Dia (om reden van) | Inhoudsopgave | Pros (tot)

Wat de Concordantie Leert



Niet

Wij menen dat het nuttig zal zijn nogmaals over "ou" en "mè " te spreken. Ditmaal willen wij de nadruk leggen op het verschil tussen het objectieve "niet" en het subjectieve "niet". Iets is objectief als het buiten ons ligt, niet van ons afhangt, als men iets als een feit aanziet. Iets is subjectief als het van ons afhangt, als men het beschouwt in verhouding tot ons. Neem b.v.:

Mat. 6:24: "Gij kunt niet (ou) God dienen en den Mammon".
Dat was een feit al hadden zij het anders gewild. Het hing niet van hen af: het is iets objectiefs.
Een tweede voorbeeld:
Joh. 2:3 "Zij hebben geen (ou) wijn".
Zij hadden hem graag gehad, maar hij was er nu eenmaal niet.
Wij nemen nu een geval waar "mè" voorkomt:
Mat. 12:30 "Die met Mij niet (mè) is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet (mè) vergadert, die verstrooit".
Het betrof mensen, die tegen de Geest lasterden (v. 31), zij wilden niet met Hem, vergaderen. Dat was niet eenvoudig een feit, maar iets dat van hen afhing, iets subjectiefs. Soms denkt men dat die tekst niet overeenkomt met de volgende:
Luk. 9:50 "Wie tegen ons niet (ouk) is, die is vóór ons".
Het gaat hier over een feit onafhankelijk van de wil dergenen, die bedoeld worden. Het volledigt de uitdrukking van Mat. 12:30. Het was een feit dat ze niet tegen Hem waren, dus behoorden zij niet tot hen, die niet (mè) met Hem wilden zijn, dus waren zij vóór Hem, want neutraliteit bestaat niet.
Mat. 22:12 "Hoe zijt gij hier ingekomen, geen (mè) bruiloftskleed aanhebbende?"
Bij oppervlakkige lezing schijnt de straf van v. 13 niet rechtvaardig. Was het dan zo erg geen bruiloftskleed te hebben? Het gebruik van "mè" laat zien dat hij geen bruiloftskleed wilde aanhebben al moet hij geweten hebben dat de koning zulks eiste. Het was openbare opstand tegen de koning en dit moest streng gestraft worden.
Mat. 22:29 "Gij dwaalt, niet (mè) wetende de Schriften, noch de kracht Gods".
Zij wilden niet met de Schriften, noch met de kracht Gods bekend zijn.
Mat. 25:29 "Van dengenen, die niet (mè) heeft, van dien zal genomen worden ook wat hij heeft".
Iets dergelijks vindt men in Luk. 8:18; 19:26. Ook in Mat. 13:12 en Mark. 4:25, maar hier is "ou" gebruikt. De eerste teksten zijn echter voldoende om in te zien dat het van hen afhangt, dat zij niet willen hebben. Wij hopen eens gelegenheid te hebben om in dit verband Mat. 13:13-23 en de daarmee overeenstemmende teksten te onderzoeken. