Overtuiging | Inhoudsopgave | Openbaring - verschijning - tegenwoordigheid
Het doel dezer studie is zo goed mogelijk te doen inzien wat de Schrift
het "eeuwige leven" noemt. Vooreerst weet men, dat "eeuwig" in het Grieks
"aionisch" is, iets dat in betrekking staat tot de aionen. Deze aionen,
waarvan men er vijf kan onderscheiden, zijn grote wereldontwikkelingsgangen,
die slechts een bepaalde tijdsruimte omvatten. Er is dan ook sprake van
de "aionische tijden" (Rom. 16:25), van "vóór-aionische tijden" (2 Tim.
1:9; Tit. 1:2), van "vóór de aionen" (1 Kor. 2:7). De blik van de meeste
schrijvers door middel van wie God de Hebreeuwse en Griekse Schriften
heeft samengesteld, reikt niet verder dan die aionen, alleen Paulus heeft
door zijn bijzondere openbaringen ook dingen en tijden gezien, die buiten
de aionen liggen (1).
Aionisch leven. Mat. 19:16, 29; 25:46; Mark. 10:17, 30; Luk. 10:25; 18:18, 30; Joh. 3:15, 16, 36; 4:14, 36; 5:24, 39; 6:27, 40, 47, 54, 68; Joh. 10:28; 12:25, 50; 17:2, 3; Hand. 13:46, 48; Rom. 2:7; 5:21; 6:22, 23; Gal. 6:8; 1 Tim. 1:16; 6:12; Tit. 1:2; 3:7; 1 Joh. 1:2; 2:25; 3:15; 5:11, 13, 20; Jud. 21.Men ziet dat er in de Gevangenschapsbrieven (Ef., Fil., Kol., 2 Tim.) niet gesproken wordt over het aionisch leven. Het is duidelijk, dat dit leven méér is dan wat wij gewoonlijk "leven" noemen, want dan had ieder levend wezen dat aionische leven. Joh. 5:29 spreekt van de "opstanding des levens" en toont alzo ook dat het hier een bijzonder leven betreft. Een der 3 voornaamste handschriften spreekt in 1 Tim. 6:19 van het "aionisch leven", terwijl de 2 andere de uitdrukking "ware leven" gebruiken. In vele teksten, die wij niet opgaven, wordt duidelijk van het aionische leven gesproken, al staat er slechts "het leven". Men ziet hieruit ook, dat het niet over leven in het algemeen gaat, maar over een bijzonder leven, het leven bij uitnemendheid. Als voorbeeld kan men opzoeken 1 Joh. 3:14; 5:12. Zo ook in Joh. 11:25: "Ik ben de opstanding en het leven" en Joh. 14:6: "Ik ben de weg, en de waarheid, en het leven". Verder nog in Mat. 19:17, waar "het leven" van zelf het aionische leven van v. 16 is. Zo ook in Joh. 3:36. Iets meer over dat leven leren wij uit de volgende teksten:
Het aionische leven is in Christus en zoals ook uit Joh. 3:15, 16, 36; 17:3 en veel andere plaatsen blijkt, hebben wij dat alleen voor zover wij in een zekere gemeenschap met Christus staan. Zonder die gemeenschap heeft men geen aionisch leven in zichzelf (Joh. 6:53). Vooral Johannes heeft over dat leven en zijn oorsprong geschreven. In 1 Joh. 1:2 zegt hij dat het bij de Vader was en bekend gemaakt is. In 1 Joh. 5:20 zegt hij dat Christus het aionische leven "is". Hiermee stemmen overeen de uitspraken van de Heere Zelf in Joh. 11:25 en 14:6, die wij reeds vermeld hebben. Men neme hier "is" en "ben" in de zin van "stel voor" , zoals dat zo dikwijls het geval is. Als een ding werkelijk een ander "is", dan gebruikt het Grieks dikwijls geen werkwoord. Wij zullen er verder een paar voorbeelden van geven. Alleen de Heere heeft onsterfelijkheid (1 Tim. 1:16). Zie ook Joh. 1:4. Zo zien wij dan, dat het aionische leven vooreerst in betrekking staat tot
de aionen en verder de hoogste vorm van leven is, die voor die aionen past
en bekend gemaakt is. Het is méér dan planten-, dier-, mensenleven, het
is het ware leven zoals de Heere Jezus dat heeft doen kennen en het wordt
eerst ten volle verkregen in het opstandingslichaam.
