Leven en dood | Inhoudsopgave | Licht en duisternis
Met de algemene gangbare, maar daarom, niet Schriftuurlijke gedachten over de ziel, zal het voor de meesten
een verrassing zijn als ze vernemen in welke zin Paulus het woord "psuchikos" (ziellijk) gebruikt. In de
Statenvertaling vinden we het woord "ziellijk" niet. Het Griekse "psuchikos" is daar telkens vertaald door "natuurlijk". We geven hier alle teksten op: PSUCHIKOS, ziellijk.
De ziellijke mens is hij, die onder de heerschappij der ziel staat. De ziel is hoofdzakelijk de zetel van het gevoel en omvat de vijf zinnen van de mens. De ziellijke mens is de mens zoals hij geboren wordt en de vertaling "natuurlijk" is daarom niet zo slecht. Die ziellijke mens is niet in contact met God, "heeft de Geest niet", kan de geestelijke dingen niet verstaan. Eerst moet er wedergeboorte zijn. Het ziellijke lichaam is het lichaam zoals we het nu kennen en dat geheel onder de invloed van de ziel kan staan. Het staat tegenover het geestelijke lichaam, dat we bij de opstanding krijgen en dat geheel onder de heerschappij van de Geest staat. Men ziet ook in welk gezelschap Jakobus "ziellijk" plaatst: "aards, ziellijk, duivels". In de Griekse literatuur der heidenen duidde "ziellijk" en "ziel" het hoogste van de mens aan en het
Christendom heeft die gedachte overgenomen. Men schijnt niet in te zien, dat de Schrift wat anders zegt. Hier
toch is de geest en het geestelijke het hoogste en de ziel, ten minste in onze tegenwoordige bestaanswijze, kan
behoren tot het laagste van de gelovigen. We moeten in deze eeuw onze ziel verliezen (Mat. 10:39), want zij
staat de geest in de weg. Wij geven nu ook enkele teksten, waar "geestelijk" gebruikt is (zie ook 1 Kor. 15:44 en 46 hierboven). PNEUMATIKOS, geestelijk.
SARKIKOS, vleselijk.
De gelovigen van Rom. 7:15-25; 8:4-8 zijn reeds wedergeboren, doch nog onder de wet der zonde. Eerst als ze met Christus gestorven zijn (Rom. 6), zijn ze vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods (Rom. 8:2) en gerechtvaardigd van de zonde (Rom. 6:7). Na de wedergeboorte zijn ze kinderen Gods, maar eerst als ze met Christus gestorven zijn, komen ze tot het zoon- schap. (Zie De weg der behoudenis). Een kind is nog "vleselijk", terwijl een zoon "geestelijk" kan zijn. Dat wordt bevestigd door 1 Kor. 3:1-4. De wijsheid van de mens vóór de wedergeboorte is "vleselijke wijsheid" (2 Kor. 1:12). Daar tegenover staat de wijsheid, die niet van deze wereld is, de wijsheid Gods (1 Kor. 2:6,7). We willen bij deze gelegenheid de aandacht vestigen op enkele teksten, waar de Statenvertaling "vleselijk"
gebruikt, doch waar de zin geheel verschillend is. De beste handschriften gebruiken soms "sarkinos" in plaats
van "sarkikos": De uitgang "nos" wijst erop, dat iets uit een zekere stof gemaakt is of de eigenschappen
van die stof heeft. Zo spreekt Mat. 3:4 van een "lederen (dermatinos) gordel", Mark. 15:17 van een "doornen
(akanthinos) kroon" en Op. 18:12 van "houten (thuinos) vaten" enz. Sarkinos wil dus zeggen dat iets uit vlees
gemaakt is, er de eigenschappen van heeft. Dat woord heeft echter geen morele betekenis. Ziehier de vier
teksten: SARKINOS, vlezen.
Men ziet hoe de "vlezen" tafelen des harten tegenover de "stenen" tafelen staan. Het stoffelijke vlees is zwak en stervend, onder de zonde. We hebben ons vlees van Adam en door deze gemeenschap zijn we van geboorte ziellijk, d.i. onder de heerschappij van de zinnen. Zelfs na de wedergeboorte zijn we nog vleselijk, d.i. onder de heerschappij van de oude mens. Eerst als we van de zonde gerechtvaardigd zijn door gemeenschap met Christus, kunnen we geestelijk zijn, d.i. onder de heerschappij van de Heilige Geest staan. De Heere Jezus kwam in het vlees, maar het was geen zwak en stervend vlees. Zijn vlees geleek op dat der zonde (Rom. 8:3). Toch kan men zeggen, dat hij een vlezen (sarkinos) lichaam had. Hij was echter niet vleselijk (sarkikos). Sarkinos heeft geen zedelijke betekenis, sarkikos wel. De meeste manuscripten gebruiken in Heb. 7:16 sarkinos. Sommigen hebben: sarkikos. We zien echter onmiddellijk, dat sarkikos hier niet past. De Wet is geestelijk (Rom. 7:14). Het gebod was niet vleselijk in de zin dat het aan de zonde onderworpen was. Het gebod was, zoals het stoffelijke vlees, zwak maar niet zondig. We zien dus, hoe alle mensen een "vlezen" lichaam hebben, van nature "ziellijk" zijn en vanzelf ook "vleselijk". Na de wedergeboorte en het met Christus sterven kunnen zij "geestelijk" zijn, doch blijven nog dikwijls "vleselijk". Leven en dood | Inhoudsopgave | Licht en duisternis |