Het Onderwijs van de Apostel Paulus
Doch Paulus heeft in die tijd nog andere boodschappen gebracht. Als hij zich tot de volken wendt, nodigt hij ze uit zich van de ijdele afgoden te keren tot de levende God, de Schepper van het heelal. Aan de onbesnedenen die reeds in God geloven, verkondigt hij Christus en spreekt hun over de zegeningen die ze zullen krijgen door bemiddeling van Israël. In dit alles gaat hij niet verder dan de Apostelen der besnijdenis. Doch Paulus handelt ook over een hemelse positie, over de nieuwe schepping, de rechtvaardiging, de dood t.o.v. de zonde, de verzoening. En dit doet hij zodra de aardse zegeningen achterwege blijven ten gevolge van het zich niet bekeren van Israël. Zij die, door de nieuwe geboorte, "kind" van God zijn, kunnen "zoon" van God worden. Doch zolang ze niet met Christus sterven, worden ze nog aanschouwd als "zondaren" (al zijn hun zonden vergeven), en niet als rechtvaardigen (naar hun positie in Christus); ze maken nog deel uit van de oude schepping. Dit is het Evangelie der voorhuid, niet omdat de Joden ervan uitgesloten zijn, doch omdat het hier gaat over zegeningen die reeds aan Abraham beloofd waren vóór de besnijdenis, en omdat de Jood afstand moet doen van al zijn nationale voorrechten, en ook met Christus moet sterven om er deel aan te hebben. Hier is noch Jood noch Heiden. Dit Evangelie van Paulus werd nooit gepredikt door Petrus, Johannes, Jakobus of Judas, wier opdracht is Gods voornemen in verband met Israël te verwezenlijken, zodat de profetieën aangaande het aardse rijk zich vervullen, en niet alleen Israël, doch de gehele wereld tot de wedergeboorte kome. In dit verband is Israël, als koninklijk priesterdom, geheel afgescheiden van de volken, zelfs als het zich tot Christus gekeerd heeft. De Apostelen der besnijdenis kunnen dus de boodschap van Paulus niet brengen. Die periode der Handelingen is zeer complex door de aanwezigheid van verschillende groepen mensen en door het verkondigen van meerdere Evangeliën. Toch is er geen tegenstrijdigheid, doch veeleer een wordende eenheid, want al die blijde boodschappen worden tot de verschillende groepen mensen gericht om ze te leiden op de weg der behoudenis en tot het einddoel te voeren: God alles in allen. Er is geen "vooruitgang" in de "godsdienstige gedachte" van Paulus, zoals de kritiek beweert, doch er zijn nieuwe openbaringen betreffende de hogere sferen van zegening. Voor wat de bedéling aangaat, is Israël nog steeds het uitverkoren volk en kan het Koninkrijk op aarde nog komen. De Jood, zelfs als hij in Christus gelooft, moet nog immer de Wet en al de ceremonieën waarnemen. Al wat we in de brieven van die tijd vinden is niet noodzakelijk tot gelovigen uit de volken gericht. Alleen dat is op hen toepasselijk wat hen persoonlijk, als mens, kan betreffen: zij ook zijn van geboorte zondaren, moeten zich bekeren, vergeving ontvangen, opnieuw geboren worden, met Christus sterven en gerechtvaardigd worden. De ganse Schrift blijft dus nuttig voor allen, doch alles is niet gericht tot allen. Al wat dus vóór het einde der Handelingen geschreven werd, blijft in het kader der oud-testamentische openbaringen en in dat der aionen. Er is ontwikkeling, nadere openbaring van onbekende delen, doch men blijft in de aardse en hemelse sferen van zegening, in al hetgeen de aionen betreft. Doch na Handelingen begint een nieuwe bedéling, want Israël is tijdelijk verworpen en het Koninkrijk kan dus niet beginnen. Alle kentekenen van de nabijheid van dat Koninkrijk houden dus op, evenals de ceremonieën die God aan Israël had voorgeschreven. In de laatste brieven van Paulus (Ef., Fil., Kol., 2 Tim.) vinden we wat betrekking heeft op deze nieuwe administratie Gods, en