Goed | Inhoudsopgave
| Het eeuwige leven
Wat de Concordantie Leert
Overtuiging
Wat moeten wij denken van Joh. 16:8 "En die (de Heilige Geest), gekomen
zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde"? De Heilige Geest is gekomen
en toch is de wereld niet overtuigd van zonde. Zelfs Israël werd
niet overtuigd. Moet men het alleen als iets toekomstigs aanzien? Maar
heel het hoofdstuk betreft dingen, die toen aanstaande waren en ook werkelijk
gebeurd zijn. Het is een lastig vraagstuk voor hen die geloven dat de
gehele Schrift letterlijk door God geïnspireerd is.
En toch is de oplossing eenvoudig, als men er maar aan denkt, dat de vertaling
der Schrift niet geïnspireerd is. Komt men dan voor zo'n moeilijkheid,
dan ga men onmiddellijk terug tot de gezonde woorden van de Heilige Geest.
Wij zoeken dus "overtuigen" op in de Concordantie en vinden dat het in
Joh. 16:8 de vertaling is van een Grieks woord "elegkoo" (uitgesproken:
elenkoo). Datzelfde woord komt ook voor in de volgende plaatsen, die wij
aandachtig onderzoeken:
ELEGKOO.
- Mat. 18:15 "Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen
en bestraf hem tussen u en hem alleen".
- Luk. 3:19 "Maar als Herodes, de viervorst, van hem bestraft werd,
om Herodias' wil ...".
- Joh. 3:20 "Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, opdat
zijne werken niet bestraft worden".
- Joh. 8:46 "Wie van u overtuigt Mij van zonde?".
- Joh. 16:8 "En Die, gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen
van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel".
- 1 Kor. 14:24 "Maar indien zij allen profeteerden, en een ongelovige
of ongeleerde inkwame, die wordt van allen overtuigd en hij wordt
van allen geoordeeld".
- Ef. 5:11 "En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der
duisternis, maar bestraft ze ook veeleer".
- Ef. 5:13 "Maar al deze dingen, van het licht bestraft zijnde,
worden openbaar; want al wat openbaar maakt, is licht".
- 1 Tim. 5:20 "Bestraf die zondigen in tegenwoordigheid van allen,
opdat ook de anderen vreze mogen hebben".
- 2 Tim. 4:2 "Predik het woord, houd aan tijdiglijk, ontijdiglijk; wederleg,
bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer".
- Tit. 1:9 "Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is,
opdat hij machtig zij, beide om te vermanen door de gezonde leer, en
om de tegensprekers te wederleggen".
- Tit. 1:13 Daarom bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond
mogen zijn in het geloof.
- Tit. 2:15 Spreek dit, en vermaan, en bestraf met allen ernst.
- Heb. 12:5 Mijn zoon! acht niet klein de kastijding des Heeren, en
bezwijk niet, als gij van Hem bestraft wordt.
- Jak. 2:9 Maar indien gij den persoon aanneemt, zo doet gij zonde,
en wordt door de Wet bestraft als overtreders.
- Jud. 15 Om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle
goddelozen onder hen.
- Op. 3:19 Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik, wees
dan ijverig, en bekeer u.
Men kan ook nog de volgende woorden onderzoeken:
ELEGXIS.
- 2 Petr. 2:16 Maar hij (Balaam) heeft de bestraffing zijner
ongerechtigheid gehad.
ELEGMOS.
- 2 Tim. 3:16 Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering,
tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de
rechtvaardigheid is.
ELEGKOS.
- Heb. 11:1 Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt,
en een bewijs der zaken, die men niet ziet.
De Statenvertaling gebruikt dus: bestraffen, overtuigen, wederleggen, straffen
en bewijzen. Als wij nu aan Joh. 16:8 denken, dan ziet men dat dit vers
een heel andere betekenis krijgt als wij hier b.v. ofwel bestraffen ofwel
bewijzen gebruiken. Wie zal nu beslissen welk woord wij moeten kiezen? Is
het hier weer niet raadzaam, ons zo veel mogelijk aan een enkel woord te
houden, of ten minste in al die verzen dezelfde betekenis te gebruiken?
Als men al die teksten nagaat, dan komt men tot de conclusie dat de algemene
betekenis van "elegkoo" is: de feiten aan het licht te brengen, het bewijs
geven. Dat er een "overtuiging" of een bestraffing uit volgt, is zeer wel
mogelijk, maar wordt niet noodzakelijk door het woord uitgedrukt. Wij hebben
waarschijnlijk geen goed Nederlands woord voor "elegkoo", maar dat is geen
verontschuldiging om woorden te gebruiken, die er een andere gedachte bijvoegen
zonder de lezer daarover in te lichten. In Joh. 8:46 gaat het over het bewijs
geven van Christus' zonde. In 1 Kor. 14:24 wordt gesproken over het voorlichten
van ongelovigen. Daardoor konden zij ook "overtuigd" worden, maar dat wordt
dan bijzonder in het volgende vers behandeld. Al worden allerlei waarheden
aan het licht gebracht, daarom is iemand nog niet "overtuigd" in de zin,
dat hij die dingen als zodanig erkent.
Zo is het ook met Joh. 16:8. De Heilige Geest zal het bewijs geven van zonde,
maar daarom zal de wereld nog niet erkennen, dat ze zondig is. Vs. 9 voegt
er dan ook wat bij: "Aangaande zonde, omdat zij niet (ou) tot-in (eis) Mij
geloven". Het feit dat ze niet tot-in Christus geloven, is een bewijs van
hun zonde. Van een "overtuigen" wordt hier absoluut niet gesproken, maar
er wordt integendeel gezegd, dat ze in het geheel niet zullen geloven tot-in
Christus. De Heere Jezus bidt dan ook niet voor de wereld (Joh. 17:9). 1
Kor. 14:21 bevestigt dat zelfs de bijzondere geestesgaven van Handelingen
niet voldoende zijn om de ongelovigen naar God te doen luisteren. Geloof
tot-in Christus kan eerst komen na de wedergeboorte en deze volgt op geloof
en bekering tot God. (Zie "Omkeren" en "De Weg der Behoudenis").
Men ziet uit het voorgaande ook dat er in Joh. 16:8 geen grond is om, zoals
sommigen dat doen, te veronderstellen dat er nu maar één zonde wordt toegerekend:
het niet geloven in Christus, en dat alle andere zonden niet meer tellen.
Het niet in Christus geloven is niet wat hier onder "zonde" verstaan wordt,
maar is het feit dat aan het licht brengt dat de zonde er is. En deze omvat
alle mogelijke zonden.
Goed | Inhoudsopgave
| Het eeuwige leven
Home | Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door ©
Levend Water Alle rechten voorbehouden
|