3:8).
Dit geheimenis was een geheimenis van vóór de grondlegging der wereld, (Ef 1:3). Daar had nog nooit iemand van gehoord. Het was in God verborgen gebleven. Adam kende het niet. Ook een Abraham of een Mozes kenden het niet. Petrus had hier nog nooit van gehoord, ja ook Paulus niet, voordat God hem dit openbaarde. Het was niet het evangelie dat Paulus in de Handelingen verkondigde en hij "mijn evangelie" noemde, want dat was een evangelie dat nota bene al aan Abraham verkondigd was geworden. Daar was niets geheims of verborgens aan. Nee, dit geheimenis was een geheimenis dat was van vóór de grondlegging der wereld.
Het betreft dan ook een geheel nieuwe boodschap, die Paulus mag proclameren als Gods rentmeester. Het is een geheel nieuwe regelgeving die wat betreft roeping, positie, wandel, zegeningen, hoop, beloften en erfdeel, zowel de aardse roeping van het aardse zaad van Abraham als de hemelse roeping van het hemelse zaad van Abraham verreweg overstijgt. Het is een roeping die reikt tot in het Heilige der Heiligen, de Hemel der Hemelen, waar Christus zit aan de rechterhand des Vaders.

De kerk heeft helaas deze bekendmaking na de Handelingen van Gods bedeler van de openbaring van de verborgenheid, "Het Lichaam van Christus - De Gemeente" verworpen. Men verkoos liever de aardse roeping van Israël over te nemen en voor zichzelf op te eisen. Anderen, zoals Luther reikten na vele eeuwen verder en ontdekten een hemelse roeping in Gods Woord van een gemeente, die evenals Abraham en de hele geloofsheldenrij van Hebr 11 gerechtvaardigd zijn uit het geloof en die met elkaar de gemeente der rechtvaardigen vormen, (Hebr 12:22-23). Zij kijken niet zoals Israël uit naar een aards Jeruzalem, dat hersteld wordt in het koninkrijk, nadat Christus wederkomt op aarde, maar samen met Abraham kijken zij uit naar het hemels Jeruzalem, dat plusminus duizend jaar later bij de nieuwe schepping uit de hemel op de nieuwe aarde zal nederdalen.

Er zijn er echter maar weinigen, die nog verder reiken. Die ontdekken, dat Paulus na de Handelingen een roeping proclameerde, die "boven" is en die boven de aardse roeping van Israël in de voorhof uitgaat, als ook boven de hemelse roeping van de gemeente der rechtvaardigen in het heilige uitgaat. Die ontdekken dat Paulus een roeping openbaarde, die ons voert van de aarde door de hemelen naar het Heilige der Heiligen, de Hemel der Hemelen, waar Christus is gezeten. Maar weinigen zijn bereid zo ver in het geloof te reiken, dat zij verlangen te eten van het verborgen manna, Jezus Christus, in Wie alle schatten der kennis en der wijsheid verborgen zijn. Oh!, men is zo bang de aardse zegeningen van Israël te verliezen of de hemelse zegeningen van de gemeente der rechtvaardigen uit de Handelingen. Terwijl men niet beseft, hoe groot de rijkdom der genade is, waarmee wij in Christus nu zijn gezegend.

De apostel Paulus heeft het op Gods gezag allemaal keurig uiteengezet in zijn vijf gevangenisbrieven (Efeze, Filippenzen, Coloscenzen, Filemon, en 2 Timotheus), die hij als de gevangene des Heren na de Handelingen schreef. Hiernaast schreef hij nog twee persoonlijke brieven (1 Timotheus en Titus) na de Handelingen aan twee van zijn naaste medewerkers. Hierin vinden wij gedeelten die over "De Verborgenheid" gaan, naast gedeelten die meer teruggrijpen. Wij bemerken daar duidelijk een overgangssituatie waarin Timotheus en Titus van Paulus raad krijgen, hoe zij in verschillende situaties moeten handelen.

Toen Paulus deze bedeling van de verborgenheid bekendmaakte, maakte hij zichzelf best wel zorgen dat men zijn proclamatie van deze bedeling aangaande de gemeente "Het Lichaam van Christus" niet zou aanvaarden. Daarom wijst hij er in Ef 3:4-5 op hoeveel inzicht hij wel niet heeft in het geheimenis van Christus. Velen met hem hadden inzicht in Christus, nu Christus op aarde gewandeld had en Zich aan de kinderen der mensen bekend had gemaakt. De apostelen en de profeten, allen hadden inzicht door Gods Geest gekregen in de openbaring van Wie Christus is. En Paulus wijst ons erop, hoeveel inzicht hij wel niet heeft in het geheim van Christus, zoals blijkt uit hoofdstuk 1 en 2 van Efeze, waar hij in het kort daarvan schreef. En hij roept ons op om hem daarom s.v.p. te vertrouwen, als hij nu claimt dat God hem exclusief de bediening van "Het Geheimenis" gegeven heeft en dat hij alleen als Gods rentmeester de rijkdom van Christus aan ons mag proclameren, namelijk dat wij het "Samen-Lichaam" van Christus zijn; dat wij met Christus mede/samen levend zijn gemaakt, mede/samen opgewekt zijn en mede/samen gezet zijn in Christus in de hemelse gewesten, (Ef 2:5-6), het bovenhemelse, de Hemel der Hemelen.

Het is dus belangrijk zich te realiseren dat er twee geheimenissen zijn in Ef 3, "Het geheimenis van Christus" en "Het Geheimenis". De NBG vertaling van Ef 3:4-7 is uiterst ongelukkig. De vertalers hebben getracht de verzen 4-5 in de verzen 6-7 te laten overlopen, alsof al deze verzen over één en hetzelfde zouden gaan. Dit doen zij door vers 6 te laten beginnen met de woorden [dit geheimenis]. Maar dit voegen zij zelf toe. De verzen 4-5 gaan echter over iets heel anders dan de verzen 6-7.

4 Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht in het geheimenis van Christus, 5 dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden aan de kinderen der mensen, zoals nu door de Geest geopenbaard is aan de heiligen, zijn apostelen en profeten. (Ef 3:4-5).

De verzen 4 en 5 gaan over "het geheimenis van Christus", dat geopenbaard is aan apostelen en profeten. Velen kunnen over Christus vertellen en van Hem getuigen, o.a. ook de apostel Paulus, die hier zegt veel inzicht in de persoon van Christus te hebben. Maar de verzen 6 en 7 gaan niet over Christus, die aan velen is geopenbaard, maar over "De Verborgenheid", oftewel "Het Geheimenis", dat exclusief alleen nu aan de apostel Paulus is geopenbaard. Dit geheimenis betreft het samen-Lichaam van Christus, de gemeente.

6 De heidenen zijn mede-erfgenamen (letterlijk; samen-erfgenamen), mede-leden (letterlijk: samen-lichaam), mede-genoten (letterlijk; samen-genoten) van de belofte in Christus Jezus door het evangelie, 7 waarvan ik een dienaar geworden ben naar de genadegave Gods, die mij geschonken is naar de werking zijner kracht. 8 Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen 9 en in het licht te stellen (wat) de bediening (oikonomia: bedeling) van het geheimenis (inhoudt), dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, (Ef 3:6-9)

Zoals u ziet, had men tussen de vers 5 en 6 een dikke punt moeten zetten, omdat de verzen 4 en 5 juist in tegenstelling staan met de verzen 6 t/m 9. Het geheimenis van Christus (Wie Christus is; Welk verlossingswerk Hij heeft volbracht; enz.) was aan velen geopenbaard door Gods Geest. Maar "De Bediening van Het Geheimenis", (vers 9) "Het Rentmeesterschap van Het Geheimenis", "De Bedeling van Het Geheimenis", dat was exclusief alleen aan de apostel Paulus geopenbaard. Hij alleen was uitverkoren om als de gevangene des Heren deze bedeling in het licht te stellen, die van eeuwen her verborgen was gebleven in God, de Schepper van alle dingen.

Het is Gods antwoord op de crisis-situatie van Hand 28, nu de olijfboom is omgehakt en alle gelovigen, zowel de aardse nakomelingen van Abraham (het zand der zee, Gen 22:17; 32:12) als de hemelse nakomelingen van Abraham (de sterren des hemels, Gen 15:5; 22:17), van hun roots, van hun wortel, van hun vader Abraham zijn afgesneden.

De openbaring van "De Verborgenheid" is niet het aandeel dat de heidense gelovigen in de Handelingenperiode kregen in de zegen van Abraham, (Gal 3:8). De bediening (bedeling) van de verborgenheid is dus niet een soort voortschrijdend inzicht van de apostel Paulus. De verborgenheid was van eeuwen her in God verborgen gebleven. Voor alle duidelijkheid: niet in de Schriften verborgen, die tot dan toe geschreven waren, zodat het er later in ontdekt of gezien zou kunnen worden, niet in profetie, niet in type; nee, alleen in God. Niemand had er ooit van gehoord. Het was van eeuwen her in God verborgen gebleven, totdat het juiste moment was aangebroken om deze bedeling, oikonomia (Ef 3:9), te openbaren. En God koos als bedeler, de apostel Paulus, die exclusief van Godswege deze nieuwe boodschap mocht proclameren. Zij die hiervan meer willen weten verwijzen wij naar de brochure LW nr. 6, getiteld "Het Samen-Lichaam".

e. De apostel Johannes
Het rentmeesterschap (de bedeling) van de verborgenheid t.a.v. het Samen-Lichaam van Christus "De Gemeente", die Paulus na de Handelingen proclameerde, bedeelde en beheerde, was een blijde boodschap gericht aan gelovigen. Het was geen boodschap aan de wereld. (Om het maar populair te zeggen:) "Het is geen boodschap, die wij kunnen vertellen aan bijvoorbeeld onze ongelovige buren". Daar begrijpt men er echt niets van.

Naast de apostel Paulus, die na de Handelingen wederom nog eens 7 brieven schreef, waar hij in 5 gevangenisbrieven "De Verborgenheid" openbaarde, trad er na de Handelingen nog een tweede bedeler van Godswege op, namelijk de apostel Johannes. Hij schreef o.a. het evangelie van Johannes. Dit evangelie is gericht aan de wereld, aan "een ieder". Maar liefst 79 maal komen wij het woord "wereld" in het evangelie tegen. Joodse gebruiken, namen en feesten worden voor de lezer verklaard. Dit zou niet nodig zijn voor Joodse lezers. Maar Johannes heeft niet het volk Israël op het oog, maar de wereld in het algemeen, waar er na Hand 28 geen enkel onderscheid meer bestond tussen volkeren. Deze bediening heeft Johannes, als apostel der besnijdenis, alleen maar kunnen uitvoeren, nadat Israël LO-AMMI, (Niet Mijn volk) was geworden.

Het is een evangelie dat toont dat God de wereld lief heeft en dat God zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Het nodigt de mens in deze wereld uit om in Christus te geloven en om Hem als Verlosser te aanvaarden, (Joh 3:16). Het Johannes evangelie is opgebouwd rondom een structuur van acht tekenen. Het evangelie wijkt geheel af van de andere drie synoptische evangeliën. Het heeft tot doel dat de lezer tot geloof in Christus komt "opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam, (Joh 20:31).
Johannes schreef zijn evangelie nadat vaststond dat Israël ook in de Handelingen de her-aanbieding van het koninkrijk en de Koning had verworpen, (Joh 1:11).

Hij kwam tot het Zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen

Wij geloven dat Johannes als apostel der besnijdenis nooit deze woorden genoteerd zou hebben, zolang Israël nog Ammi (Mijn volk), Gods volk was. De traditie leert dat Johannes zijn evangelie eind de eerste eeuw geschreven heeft. Johannes werd oud en overleefde ongetwijfeld Petrus, (Joh 21:18-23), maar uit het evangelie blijkt overduidelijk dat het evangelie wel voor de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 na Chr. geschreven moet zijn. Allerlei plaatsen in Jeruzalem, zoals pleinen, vijvers, de tempel, enz. worden op een wijze beschreven, alsof je ze zo bezoeken kan. Als Johannes na de verwoesting van Jeruzalem zijn evangelie zou hebben geschreven, zou hij op diverse tekstplaatsen in de verleden tijd hebben geschreven.

Wij concluderen o.a. hieruit dat Johannes tussen 62 en 70 na Chr. zijn evangelie heeft geschreven. Wij zijn het wat dit betreft met diverse schrijvers eens, die naar voren brengen dat Johannes niet ten tijde van de keizer Domitianus (81 - 96 na Chr.) gevangen zat op het eiland Patmos, maar ten tijde van keizer Nero, (54 - 68 na Chr.) Onder Nero brak er in 64 na Chr. een zware christenvervolging uit, omdat de christenen de brand van Rome op 19 juli 64 zouden hebben gesticht.

Het Johannes evangelie kent twee tijdniveau's of tijdschema's - een huidig en een toekomstig. Dit wordt beknopt uitgedrukt in de woorden "de ure komt en is nu", (Joh 4:23; 5:25). Beide tijdzone's zijn juist. E.e.a. zal letterlijk zijn eindvervulling krijgen in de voleinding der wereld, (de voleinding der eeuw, Matth 13:39,40,49; 24:3,14; 28:18-20) en in de toekomst "ten jongsten dage (Joh 6:39-40; 11:24; 12:48). Maar het vindt ook zijn geestelijke voorvervulling hier en nu en vormt de geestelijke ervaring van de gelovigen, die niet zien en toch geloven. Bovendien is deze huidige geloofsbeleving net zo reëel en permanent als de letterlijke vervulling in de toekomst. Dit evangelie, dat zich richt op de wereld van vandaag en de wereld van de toekomst, brengt een grote groep gelovigen uit deze wereld voort, "kinderen Gods". Christus zei:

"Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar Mijn stem horen en het zal worden één kudde, één Herder", (Joh 10:16).

Wij zien hier hoe de Heiland der wereld verklaart dat hij nog andere schapen heeft, die niet van de stal van Israël zijn. Ook die moet Hij leiden en het zal tezamen met de schapen van de stal van het volk van Israël worden één kudde en één Herder. Het Griekse woord voor andere is niet heteros "andersoortig", maar allos "anderen van hetzelfde soort", hier van het gelovige soort - zij, die de stem van de Herder, Jezus Christus, kennen, (Joh 10:3-5) en die door de Deur, Jezus Christus, naar binnen zijn gegaan en behouden zijn, (Joh 10:9). Johannes stelt hen in zijn evangelie altijd voor als "kinderen Gods", (Joh 1:12). Deze kinderen Gods zijn de allen van Matth 22:8-10 en het volk van Matth 21:43. Zij zijn de gasten op de bruiloft des Lams. Het zijn kinderen, geen zonen. Zij hebben geen deel aan één van de drie adopties tot het zoonschap:

1. De adoptie van Israël naar het vlees, (Rom 9:3-5).
2. De adoptie van Abraham's geestelijke zaad, (Gal 4:5).
3. De adoptie van de gemeente van de verborgenheid, (Ef 1:5).

Het is aan deze groep gelovigen in de huidige tijd, "De Kinderen Gods", waaraan de apostel Paulus als de gevangene des Heren, zijn boodschap richt over "Het Geheimenis". Al dezen worden geroepen met een heilige roeping en dienen deze hoge roeping vast te maken en te bevestigen. Als men God de gelegenheid geeft, zal men geleid worden van heerlijkheid tot heerlijkheid. Men zal groeien in het geloof tot volwassenheid en het erfdeel in ontvangst kunnen nemen en de verantwoordelijkheid kunnen dragen, die hieraan verbonden is. Immers: "Zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, al is hij ook eigenaar van alles. Dit is een Goddelijke regel, evenals: "Een ander neme het opzicht, dat hij had", indien men zijn roeping niet vastmaakt en beantwoordt.