spreekt hij over een nieuwe sfeer van genade en zegening, die al het vorige overtreft, vermits het gaat over de volmaaktheid in Christus. Hier heeft men nu een nieuwe eenheid, gevormd door allen - uit de volken en uit Israël - die door God samengezet worden in de "overhemelse" in Christus. Hier vindt men een nieuwe verborgenheid, die tot dan toe verborgen was geweest in God, doch op dat ogenblik bekend gemaakt werd. Hier lezen we over een nieuwe Gemeente: het Lichaam waarvan Christus het Hoofd is. Hier is sprake van een nieuwe hoop: de uitopstanding uit de doden en de komst in heerlijkheid met Christus. Dus, in het kort: terwijl de Twaalf uitsluitend handelen over de aardse sfeer en de wedergeboorte, spreekt Paulus bovendien over een hemelse en een overhemelse sfeer. De Tabel van de drie sferen van zegening geeft in het kort de kenmerken weer. Alles wat tot de aardse sfeer behoort, zal zich volkomen verwezenlijken gedurende de toekomende aioon. Daarna slechts komt de aioon der nieuwe schepping, waar een massa mensen tot de hemelse sfeer zal komen. Het mensdom, in zijn geheel, zal eerst de overhemelse sfeer bereiken na de aionen, als God alles in allen zal zijn. Doch de mensen, afzonderlijk beschouwd, kunnen, door Gods genade, vóór die tijd Paulus van sfeer tot sfeer volgen, door God van de ene positie in de andere geplaatst worden en dus veel vroeger tot de volheid van genade komen. Zo zien we dan in horizontale richting d.i. in de tijd - de verwezenlijking van Gods voornemen, en in verticale richting - d.i. naar de geestelijke positie - het doorlopen van de weg der behoudenis. Zo komt de gehele Schrift tot haar recht en worden alle schijnbare tegenstellingen opgeheven. We hebben echter gezien dat men Paulus niet gevolgd heeft. De grote meerderheid der christenen, meende ook na Israëls verwerping een zichtbare organisatie te moeten vormen, een "Kerk" die de plaats zou innemen van Gods volk. Men poogde dan de profetie, de ceremonieën, de gaven zoveel mogelijk op die Kerk toe te passen en het was eerst na lange jaren bittere strijd dat er een zekere eenheid kwam. Doch steeds bleven er vele andere groepen buiten die Kerk, want ze verkozen vast te houden aan zekere oude tradities of schriftuurlijke gegevens. De strijd en verdeeldheid blijft dan ook, tot heden toe, voortduren en uit die chaos werd ongeloof en schriftkritiek geboren. Het is waar dat er steeds pogingen gedaan zijn om Paulus beter te begrijpen, doch de overlevering was reeds zó machtig, dat men er niet meer in slaagde aan haar slavernij te ontkomen. De enkeling kan echter steeds terug gaan tot de Schrift en, door de Geest geleid, Gods Woord begrijpen en met Paulus een eenzame weg volgen. Doch op deze wijze kan hij gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid, steeds in nauwere geestelijke gemeenschap met Christus en dan ook God bovenmate prijzen voor Zijn grote genade. Dit alles wil niet zeggen dat we ons van anderen moeten afzonderen. We kunnen ten dele medewerken, waar het gaat over eerste beginselen: geloof in God en in Christus. We moeten niets afbreken, want alles kan een zeker nut hebben voor sommigen. Doch wat we niet mogen doen, is Gods Woord prijs geven voor een zekere "eenheid" die de hoogste waarheden verwaarloost of verwerpt. Onze opvatting aangaande de sferen van zegening en de bedélingen, laat ons toe met alle mensen te sympathiseren en door middel van Paulus' woord ieder mens te vermanen en te leren in alle wijsheid, opdat wij ieder mens in Christus volmaakt stellen (Kol. 1:28). We kunnen ons dan inspannen tot één doel: God de Vader verheerlijken, door één middel: onze gemeenschap met het geschreven en het levende Woord, door één kracht: die des Geestes.
|