Bij het geloof behoren geloofswerken. Hoe meer het geloof omhelst, hoe nauwer is de gemeenschap met Christus, hoe meer kan God inwerken en de gelovige uitwerken. Zonder geloofswerken is het geloof niet waarvoor het zich wil uitgeven. Het geloof tot-in de Zoon moet gepaard gaan met het onderhouden der wet. Niet in eigen kracht, maar in Gods kracht die uit de gemeenschap voortvloeit. Als ze dus tonen de geboden te kunnen onderhouden, is dat een bewijs, dat ze in die gemeenschap staan en tot het beloofde aardse aionische leven zullen komen. Daarom leest men:
Nu komen we tot de vraag wanneer het aionische leven verkregen wordt. In geestelijke zin, zodra ze geloven (Joh. 3:15, 16), in reële zin, dus ook lichamelijk, alleen bij de opstanding. Mark. 10:30 en Luk. 18:30 zeggen dan ook: "en in de toekomende aioon het aionische leven". Eerst in de toekomende "eeuw" komen ze dus in het bezit van dat leven door vele "Oud-Testamentische" gelovigen verwacht (Gen. 15:6; Hab. 2:4; Heb. 11). Nu moet men hier ook weer de groepen gelovigen onderscheiden. Men heeft vooreerst de opstanding en verandering van 1 Thes. 4. en 1 Kor. 15 voor hen die feitelijk reeds vroeger in de geest tot de hemelse groep behoorden. In die opstanding of bij die verandering komen ze ook lichamelijk tot het "zoonschap" (Rom. 8:23 Grieks), de verlossing des lichaams. Zij die vroeger slechts wedergeboren waren, krijgen het aardse aionische leven bij de opstanding "ten laatste dage" (Joh. 6:39-54), de opstanding "des levens" (Joh. 5:28, 29). Dat is 1335-1260 = 75 dagen na het einde der 70ste jaarweek (Dan. 12:13). Die van 1 Thes. 4 gaan de Heere tegemoet als Hij neerkomt op aarde om de "mens der zonde" te niet te doen door de verschijning Zijner komst (2 Thes. 2:8). Is dan het aionische leven het hoogste wat iemand kan bereiken? Neen, want juist het feit dat het "aionisch" is, laat zien dat er nog méér is dan dat leven. Het is wel de hoogste levensvorm voor de aionen, maar deze betreffen toch nog altijd het onvolmaakte, de geschiedenis der zonde. Na de aionen eerst is God alles in allen (1 Kor. 15:28) en heeft de Schepper het einddoel bereikt: alles tot Hem terug te brengen (Rom. 11:36; Kol. 1:16). Er is nu reeds een groep, die als het ware een vooruitgreep is naar die toestand: het samenlichaam, de Gemeente der verborgenheid, die met Christus als Zijn lichaam boven alles geplaatst wordt. In verband met dit lichaam zegt Paulus:
Voor deze groep is er een opstanding vóór die van 1 Thes. 4 en zo kunnen ze met Christus verschijnen (Kol. 3:4) als Hij in heerlijkheid komt en de anderen Hem tegemoet gaan in de lucht. We vatten nu een en ander samen:
Voetnoten: (1) Voor een volledige behandeling, zie "De Tijden der Eeuwen". (2) De Staten-Vertaling gebruikt Christus Jezus ook in Heb. 3:1; 1 Petr. 5:10, 14, doch de voornaamste handschriften laten gewoonlijk "Jezus" weg. (3) Voor het verschil tussen geloof "in" en "tot-in" zie "Weg der Behoudenis". Overtuiging | Inhoudsopgave | Openbaring - verschijning - tegenwoordigheid |