Wij ontdekken dus dat als wij bedelingen in de Schrift willen onderscheiden, wij naar de bedelers, de rentmeesters dienen te kijken, die op cruciale tijdstippen een nieuwe boodschap c.q. een nieuw getroffen regeling van Godswege aan een geloofsgroep of volk of zelfs aan de wereld proclameren. Ook in de toekomst zullen er weer bedelers optreden, die een nieuwe bedeling zullen proclameren. Men denke bijvoorbeeld aan Elia, die als één van de twee getuigen aan Israël wederom het koninkrijk zal aanbieden, (Mal 4:5-6) of daarnaast aan het optreden van de 144.000 getuigen. Maar dit zou te ver voeren om dit hier verder uit te werken.

Maar belangrijk is dat wij tot de ontdekking komen dat een bedeling geen tijdsperiode is, zoals Scofield leerde, maar een rentmeesterschap. En dat een rentmeesterschap een rentmeester heeft, of anders gezegd: een bedeling heeft een bedeler. En een bedeler proclameert van Godswege een regeling en bedeelt deze toe aan een geloofsgroep of volk en beheert deze vervolgens. Op deze wijze zien wij dus diverse bedelers van Godswege, soms zelfs naast elkaar optreden, ieder met zijn eigen specifieke bedeling:

L Mozes als de bedeler van de wet, het oude verbond, aan Israël.

L Joh. de Doper, Christus en Zijn discipelen als bedelers van het koninkrijk aan Israël vóór het kruis.

Christus door Israël voor de eerste maal verworpen in de evangeliën uit onkunde, (Hand 3:17) - Het Kruis

L De twaalf apostelen als bedelers van het nieuwe verbond na het kruis aan Israël.

L De apostel Paulus als bedeler van het nieuwe verbond in de Handelingen aan Israël.

L De apostel Paulus als bedeler van de verzoening in de Handelingen zowel aan Jood als Griek om Israël tot naijver te wekken.

Christus door Israël voor de tweede maal verworpen in de Handelingen, maar nu opzettelijk, (Hebr 10:26-27, Hand 28:23-29) - Israël wordt Lo-Ammi: "Niet Mijn volk" - koninkrijk en nieuw verbond uitgesteld - De olijfboom wordt omgehakt, inclusief de geënte heidense takken.

L De apostel Johannes maakt als bedeler van het koninkrijk, Gods liefde bekend aan de wereld - wedergeboorte, eeuwig leven.

L De apostel Paulus maakt als bedeler van het geheimenis - de openbaring ten aanzien van "Het Samen-Lichaam" bekend aan de gelovigen.

* * *

Tot zo ver een korte uiteenzetting van onze visie. Het is niet de bedoeling om hier verder op alle vragen die rijzen een antwoord te geven. Dat zou hier teveel ruimte vergen. Maar veel vragen zijn echter al vaak uitvoerig beantwoord. Zij die de Engelse taal machtig zijn en een antwoord zoeken, willen wij verwijzen naar bijvoorbeeld de periodiek van "The Berean Expositor" van Charles H. Welch. Op onze website "www.levendwater.org" kunt u o.a. van C.H. Welch, Dr. E.W. Bullinger, S. van Mierlo, etc. diverse boeken en brochures gratis downloaden en lezen. Hiernaast willen wij nog verwijzen naar onze brochure-reeks "Levend Water", waarin wij de bediening van de apostel Paulus t.a.v. de openbaring van de Verborgenheid nader trachten uiteen te zetten.




Terug | Inhoudsopgave | Heen


© Copyright
Levend Water