Evangelie | Inhoudsopgave | Niet - geenszins

Wat de Concordantie Leert



Prediken - Verkondigen

In ons onderzoek over het woord "evangelie" hebben wij gezien dat de betekenis is: goede tijding. Het werkwoord "euaggelizoo" (spreek uit: euangelizoo) is dan ook letterlijk: een goede tijding, of iets als goede tijding, verkondigen. Het betreft meer de inhoud dan de wijze waarop die verkondiging geschiedt. Hij die een goede tijding verkondigt, is een "euangelistès" d.i. evangelist (in het algemeen genomen). Men heeft verder "diangelloo" d.i. iets bekend maken, "kataggelloo" (spreek uit: katangelloo) d.i. iets verkondigen en eindelijk "kèrussoo" d.i. uitroepen (als een heraut), proclameren, afkondigen. Hiermee staat dan in verband "kèrux" (uitroeper of heraut) en "kèrugma" (uitroeping).

Wij geven alle teksten op waar die woorden voorkomen.

  • Euangelizoo.
    Mat. 11:5; Luk. 1:19; 2:10; 3:18; 4:18, 43; 7:22; 8:1; 9:6; 16:16; 20:1; Hand. 5:42; 8:4, 12, 25, 35, 40; 10:36; 11:20; 13:32; 14:7, 15, 21; 15:35; 16:10; 17:18; Rom. 1:15; 10:15; 15:20; 1 Kor. 1:17; 9:16, 18; 15:1, 2; 2 Kor. 10:16; 11:7; Gal. 1:8, 9, 11, 16, 23; 4:13; Ef. 2:17; 3:8; 1 Thes. 3:6; Heb. 4:2, 6; 1 Petr. 1:12, 25; 4:6; Op. 10:7; 14:6.
    In al deze teksten behalve één, gaat het over HET "evangelie", al kan het verschillende delen van dit "evangelie" betreffen, zoals wij reeds gezien hebben. Alleen 1 Thes. 3:6 spreekt over iets anders, namelijk het geloof, de liefde enz. der Thessalonicensen, waarvan Timotheüs aan Paulus "de goede boodschap" bracht.

  • Euangelistès.
    Hand. 21:8; Ef. 4:11; 2 Tim. 4:5.

  • Diangelloo.
    Luk. 9.60; Hand. 21:26; Rom. 9:17.
    Het is "bekend maken".

  • Katangelloo.
    Hand. 4:2; 13:5, 38; 15:36; 16:17, 21; 17:3, 13, 23; 26:23; Rom. 1:8; 1 Kor. 2:1; 9:14; 11:26; Fil. 1:16, 18; Kol. 1:28.
    Het is "verkondigen".

  • Kèrussoo.
    Mat. 3:1; 4:17, 23; 9:35; 10:7, 27; 11:1; 24:14; 26:13; Mark. 1:4, 7, 14, 38, 39, 45; 3:14; 5:20; 6:12; 7:36; 13:10; 14:9; 16:15, 20; Luk. 3:3; 4:18, 19, 44; 8:1, 39; 9:2; 12:3; 24:47; Hand. 8:5; 9:20; 10:37, 42; 15:21; 19:13; 20:25; 28:31; Rom. 2:21; 10:8, 14, 15; 1 Kor. 1:23; 9:27; 15:11, 12; 2 Kor. 1:19; 4:5; 11:4; Gal. 2:2; 5:11; Fil. 1:15; Kol. 1:23; 1 Thes. 2:9; 1 Tim. 3:16; 2 Tim. 4:2; 1 Petr. 3:19; Op. 5:2.
    Het is "uitroepen" (zoals een heraut dat deed), het betreft meer de wijze, dan hetgeen uitgeroepen wordt. "Prediken" heeft voor ons niet meer de juiste betekenis van kèrussoo.

Het zal nuttig zijn, zo de lezer elk der teksten wil opslaan, in het bijzonder waar "kèrussoo" gebruikt is. Dat "prediken" is meer het uitroepen, het afkondigen van iets, het draagt niet noodzakelijkerwijze de gedachte in zich, van het uitroepen, afkondigen of proclameren ener goede tijding. Als dit laatste het geval is, staat er dan ook dikwijls bij, dat het uitroepen een goede tijding betreft.

Er wordt echter ook "uitgeroepen", "afgekondigd", "geproclameerd", dat zij zich moeten bekeren, de doop wordt "uitgeroepen", Paulus spreekt van het "uitroepen" dat men niet stelen zal (Rom. 2:21), van het "uitroepen" der besnijdenis (Gal. 5:11).

Men lette erop, dat hetzelfde woord gebruikt wordt in Op. 5:2 "En ik zag een sterken engel, uitroepende met een grote stem: Wie is waardig het boek te openen ...". Als wij "prediken" lezen, zijn wij zo gewoon te denken, dat het noodzakelijk over HET Evangelie moet gaan, dat wij ook in die zin denken als wij 1 Pet. 3:19 lezen: "In welken Hij (Christus) ook, henengegaan zijnde, den geesten, die in de gevangenis (zijn), gepredikt heeft". Wij willen hier niet spreken over al de uitleggingen, die men van dit vers gegeven heeft. Wij merken slechts op, dat "geest" in de Schrift nooit van een mens gebruikt wordt (behalve dan van de Heere na Zijn opstanding), maar steeds van engelen en dergelijke schepselen (Hebr. 1:7, 14).

Wij nemen dit dan ook voor de engelen van 2 Pet. 2:4, die in de "Tartarus" "in ketenen" zijn. Het zijn ook de engelen van Judas 6, die hun "beginsel" niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben. "Woonstede" is hun hemelse bestaanswijze, zoals in 2 Kor. 5:2, niet hun lichaam. Dat immers konden ze niet verlaten. Zij die menen, dat met de woonstede van 2 Kor. 5:2 het lichaam bedoeld wordt, kunnen uit Jud. 7 en ook uit het verband, iets beters leren. Over "gelijke wijze" in v. 7 zie men onze studie over de woorden "gelijk en evengelijk". Zij gingen "ander" (d.i. andersoortig) vlees na.

Zij hadden nu een vleselijke bestaanswijze, doch dat vlees was van een andere soort dan dat der mensen. Men leze hierover Gen. 6:1-4 (Zonen van Elohim wordt nooit voor mensen gebruikt, die leefden vóór Christus, uitgenomen Adam, door Elohim geschapen). De doden van 1 Petr. 4:6 leefden, toen hun de "goede tijding" verkondigd werd en waren niet in de Tartarus gevangen. Wij besluiten dus, dat de Heere Jezus, nadat Hij uit de Hades opgestaan was, in de Tartarus aan die engelen Zijn overwinning heeft uitgeroepen.

Nu geven wij nog de teksten, waar "kèrux" en "kèrugma" staat:

  • Kèrux (heraut-uitroeper).
    1 Tim. 2:7; 2 Tim. 1:11; 2 Petr. 2:5.

  • Kèrugma (uitroeping).
    Mat. 12:41; Luk. 11:32; Rom. 16:25; 1 Kor. 1:21; 2:4; 15:14; 2 Tim. 4:17; Tit. 1:3.



Evangelie | Inhoudsopgave | Niet - geenszins



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden