door S. van Mierlo Vooreerst danken we U nogmaals voor al het goede dat U in het Zoeklicht gegeven heeft en dat ook ons in het verleden tot nut geweest is. De letterlijke inspiratie van de Schriften en het herstel van Israël zijn fundamentele waarheden die U steeds naar voren gebracht heeft. Vooral in de laatste jaren echter heeft U de inhoud van het Zoeklicht meer begrensd tot algemene beschouwingen en weinig of geen plaats gegeven aan werkelijke Schriftstudie. U schijnt nu geheel voldaan te zijn over uw algemene opvatting en tracht die nu in zo groot mogelijke kring te verbreiden. Daarom vermijdt U al wat succes in die richting zou kunnen hinderen. Die houding meent U voor God te kunnen rechtvaardigen en daar hebben wij niets tegen te zeggen. Maar U zal daarom toch van uw lezers niet verwachten, dat ze altijd genoegen nemen met wat U hen kan geven? En U moet het ons dan ook niet kwalijk nemen als de liefde tot de waarheid en de overtuiging van ons gebrek aan kennis in Gods Woord ons gedreven heeft de Schrift verder te onderzoeken. Wij geloven in de letterlijke ingeving (ter Schrift en stellen daarom de grootste, prijs op dit ganse Woord en gaan in veel gevallen terug tot de gezonde woorden die de Heilige Geest in de Hebr. en Griekse tekst gebruikt heeft.
Al bleek Israëls herstel een sleutel tot betere Schriftkennis, toch konden we geen genoegen nemen met vele opvattingen die U blijkbaar van Engelse Schriftonderzoekers heeft overgenomen en die aanleiding gaven tot menige moeilijkheid en de Schrift niet genoeg tot haar recht lieten komen. Wij noemen er enkele op:
In onze geschriften vermelden we nog menige andere moeilijkheid. Dit alles toonde duidelijk dat er belangrijke fouten waren in de voorstellingen die U toegedaan is en die wij ook voorlopig gedeeld hebben. Jarenlang onderzoek van de leer van de voornaamste kerken en sekten, van boeken en tijdschriften in het Engels, Frans, Duits en Nederlands, doch vooral van de Schrift zelf in de oorspronkelijke teksten, hebben ons gaandeweg gevoerd tot een visie, die in vele punten van de uwe verschilt, doch op eenvoudige wijze al die moeilijkheden oplost en een veel ruimere inhoud heeft. Wat niet wil zeggen, dat we ons inbeelden de volle waarheid te bezitten. Steeds hebben we dan ook oprecht om hulp en terechtwijzing gevraagd, niet alleen aan U, maar ook aan vele vooraanstaande Bijbelonderzoekers uit verschillende landen. Helaas nagenoeg zonder gevolg. Toen verscheen “Het Voornemen der Eeuwen” dat een algemene uiteenzetting gaf, een schets, van ons standpunt. Sinds die tijd hebben we verder onderzocht, en onze gedachten uitgezuiverd aan de Schrift.
U erkent zelf steeds geweigerd te hebben onze brieven en geschriften ernstig te bestuderen. Dit heeft U niet belet herhaaldelijk in Het Zoeklicht en ook mondeling onze opvattingen te veroordelen en als min of meer belachelijk voor te stellen. Nu geeft U de volgende redenen op, waarom U niet ernstig onderzocht heeft:
Hierop veroorloven we ons het volgende op te merken:
Wij roepen alle lezers van dit Antwoord op, U veel in het gebed te gedenken in deze zaak. Het is iets zeer ernstigs als men uit vrees voor de gevolgen iets niet wil onderzoeken. Dat betekent gewoonlijk dat men zich door een leer heeft laten insluiten. De Heere moge U verlossen. U spreekt over “Bullingerisme”. Nu is juist het kenmerk van een”isme”, dat het zich aan een zekere opvatting houdt en niet verder wil komen. Door wat U herhaalde malen schreef, vrezen we, dat U in het “Maranathaďsme” gevangen gehouden wordt. In uw antwoord aan B. te R. (3 Mei 1930) zei U:
De Heere geve U de geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis (Ef, 1:17-19) en behoede U voor de gedachte, dat U de volle waarheid heeft. Want dat zou een onoverkomelijk beletsel zijn om die waarheid meer nabij te komen. Nu ontwijkt U feiten, die tegen uw opvatting pleiten. “Bullingerisme” is een naam die een beweging zou aanduiden, die zich geheel zou willen houden aan wat Bullinger leerde en daarbuiten niets zou willen weten. Nu is hier een grote moeilijkheid voor hen die moeten bepalen waaruit die leer bestaat. Want zij, die met Bullingers werken vertrouwd zijn - wat U ook weer niet schijnt te zijn - weten dat Bullinger geen “ismen”-geest had. Hij bleef nooit bij een verkregen resultaat en ging steeds voort door oorspronkelijk onderzoek van de handschriften zijn opvatting aan de Schriften te toetsen en uit te zuiveren (1). Zo toont zijn tijdschrift “Things to Come” hoe hij van een standpunt dat nagenoeg overeen kwam met het uwe door middel van een onderzoek zoals geen uwer “bekwame en betrouwbare mensen” ooit ingesteld heeft, er toe gedwongen werd tot andere gedachten te komen. Met sommige van zijn resultaten stemmen wij in, na, lang onderzoek van onze kant; met andere echter niet. Nooit hebben we ons aan Bullinger vast gehouden en dus een “isme” willen vormen. In het Voorwoord van “Het Voornemen der Eeuwen” kan men, na een verwijzing naar Bullinger, Sir Robert Anderson en Welch, het volgende lezen:
We menen dus dat “Bullingerisme” een uitdrukking is, die niet op ons kan toegepast worden omdat:
Bullinger leerde eerst wat U nu leert. Dus bent U ook “Bullingerist” Bullinger corrigeerde echter Bullinger en U blijft bij wat onhoudbaar gebleken is. We menen dus dat we ver blijven van “pauselijke autoriteit”, maar U integendeel die weg opgaat. De Heere moge U en uw lezers voor die sektarische geest behoeden. Uw verantwoordelijkheid is groot en de verzoeking U slechts te houden aan algemeen gangbare gedachten ten einde veel mensen te bereiken kan sterk zijn. Wel kunt U meestal meer eenvoudige zaken op een populaire wijze behandelen, maar vóór alles moet U Schriftuurlijk zijn. Anders verliest U toch in kwaliteit wat U in kwantiteit meent te winnen. En daarbij is de nawerking van onschriftuurlijke gedachten in de toekomst soms verschrikkelijk. Laat ons hier iets leren uit de geschiedenis van het Christendom (2). In de eerste eeuwen werden er massa's “gered”, in water gedoopt en “gezegend”. Het was een succes zoals we er nooit meer zullen zien in deze aioon. Doch zij waren niet Schriftuurlijk en verlieten Paulus. En zie de latere gevolgen. Uit hen ontwikkelde zich het Christendom, het ongeloof, de kritiek, de afval, het Anti-Christianisme. Alleen Schriftuurlijke beschouwingen: (en liederen) kunnen werkelijk God verheerlijken, al bemerkt men soms weinig “zegen”. Iets wat ten dele schriftuurlijk is, kan God daarom nog wel ten goede gebruiken. De Heere zelf schrikte er niet voor terug de waarheid op zijn tijd te zeggen en was niet bevreesd daardoor toehoorders te verliezen. Paulus hield Zich ook niet aan de”eerste beginselen”. Aan allen bracht hij de boodschap die hen paste. Het is waar, zij hadden weinig succes, schijnbaar ten minste, Maar toch was dit de weg waarin God, verheerlijkt werd. Gaat U liever de weg op van het Christendom? Ons onderzoek heeft er toe geleid beter in te zien, dat er een vooruitgang is op de weg der behoudenis. Terwijl de Evangeliën b.v. in de eerste plaats de ongelovigen tot de wedergeboorte kunnen leiden, kunnen de Brieven van Paulus, vóór Handelingen 28 geschreven, tot een hogere sfeer bereiden (het zoonschap, de hemelse sfeer) en de latere Brieven van Paulus tot het volmaakte (de overhemelse sfeer, de Gemeente der Verborgenheid). Daarom, kan men zeggen, dat noch de Hebreeuwse Schriften, noch de Evangeliën en Handelingen, noch de vroegere Brieven van Paulus TOT de Gemeente der Verborgenheid ALS ZODANIG, gericht zijn. Deze latere Brieven zijn bijzonder gericht tot hen, die reeds in Christus geloofd hebben en der zonden dood zijn. Het overige was voor hen voorbereiding, doch blijft nog steeds “nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing”. Is het niet hetzelfde in de samenleving? Houden wij de ouderlijke vermaningen van onze kindertijd als nu nog TOT ons gericht? Toch zijn ze nog steeds nuttig en richten zich tot allen, die “kinderen” zijn. Is het onderricht van het eerste leerjaar tot het zevende gericht? Hoe groot we ook menen te zijn, te dikwijls blijkt uit onze wandel, dat we als het ware terug vallen tot het kindschap en dan zijn die Brieven ook weer tot ons gericht. Als U door Gemeente verstaat alle gelovigen tezamen genomen, dan is de gehele Schrift tot hen gericht. Denk toch niet dat we iets uit de Schrift willen weglaten. U doet eigenlijk juist het zelfde als wij, doch min of meer onbewust en niet altijd op consequente wijze. U neemt al vooreerst het Oude Testament niet als TOT U gericht en toch blijft liet voor U zijn waarde behouden. (Zo ook voor ons). In het Nieuwe Testament neemt U ook niet alle delen als TOT U gericht (b.v. Mat, 10:5, 6; Mark. 16:17, 18; Hand. 21 :24). Is Rom. 7 TOT U gericht? Of is U tot Rom 8 gekomen? In een dergelijke zin menen we, dat bij hen die door Gods genade tot de positie van Efeze gekomen zijn, het “beginsel van de leer van Christus” (Heb. 6:1) niet meer TOT hen gericht is, maar zij met Paulus moeten vooruit zien tot het hoogste. Daarom blijft echter ALLE Schrift nog wel voor hen. Men behoudt alles, men wint daarbij het hogere door het beter te onderscheiden. Is het dan niet verkeerd uw lezers de indruk te geven dat we voor de gelovigen in het algemeen slechts drie Brieven overhouden? Als U schrijft: “niet direct bestemd voor de Gemeente”, dan denken uw lezers aan wat men gewoonlijk “Gemeente” noemt: alle gelovigen bijeengenomen (3). Zo verwekt U misverstand daar wij van een bijzondere groep gelovigen spreken. Als U de reeks “De Weg der Behoudenis” wil volgen in ons tijdschrift “Uit de Schriften”, zal U ook zien hoe heel de Schrift voor ons zijn waarde behoudt. Nu zal U misschien zeggen dat we wel van een opgroeien van de gelovigen mogen spreken, maar dat de inzettingen steeds voor allen toepasselijk blijven. Hier moet men echter rekening houden met de bedelingen. Laat ons eens aan een ernstige Jood denken. Tot op het einde van Handelingen kon hij de wet volgen. Zelfs de Apostelen volgden ze toen, ook nadat ze in Christus' geloofd hadden. Dat was naar Gods wil. Gedurende het Koninkrijk zien we juist dezelfde toestanden: de vormen van de wet worden onderhouden door gelovige Joden. Die tijden sluiten aan elkander aan. Maar kort na Hand. werd de tempel verwoest en Israël verstrooid. God zorgde er Zelf voor, dat ze de wet niet meer konden volgen. Waarom? Er was een nieuwe bedeling begonnen. Al de goddelijke inzettingen, inbegrepen die er bij Handelingen aan toegevoegd waren, toen de zegen tot de volken kwam, doch Israël steeds op stoffelijk gebied de leiding had, hielden op. De latere brieven van Paulus bevestigen dat. Zie onder meer:
Het is nu de bedeling der Verborgenheid, al zijn er nu ook nog gelovigen die geestelijk in een lagere sfeer blijven. Het is een feit dat U evenmin als de wet, ook niet letterlijk de inzettingen van Handelingen kan volgen! U doet het al vooreerst niet voor wat b.v. handenoplegging, voetwassing enz. aangaat en neemt hier voor anderen een weifelend standpunt in. U heeft ook de bijzondere geestesgaven niet, de krachten der TOEKOMENDE EEUW (Heb. 6:5), die U zouden toelaten naar die bedeling te handelen. U heeft in de Schrift geen voldoende inlichtingen om vormen geheel naar Gods wil te volgen. Zoals de Heere voor Israël de tempel heeft verwoest, heeft Hij ook belet in deze bedelingen inzettingen te volgen, die Hij voor een andere bedeling gegeven hoeft. Daarbij kan U niet rechtvaardigen inzettingen en feesten te volgen, die aan Israël gegeven waren. Maar al laten we de vormen voor de bedeling waar God ze geplaatst heeft, daarom behouden we wel de kern van de zaak; het inwendige, het ware. Ook hier stelt U ons weer geheel verkeerd voor aan uw lezers. U wil ze afschrikken door te zeggen, dat de doop voor ons “niets meer te betekenen heeft”. Hieruit blijkt: ofwel dat U uitsluitend waarde hecht aan het uitwendige, de vorm, ofwel dat U overdrijft om de lezers toch maar van ons af te houden. Op blz. 151 van Het Voornemen der Eeuwen schreven we:
Als U alleen waarde hecht aan het water, dan begrijpen we dat U dat niet graag wil missen. Maar wij leggen de nadruk op de ware doop en kunnen dan de vorm, die niet in onze bedeling past, naar Gods wil laten voor een andere tijd, b.v. het Koninkrijk. Uitwendige vormen zijn slechts zolang gepast als de gemeenschap met God nog niet ten volle tot stand gebracht is. Na de toekomende eeuw is er geen tempel meer (Op. 21 :22). Zo is er nu ook voor de Gem. der Verb. geen vorm omdat zij in de geest reeds in die volmaakte positie is. Kol. 2: 1 0; Ef. 1 :23: 5 :30 enz. Heeft de Wederkomst des Heren voor ons niets te betekenen? Maar lees dan toch wat we schreven, als U het niet “ernstig wil bestuderen”. We hebben toch al minstens Fil. 3:20, 21 en Kol. 3:4. En ook Openbaring en de profetieën hebben voor ons evenveel waarde als voor U. Welke profetie handelt volgens U over de Gemeente der Verborgenheid? Over het avondmaal kan U onze gedachten vinden in de brochure “De Strijd”, die binnenkort beschikbaar zal zijn, als God het wil. De verdeeldheid zelf toont dat de Schrift geen voldoende inlichtingen geeft om het volkomen Schriftuurlijk te vieren. Als de Schrift van avondmaal spreekt, dan is het steeds in verband met het Pascha en het Nieuwe Verbond met Israël (Jer. 31:31). Waarom mag U hier wel vergeestelijken? Alles samengenomen vinden we dat het verkeerd van U is iets niet te onderzoeken omdat de gevolgen U niet aanstaan. Daarbij blijkt U niet eens te zien wat de gevolgen zijn en ze daardoor aan uw lezers geheel verkeerd voor te stellen. U ruikt “dat aan de spijze iets bedorven is” en moet ze dus niet proeven! Dat wil zeggen dat U vast weet dat alleen uw opvatting juist kan zijn en de rest bedorven is. De Heere behoede U in het vervolg voor dergelijke liefdeloze taal, die erg naar iets pauselijks ruikt. 3. Nu nog iets over uw derde uitvlucht. U neemt dus genoegen met wat “bekwame en betrouwbare mannen” geschreven hebben. Wij dachten dat U steeds op de Schrift steunde. Het is goed mogelijk dat vele mensen, tenminste tijdelijk, op “bekwame en betrouwbare mannen” moeten steunen, maar van U als Redacteur van een veelgelezen blad, dat Christelijk heet, mogen we toch wat meer verwachten. U kan toch zelf over deze zaak oordelen, en zo niet, spreek dan toch geen veroordeling wit. Nu geeft U als Evangelie wat “The Kings Business” schreef. U belet daarbij aan de lezers zelf te oordelen of dit toepasselijk is op ons. Zij moeten U en anderen maar slaafs geloven. Wij verklaren dat dit stuk van het begin tot het einde een verkeerde indruk geeft en bewijst dat ook deze schrijvers de zaak niet ernstig onderzocht hebben. Wat hij van het “afsnijden” zegt is eenvoudig belachelijk en nooit hebben wij beweerd dat dit de betekenis van 2 Tim. 2:15 is. We onderscheiden wel, maar snijden toch niets uit de Schrift. Als U onze geschriften met enige aandacht gelezen had, zou U iets dergelijks niet publiceren. Verwijzende naar wat we U voorgelegd en geschreven hebben, kunnen we uw kritiek slechts unfair noemen. Dit past geen man, die anderen tot voorbeeld zou moeten zijn en zich op een hoge geestelijke stand plaatst. De Heere vergeve het U want U wist niet wat U deed. Dat het tweede, door U overgedrukte en in 1928 reeds vermelde, artikel niets weerlegt, hebben we U in onze brief van 5 Nov. 1928, dus MEER DAN TWEE JAAR GELEDEN, doen opmerken. We laten hier een deel uit die brief volgen:
Als Bullinger vele delen Joods noemt, dan bedoelt hij daarmee dat ze speciaal tot de Christen-Israëlieten gericht zijn en meestal tot hen die nog tot de aardse sfeer, het “kindschap” behoren. Dat is een kwestie van Schriftonderzoek. Nu echter geeft men anderen een verkeerde indruk. Is men het niet eens, dan geve men schriftuurlijke argumenten, na de zaak ERNSTIG ONDERZOCHT te hebben. Niettegenstaande ons schrijven drukt U dit stuk toch af. Wat we hierboven schreven, laat ook zien dat de andere opstellen alleen maar de opsteller veroordelen en bewijzen dat hij lichtzinnig anderen aanklaagt. Bullinger drukte steeds op de ongerechtigheid des mensen en deed beter dan anderen het alomvattende werk van onze Behouder uitkomen. Het is treurig dat vooraanstaande “Christelijke” bladen hun lezers zo verkeerd voorlichten. Doch we leven in een boze eeuw en dat zegt veel. Satan werkt nu meestal verblindend. Velen van uw lezers zullen wel een Bereër-geest hebben en voor zichzelf willen onderzoeken. Maar U belet hun dat. En als we zelf de zuivere woorden van de Heilige Geest op prijs stellen, dan noemt men dat “haarkloverij”. Men spreekt over de letterlijke ingeving van de Schrift, doch spot met hen, die de zuivere woorden van de Heilige Geest op prijsstellen. Alles overziende kunnen we goed begrijpen dat sommigen in hun verontwaardiging over verkeerde voorstelling, gebrek aan voorlichting, en lichtzinnig oordeel, U minder vriendelijk geschreven hebben, al willen we ze niet geheel verontschuldigen. Als U onze gedachten niet wilde onderzoeken voor Uzelf, dan had U het kunnen doen om ons en anderen van den beginne af uit deze “strikken” te helpen. In uw recensie over Het Voornemen der Eeuwen vond U het toch reeds nodig die dingen grondig te onderzoeken en nodigde U anderen daartoe uit. Wij vroegen U steeds hulp en terechtwijzing. Dit weigerde U en nu spant U de vierschaar en veroordeelt ons in het openbaar ZONDER ERNSTIG ONDERZOEK! De mensen zijn boos, maar in de wereld veroordeelt men gewoonlijk niemand dan na ernstig onderzoek. Welk voorbeeld geeft U hier? Uw veroordeling treft alleen U, niet ons. Verder zegt U dat we een u “vooropgesteld doel” hebben en die stelling dan met de Schrift trachten klaar te maken. Dat loochenen we absoluut. We gaan nooit van een stelling uit, maar komen er toe door een grondig onderzoek. Wat U ons aanwrijft, doet U zelf als U niet onderzoekt omdat de gevolgen niet overeen stemmen met uw zienswijze. Onze bede is dat God U “bekering geve tot erkentenis der waarheid” (2 Tim. 2:25, 26). Moge Hij ook het Zoeklicht in meerdere mate gebruiken tot verheerlijking van Zijn naam. We besluiten nu met op te merken, dat U nog steeds geen enkel Schriftuurlijk bewijs gegeven heeft dat zou aantonen dat onze opvatting verkeerd zou zijn. De algemene onmacht dit te doen bewijst dat we in de goede richting zijn. De smaad die we oogsten is ook te onzen voordele. In deze tijd kunnen geen Schriftuurlijke gedachten populair zijn en veel succes hebben. Toch zullen we nog steeds elke poging tot terechtwijzing met vreugde ontvangen. We hebben niets aan verkeerde voorstellingen en iedereen kan medewerken tot meer Schriftuurlijke gedachten te komen. We willen ook niet in de eerste plaats zien op onze zegeningen, noch op die van anderen, maar vóór alles op wat God kan verheerlijken. En dat kan slechts door zeer ernstig de Schrift te onderzoeken, te blijven onderzoeken en dan Schriftuurlijke dingen (eenvoudige en meer ingewikkelde) aan anderen door te geven. Zo alleen kan ook onze wandel naar Gods wil zijn. De Heere geve ons tot dit alles de kracht en werke zó in ons, dat we de waarheid IN LIEFDE houden, in alles opwassende tot Hem, die het Hoofd is (Ef. 4:15). DE “BROEDER UIT ANTWERPEN”. Voetnoten [1] Bullinger was hoofdopsteller van het tijdschrift “Things to Come” en schrijver van vele boeken en brochures. Hij stelde ook een Concordantie en Lexicon samen en had een groot aandeel in het uitgeven van de Companion Bible. Beide zijn van onschatbare waarde voor iedere Schriftonderzoeker. U heeft vroeger een zeer gunstige recensie geschreven over de Comp. Bible. Jammer dat u hem zo weinig gebruikt of er althans uit leert. [2] Zie ook de brochure “De Strijd”.
[3] U zegt ook: “Aangezien volgens deze verklaring de eigenlijke Pinkstergemeente eerst na Hand, 28 begint”! Weer een bewijs dat U niets van onze opvatting begrepen heeft. We onderscheiden een Pinkstergemeente die met Pinksteren begint en een Gemeente der Verborgenheid, die na Hand. 28 begint. De eerste behoort tot de aardse groep. Eerst als de leden dezer gemeente met Christus gestorven zijn (Rom. 6) gaan ze tot de hemelse groep behoren, daarna kunnen ze ook tot de Gemeente der Verborgenheid komen. Zolang ze nog bij de beginselen zijn, zijn de latere brieven van Paulus niet direct tot hen gericht, de andere wel.
|