| Inhoudsopgave |

Het Onderwijs van de Apostel Paulus


Aanhangsel No. 3.

DE BRIEVEN VAN PAULUS



Het is van belang, in verband met ons onderwerp, rekening te houden met de tijd waarin Paulus zijn brieven geschreven heeft. De volgende groepering wordt nagenoeg algemeen aangenomen:


Brieven geschreven gedurende de periode der Handelingen:

Romeinen;
1 en 2 Korinthe;
Galaten;
1 en 2 Thessalonicensen.


Brieven geschreven ná Handelingen 28:29.

Efeze;
Filippensen;
Kolossensen;
2 Timotheüs;
Filemon.



Men is het niet geheel eens over wat betreft de juiste volgorde in elk dezer reeksen, uitgezonderd met wat betreft 2 Timotheüs, dat zeker de laatste brief is. De data van 1 Timotheüs en Titus zijn onzeker, en we kunnen heel goed deze laatste ter zij laten voor een algemeen onderzoek (118).

Daar sommige theologen geneigd zijn te geloven dat Efeze, Kolossensen en Filemon in het gevang van Cesaréa geschreven werden, dus vroeger dan gedurende Paulus' verblijf te Rome, dat in Hand. 28:30 vermeld wordt, willen we hun argumenten in het kort onderzoeken. In de Dictionnaire Encyclopédique de la Bible, dat een gematigde kritiek verdedigt, vinden we, onder de titel "Colossiens", het volgende:

"De ernstige argumenten schijnen te zijn:

  1. de vermelding, in Kol. 4:10, van de drie medewerkers van Paulus terwijl, volgens Rom. 16 er véél meer waren;

  2. het verschil tussen de groep Kol., Filém., Ef., en de brief aan de Filippensen die waarschijnlijk in Rome geschreven werd;

  3. de vermelding door Tacitus van een grote aardbeving in de omgeving van Kolosse in 60-61, en het feit dat Paulus hierover niet spreekt in Kol., Filem., en Ef. die dus vóór die gebeurtenis zouden geschreven zijn;

  4. de onderbreking van 3 of 4 jaar in het schrijven van brieven, indien men zou aannemen dat al de brieven in Rome zouden geschreven zijn".
Het antwoord op deze argumenten is zeer eenvoudig.
  1. Kol. 4:10 en 11 leert ons inderdaad dat Aristarchus, Markus en Jezus, alleen zijn medearbeiders waren, terwijl Rom. 16 er velen vermeldt. Doch het gaat hier niet over de plaats, doch over de tijd. Te Rome, evenals elders, was de houding der christenen t.o.v. Paulus geheel veranderd. Sedert hij van nieuwe dingen sprak, werd hij van allen verlaten (zie Fil. 2:21; 2 Tim. 1:15 en hetgeen we over dit onderwerp geschreven hebben). Het moet ons dus niet verwonderen dat er slechts drie getrouwen overgebleven waren te Rome. Men ziet dat dit argument volkomen waardeloos is, als men rekening houdt met het groot verschil tussen de bedeling der Handelingen en de tegenwoordige.

    Kol. 4:11 is integendeel een argument in het voordeel van Rome, want indien Paulus in Cesaréa geschreven had, ziet men niet in waarom Filippus niet vermeld zou geweest zijn. Deze evangelist ontving Paulus vóór zijn gevangenschap te Cesaréa (Hand. 21:8-10).

  2. Men wijst erop, dat er verschil bestaat tussen de groep Kol., Filem., Ef. en de brief aan de Filippensen. Maar waarom zou dit aanduiden dat de drie eerste in een andere plaats of tijd zouden geschreven zijn? Er bestaat integendeel een zeer nauw verband tussen de gedachten en de stijl der vier brieven, wat in het voordeel is van de opvatting dat ze nagenoeg op hetzelfde ogenblik geschreven werden. Zie b.v. de tabel in het begin van het Tweede Deel.

  3. Het argument van de aardbeving heeft misschien waarde voor hen die de Schrift als een zuiver menselijk document aanzien. Doch mogen we werkelijk verwachten, dat er in brieven van buitengewone geestelijke inhoud, die over de volmaakte positie in Christus spreken, er melding zou gemaakt worden van een natuurverschijnsel dat niets te stellen heeft met het onderwerp? Het is overigens mogelijk dat Paulus erover geschreven heeft in andere, niet door God ingegeven brieven.

  4. De tussenruimte van 3 of 4 jaar is juist geheel aangepast aan de verandering van bedéling. Was er ook geen dergelijke tussenruimte tussen het voorval op de weg naar Damaskus en Paulus' werkzaamheid gedurende zijn eerste periode? (Zie Gal. 1:18).

 

Alles samenvattende blijft er dus niets over in het voordeel van Cesaréa. Laat ons nu zien wat op Rome wijst. Voor wat Filippensen betreft, bestaat er geen twijfel. Paulus zegt in Fil. 4:22: "AI de heiligen groeten u, en meest die van het huis des Keizers zijn". Dit wijst dus op Rome. Ook Fil. 1:13 "in het ganse Rechthuis".

In Fil. 1:26 en 2:24 spreekt Paulus over zijn terugkeer tot de Filippensen. Indien hij te Cesaréa was, kon hij zich zo niet uitdrukken. Hij kwam pas van Jeruzalem en wou Rome bezoeken. Toen hij aangehouden werd, beriep hij zich op Caesar om naar Rome terug te kunnen gaan. Ook verder zullen we nog zien dat er geen sprake is van Macedonië.

Te Cesaréa was hij in banden (Hand. 26:29), en zelfs indien men hem enige vrijheid gaf om gediend te worden van de zijnen (Hand. 24:23), kan dit niet vergeleken worden met zijn toestand te Rome. Hier toch had hij de toelating op zichzelve te wonen (Hand. 28:16, 30) en kon hij met alle vrijmoedigheid, ongehinderd, het Koninkrijk Gods prediken (Hand. 28:31). De algemene indruk die ons Fil. en Kol. in dit opzicht geven, is beslist in het voordeel van Rome.

Ook de brief aan Filemon wijst op Rome. Het is veel natuurlijker dat een slaaf, zoals Onesimus, naar een grote wereldstad zou gevlucht zijn, dan naar een stadje zoals Cesaréa. In vers 22 vraagt Paulus aan Filémon hem een woning te bereiden te Kolosse. Welnu, zoals we reeds aangemerkt hebben, had Paulus niet het voornemen naar Klein-Azië te gaan toen hij te Cesaréa was. Toen hij Milete verliet, zei hij zelfs aan de ouderlingen der gemeente: "Ik weet, dat gij allen ... mijn aangezicht niet meer zien zult" (Hand. 20:25).

Grote theologen, zoals Lightfoot, besloten dat de brief aan de Filippensen de oudste was. Vermits deze gedurende zijn gevangenschap te Rome geschreven werd kunnen de andere niet van Cesaréa zijn. De meeste geleerden die de Schrift als Gods Woord aanvaarden, hebben besloten dat al de brieven te Rome geschreven werden.

Ons onderzoek van de inhoud dezer brieven bevestigt dat deze geschriften duidelijk verschillen van al de andere, die gedurende de periode der Handelingen geschreven werden, en toont aan dat er geen sprake kan zijn, dat sommige te Cesaréa zouden opgesteld zijn.


Voetnoten:

(118) Als men geen rekening houdt met de gissingen der moderne critici, kan men zeggen dat de brief van Jacobus gewoonlijk aangezien wordt als een der oudste brieven. Het Evangelie van Johannes werd geschreven na de tijd der Handelingen, doch het verwijst slechts naar het verleden. Het boek Openbaring is van late datum, doch betreft alleen wat nu nog toekomstig is.




| Inhoudsopgave |



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden