Hoofdstuk 5 | Inhoudsopgave | Hoofdstuk 7

Het Goddelijk Voornemen



6. De nieuwe schepping

Ziehier wederom een radicale verandering, zowel in de natuur als in de mensen. De vijfde aioon wordt genoemd "de dag Gods", uithoofde (niet "in welken") waarvan "de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten" (408). Noch de aarde, noch de hemel worden vernietigd. Ze worden veranderd. De Apostel voegt er dan ook bij:
"Maar we verwachten, naar zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont".

Dit stemt ook overeen met de gezichten van Johannes: En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde" (409). Aangezien Johannes juist gesproken had over een "poel des vuurs" aan het einde der toekomende aioon, kan men dit in verband brengen met de wereldbrand van Petrus. Wie kan behouden worden? Alleen zij wier lichaam aan die verbranding kan weerstaan, dat wil zeggen zij die, na met Christus gestorven te zijn, gerechtvaardigd zijn en wier lichaam veranderd is, hetzij gedurende hun leven, hetzij na de opstanding. Ze hebben dan een geestelijk lichaam, dat geheel andere eigenschappen heeft dan ons tegenwoordig stoffelijk lichaam. Dit lichaam zal niet beschadigd worden door het vuur, evenmin als dat van de Here als Hij met de drie vrienden van Daniël in de vurige ogen van Nebukadnézar wandelde (410).

Allen die gedurende die vijfde aioon leven, zullen dus verder gekomen zijn dan de wedergeboorte en zullen zonen Gods zijn. Ze behoren dus tot de hemelse sfeer. Deze strekt zich nu uit tot de aarde en neemt de aardse sfeer in zich op. We zien dan ook dat het "nieuwe Jeruzalem" dat tot dan toe "boven" was (411) en tot de hemelen behoort (412), nu op aarde nederdaalt (413).

De geïnspireerde schrijvers hebben noodzakelijkerwijze woorden moeten gebruiken, die ons bekend zijn en die eigenlijk de dingen onzer aioon aanduiden, om de luister van die stad te beschrijven. Daar alle dingen dan geheel nieuw zullen zijn en geheel zullen verschillen van wat we kennen, spreekt het vanzelf, dat wij die dingen niet naar hun wezen kunnen begrijpen. We voelen hier dezelfde onmacht dit alles goed te verstaan, als we reeds in verband met de eerste aioon hebben ontmoet, toen Ezechiël en Jesaja beproefden ons de "overdekkende Cherub" te beschrijven, die, na zijn val, satan genoemd wordt. De tweede en de vierde aioon vallen nog min of meer in ons kenvermogen, doch de eerste en de vijfde ontsnappen ons totaal. Indien ze nu, door ons, wel konden begrepen worden, zouden ze ons peil niet overtreffen.

En toch doet de Apostel een poging om ons een zekere gedachte te geven van die heerlijke toestand. Vooreerst kan hij vermelden wat er niet is: geen zee, geen lijden, geen dood, geen rouw, geen gekrijt, geen moeite, geen tempel, geen nacht, geen vervloeking, geen zonde (414). Verder kan hij zekere algemeenheden zeggen: God "woont" bij de mensen, de heerlijkheid Gods verlicht de "stad" (wat uitlegt waarom er geen duisternis is en noch zon, noch maan licht behoeven te geven). Dit alles kan dienen om ons te doen inzien dat het hier een heerlijkheid betreft, die niet in graad, doch in aard, de reeds prachtige toestand van de vierde aioon overtreft. We hebben hier iets dat overeenstemt met de oorspronkelijke schepping, waar de zonde haar intrede nog niet gedaan had.

Doch God is nog niet alles in allen, de volkomenheid is nog niet bereikt. We zien dan ook, dat er nog een "boom des levens" is waarvan de "bladeren" tot "genezing" der volken dienen. De afwezigheid van rouw, pijn en dood, toont dat het hier niet gaat over een genezing van ziekte, maar wel over een hulp die toelaat de volle heerlijkheid dier aioon te bereiken (415). Gedurende de vierde aioon regeert reeds de Here. Op het einde van die aioon wordt al het zondige vernietigd en alle vijandelijke heerschappij, macht en kracht te niet gedaan (416). De dood zelf is verslonden tot overwinning als al de nog bestaanden tot onverderfelijkheid en onsterfelijkheid gekomen zijn (417). Het "vuur" heeft het overige verslonden.

Na de vierde aioon zal de Here niet ophouden te regeren (418), al heeft Hij het Koninkrijk aan de Vader overgegeven (419). Inderdaad, in de vijfde aioon wordt er nog gesproken van "de troon Gods en des Lams" (420). De Zoon regeert dus met de Vader.



Voetnoten:

(408)1 Petr. 3:10-12.

(409) Op. 21:1. We hebben reeds vroeger opgemerkt, dat Jes. 65:17 niet van hetzelfde spreekt. De hemelen en aarde van elke aioon zijn "nieuw" ten opzichte van die van de vorige aioon. Doch de verandering van de 4de tot de 5de is veel groter.

(410) Dan. 3:25.

(411) Gal. 4:26.

(412) Heb. 11:16; 12:22; 2 Kor. 5:1.

(413) Op. 21:2.

(414) Men lette erop, dat van vers 6 tot 8, en in de verzen 24 en 27, Johannes de beschrijving van de toestanden in de 5de aioon onderbreekt, en spreekt over de volken en de koningen der 4de aioon. Niets van het in die aioon nog bevlekte, zal overblijven en in die stad ingaan. Het Griekse woord door "vervloeking" vertaald, is "katathema", dat verder reikt dan "anathema".

(415) Het Griekse woord voor "genezen" is "therapeuô", dat een veel bredere betekenis heeft. In Hand. 17:25 wordt het vertaald door "dienen". In Op. 22:2 wordt niet het werkwoord, doch het naamwoord "therapia" gebruikt. Het komt nog alleen voor in de volgende Schriftdelen: Mat. 24:45 (dienstboden); Luk. 9:11 (genezing); Luk 12:42 (dienstboden). De algemene betekenis is: hulp.

(416) 1 Kor. 15:24, 25. Vers 25 toont aan dat het in het vorige vers niet gaat over alle heerschappij, macht en kracht in absolute zin, maar over het vijandelijke. Op. 22:5 zegt dan ook, dat er in de 5de aioon nog zullen zijn die heersen.

(417) Er is dus geen dood meer in de 5de aioon. Op. 21:4.

(418) De Griekse tekst van Heb. 1:8 zegt: "Uw troon, O God, is tot de aioon der aioon". Het is de troon van de Zoon, die er blijft tot op het einde der laatste aioon, de aioon bij uitnemendheid.

(419) 1 Kor. 15:24.

(420) Op. 22:1, 3.




Hoofdstuk 5 | Inhoudsopgave | Hoofdstuk 7



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden