Het Onderwijs van de Apostel Paulus Na de Handelingen 2.a. Een nieuwe eenheid. Gods Woord spreekt over meerdere "eenheden". Vooreerst die van Israël, als Gods uitverkoren volk. Het is een aardse eenheid, die in de toekomende aioon zal verwezenlijkt worden als Jehovah-Christus "eeuwig" in hun midden zal wonen (Ezech. 43:7; Zef. 3:15-17) en als de naam der "stad" zal zijn: de Here is hier (Ezech. 48:35). Dan zal er geen scheiding meer zijn tussen de twaalf stammen. Er zal op aarde een eenheid bestaan, een zichtbare Gemeente, die de gehele aarde tot zegen zal zijn. Vervolgens is er de hemelse groep, die één is in Christus (Gal. 3:28). De christenen die er deel van uitmaken zijn met Hem gekruisigd en dood (79). Alle zijn in één Geest, "tot-in" één lichaam gedoopt (1 Kor. 12:13). Dit lichaam was "van" Christus (80). Het behoorde Hem toe. Ze waren "van" Christus (Gal. 3:29). Doch in zijn laatste brieven spreekt Paulus nog over een andere eenheid, die in volkomen gemeenschap met Christus staat. Deze gelovigen zijn "mede-levend gemaakt met Christus", "mede-opgewekt", en God heeft ze "medegezet in de overhemelse in Christus-Jezus" (81). Dit gaat dus verder dan hetgeen van de hemelse groep gezegd wordt, en we vinden hier een volkomen eenheid, "één Lichaam" (Kol. 3:15; Ef. 3:6; 4:4), "één nieuwe mens" (Ef. 2:15), "één geest", "één doop" (Ef. 4:4, 5). Het is geen zichtbare, fysieke eenheid, doch een werkelijke, geestelijke (82).
Voetnoten: (79) Rom. 6:4-8. (80)1 Kor. 12:27. De Griekse tekst zegt niet dat ze HET Lichaam van Christus zijn, doch eenvoudig dat ze "lichaam van Christus" zijn, een gemeenschap van mensen die Hem toebehoren. Zo is ook de vrouw "lichaam" van de man, omdat ze hem toebehoort. Doch ze is niet HET lichaam van de man. Het woord lichaam duidt in 1 Kor. 12 niet meer aan dan het latijnse "corpus", het juridisch woord, dat gebruikt wordt om een gemeenschap aan te duiden. (81) Ef. 2:5, 6; Kol. 2:12, 13. (82) Men werpe ons niet tegen dat we de christenen verdelen met die eenheden, die sferen van zegening te onderscheiden. Allen zijn wedergeboren en vormen, in dit opzicht, een eenheid. Doch in deze grote eenheid kan men andere eenheden onderscheiden, zonder ze van elkaar af te scheiden. Deze onderscheidingen houden op na de aionen, omdat alles dan tot de volmaaktheid gekomen is.
|