| Inhoudsopgave |

Het Onderwijs van de Apostel Paulus

DERDE DEEL

De Geschriften van de eerste eeuwen



2. De "Leer der Twaalf Apostelen".

Dit stuk, ook "Didachè" genoemd, dateert van het einde der eerste of van het begin der tweede eeuw. Het werd, ten onrechte, toegeschreven aan de twaalf Apostelen, doch dit feit toont duidelijk aan dat de meeste christenen toen de Apostelen der besnijdenis volgden. Ook meerdere andere geschriften werden aan hen toegeschreven. Men heeft verondersteld dat het een der oudste documenten is, na die van het N.T. Een kopie van dit geschrift (van het jaar 1056) werd in de 19e eeuw te Constantinopel gevonden. Het is verdeeld in 16 korte hoofdstukken.

Een vluchtig onderzoek toont reeds aan, dat de inhoud niet verder gaat dan die der Evangeliën (vooral Mattheüs). Van het onderwijs van Paulus is geen spoor te vinden. De schrijver kende de brieven van Paulus niet, of wilde er geen rekening mee houden.

Het grootste deel wordt ingenomen door ethische voorschriften, ten dele aan de Wet van Mozes, ten dele aan het Evangelie volgens Mattheüs enz, ontleend, en min of meer aangepast aan de nieuwe omstandigheden. Vele dingen zijn bepaald onschriftuurlijk. We stippen aan:

1:3 "Vast voor hen, die u achtervolgen".

4:6 "Indien gij hebt, zult gij met uw handen een rantsoen voor uw misdaden geven".

6:2 "Want als gij het volle juk van de Here kunt verdragen, zijt gij volmaakt, maar indien gij dit niet kunt, doe wat gij kunt".
We bevinden ons hier op het terrein van de rechtvaardiging door werken, en het spreekt vanzelf dat de schrijver de leer van Paulus verwerpt (104). Daar men zich nu nog dikwijls op dit geschrift beroept om zekere gebruiken te rechtvaardigen en het een belangrijk document noemt, geven we hieronder de vertaling van enige delen, die het meest verband houden met ons onderwerp.
Hoofdstuk 7
  1. Maar aangaande de doop, doopt aldus: Nadat gij al deze dingen geleerd hebt, doop tot de naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes, in levend (d.i. stromend) water.
  2. Maar indien gij geen levend water hebt, doopt dan in ander water en indien gij het niet in koud water kunt doen, dan in warm.
  3. Maar indien gij dat ook niet hebt, giet dan water driemaal op het hoofd, tot de naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes.
  4. Maar vóór de doop, laat hem die doopt en hem die gedoopt wordt, vasten en ook anderen die kunnen; maar gij zult hem die gedoopt wordt, verzoeken een of twee dagen te voren te vasten.
Hoofdstuk 8.
  1. Maar uw vasten zij niet met de huichelaars, want zij vasten de 2de en 5de dag der week, maar gij zult vasten de 4e dag en op de voorbereiding (105).
  2. Bidt ook niet zoals de huichelaars, maar zoals de Here heeft bevolen in Zijn Evangelie. Zo bidt: "Onze Vader".
  3. Bidt alzo driemaal per dag.
Hoofdstuk 9.
  1. Maar aangaande de "dankzegging" (d.i. het "avondmaal"), zegt dank op deze wijze.
  2. Eerst aangaande de beker: "Wij danken U, onze Vader, voor de heilige wijngaard van Uw kind David, die Gij ons bekend gemaakt hebt door Uw kind Jezus; tot U zij de heerlijkheid in de eeuwen".
  3. Maar aangaande het gebrokene (brood): "Wij danken U, onze Vader, voor het leven en de kennis, die Gij ons hebt bekend gemaakt door Uw kind Jezus; tot U zij de heerlijkheid in de eeuwen".
  4. "Zoals dit gebrokene (brood) verstrooid was op de bergen en verzameld één is geworden, zo worde Uw gemeente verzameld van de einden der aarde tot Uw koninkrijk, want U is de heerlijkheid en de kracht door Jezus-Christus in de eeuwen".
  5. Maar laat niemand van uw "dankzegging" eten of drinken, behalve hen, die gedoopt zijn in de naam des Heren, want aangaande dit zei de Here: "Geef het heilige de honden niet".
Hoofdstuk 10
  1. Maar als gij verzadigd zijt, dank dan aldus:
  2. "Wij danken U, heilige Vader, voor Uw heilige naam, die Gij hebt doen wonen in onze harten en voor de kennis en het geloof en de onsterfelijkheid, die Gij ons bekend gemaakt hebt door Uw kind Jezus, tot U zij de heerlijkheid in de eeuwen."
  3. "Gij, o almachtige Here, maaktet alle dingen om Uws naams' wille; Gij hebt de mensen voedsel en drinken gegeven om te genieten, opdat zij U mogen danken, maar Gij zegent ons met geestelijk voedsel en drank en eeuwig leven, door Uw Kind."
  4. "Voor alles danken Wij U, dat Gij almachtig zijt; U zij de heerlijkheid in de eeuwen."
  5. "Gedenk, O Here, Uw gemeente om ze te verlossen van alle kwaad en haar te volmaken in Uw liefde, en haar te verzamelen van de vier winden, zij de geheiligde, tot Uw koninkrijk, dat Gij voor haar bereid hebt; want U is de kracht en de heerlijkheid in de eeuwen."
  6. "Laat genade komen, en laat deze wereld voorbijgaan. Hosanna tot de God van David. Zo iemand heilig is, laat hij komen, zo iemand niet heilig is, dat hij zich bekere, Maranatha. Amen."
  7. Maar laat de profeten dankzeggen zoveel ze willen.
Hoofdstuk 13
Het vraagt eerstelingen van oogst: brood, vee en andere bezittingen te geven aan de hogepriesters, armen en profeten.

Hoofdstuk 14
  1. En op des Heren eigen (dag), komt samen en breekt brood en dankt na uw misdaden beleden te hebben, opdat uw offerande zuiver moge wezen.
  2. Laat niemand, die een geschil heeft met zijn vriend, met u samenkomen tot zij verzoend zijn, opdat uw offerande niet verontreinigd worde.
  3. Want dit is het wat door de Here gesproken is: "In elke plaats en tijd offert Mij een zuiver offer, want Ik ben een groot Koning zegt de Here en Mijn naam is wonderbaar onder de volken".
Hoofdstuk 16
Dit eindigt met de verwachting van de Here en waarschuwingen aangaande valse profeten, enz.
Men bemerkt hoe men moest vasten bij de doop; dat het "Onze Vader" drie maal daags moest gebeden worden; dat er bij het "avondmaal" voorgeschreven gebeden waren; dat er "eerstelingen" moesten gegeven worden aan de "hogepriesters , armen en "profeten"; dat het "avondmaal" een offerande was; dat de "gemeente" verzameld werd tot het koninkrijk; enz. Dit waren pogingen om de Joodse ceremoniën aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Het kan heel interessant zijn voor hen die oude overleveringen wensen te volgen, doch schriftuurlijk is het zeker niet.


Voetnoten:

(104) In zijn werk L'Eglise Naissante, zegt de wel bekende roomse schrijver Battifol, blz. 131: "De Didaché is achterlijk t.o.v Paulus, die, schijnt het ons toe, niet door de schrijver gekend werd".

(105) De "dag der voorbereiding" duidt de vrijdag aan. De Schrift gebruikt het woord "paraskeuè" (voorbereiding) alleen voor de voorbereiding tot het Pascha: Mat. 27:62; Mark. 15:42; Luk. 23:54; Joh. 19:14, 31, 42.



| Inhoudsopgave |



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden