Aanhangsel 1 | Inhoudsopgave | Aanhangsel 3

Het Goddelijk Voornemen



Aanhangsel 2. "Het menselijk lichaam"

Gewoonlijk meent men dat ons lichaam iets zuiver stoffelijks is, terwijl ziel en geest onstoffelijk zouden zijn en dit lichaam kunnen verlaten. Ook op dit gebied is het nodig onze gedachten te herzien en te verbeteren, om ze meer in overeenstemming te brengen met wat de Schrift ons kan leren. Vele heidense begrippen beïnvloeden ook de christenen en zijn in hun menselijke overlevering opgenomen. Het is dan ook niet gemakkelijk ons aan die invloed te onttrekken.

Indien het lichaam zuiver stof is, verdwijnt het na het sterven, want de moleculen en krachten, waaruit het bestaat, worden dan door andere organismen opgenomen. De opstanding van het lichaam is dan onmogelijk, en men kan begrijpen, dat velen daarom alle gedachte aan een opstanding verwerpen (425). Hier is dan ook een geval waar gelovigen, door hun onschriftuurlijke leer, hebben bijgedragen tot het vormen der tegenwoordige verwarring, onwetendheid en atheïsme. De Schrift leert dat het lichaam blijft bestaan na het sterven, zelfs als alle stoffelijke deeltjes verspreid zijn. Men zie b.v.:

  • Rom. 8:11 - "zal Hij ... ook uw sterfelijke lichamen levend maken";

  • Rom. 8:23 - "verwachtende ... de verlossing onzes lichaams";

  • 1 Kor. 15:42-44 - "Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid; het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt";

  • 1 Kor. 15:52 - "En wij zullen veranderd worden";

  • 1 Kor. 15:53 - "Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen";

  • Fil. 3:21 - "Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam".

Het blijkt duidelijk uit dergelijke teksten, dat het woord "lichaam" méér aanduidt dan iets stoffelijks. Ook na de opstanding heeft men nog steeds zijn lichaam (426) doch het is onverderfelijk, heerlijk, krachtig, geestelijk, onsterfelijk. En men lette erop dat de Schrift niet zegt dat we een nieuw lichaam zullen krijgen, doch dat er in tegendeel sprake is van "levend maken", "verlossen", "opstanding", "aandoen", "verandering". Het lichaam blijft dus in zijn eigenlijk wezen, doch heeft verschillende wijzen van bestaan.

Het is een organisme dat, naar zijn wezen, niet stoffelijk is, doch zich nu aan ons voordoet als bestaande uit stoffelijke moleculen. Dit is een "accidens", een wijze van bestaan, niet een "essens", een wezenlijkheid. We weten toch dat andere moleculen de eerste kunnen vervangen en dat het lichaam blijft. Beter nog, bij de opstanding neemt het lichaam een nieuwe bestaanswijze aan, die onze tegenwoordige "natuurlijke" toestand geheel overtreft en dus voor ons onbegrijpelijk is. Indien er dan nog moleculen zijn, hebben ze niet meer de ons bekende eigenschappen van wat we "stof" noemen.

Wat gebeurt er na het sterven? De levensgeest werkt niet meer in het organisme, het cellenleven houdt op, de organische moleculen ontbinden zich in meer eenvoudige structuren. Het lichaam bestaat dan nog wel, doch in een andere "vorm", het stoffelijke verdwijnt. Dat is de toestand die Paulus kenschetst door de uitdrukking, naakt gevonden worden" (2 Kor. 5:3), "ontkleed worden" (vers 4). In dit deel van zijn schrijven onderscheidt de Apostel drie toestanden:

  1. Met het "aardse huis dezes tabernakels" duidt hij de stoffelijke bestaanswijze aan waaraan we gewend zijn;

  2. Met "woonstede, die uit de hemel is" de geestelijke bestaanswijze, na de opstanding;

  3. Met "naakt" of "ontkleed", de toestand na het sterven.

n vers 4 drukt hij de wens uit rechtstreeks van de toestand 1 tot de toestand 2 over te gaan, dus niet te sterven, doch veranderd te worden (1 Kor. 15 :51). Men moet erop letten dat het woord "lichaam" verschillende betekenissen kan hebben, en dat het, in de gewone omgangstaal - die geheel aan het stoffelijke is aangepast - zeer wel het zichtbare, stoffelijke kan aanduiden. Als de Apostel dan zegt: "inwonende in het lichaam" (2 Kor. 5:6) en "hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen", dan bedoelt hij het zichtbare lichaam, niet het lichaam in eigenlijke zin (427). Zie ook 2 Kor. 12:2, 3 en Heb. 13:3.

Als de mens sterft, gaat hij naar de "Hadès", het onzichtbare. Het is de gehele mens die er heen gaat, inbegrepen het lichaam. Dit laatste is alleen aan de natuurwetten onderworpen in zijn "natuurlijke" vorm, en niet in de "naakte" toestand, gedurende de dood, noch in de heerlijke toestand na de opstanding. De moderne biologie komt terug van een zuiver materialistische opvatting. Van een cel, bestaande uit vormeloos protoplasma en een kern, komt een ingewikkeld organisme. Men begint aan te nemen dat een kracht inwerkt op het zich ontwikkelend organisme, die de moleculen en cellen schikt naar een reeds bestaand plan. Het eigenlijke lichaam zou dus bestaan vóór het de stoffelijke vorm aanneemt.



Voetnoten:

(425) De Schrift spreekt echter nooit over de opstanding van het vlees, dus van het stoffelijke, wel van de mens in zijn geheel, omvattende lichaam, ziel en geest.

(426) Men weet dat het Spiritisme, de Theosophie en andere anti-christelijke stromingen de opstanding loochenen en beweren dat de afgestorvenen "geesten" zijn, zonder lichaam. Als men echter met de Schrift gelooft, dat een afgestorvene werkelijk dood is, en niet levend, en dat hij zich in zijn geheel in de Hades bevindt tot aan de opstanding, is men niet meer blootgesteld aan allerlei demonische verleiding in deze zaken. Want het is Gods Woord dat ons beschermt.

(427) Het lidwoord "het" heeft hier meer de betekenis van "dit", d.i. dit zichtbare lichaam.




Aanhangsel 1 | Inhoudsopgave | Aanhangsel 3



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden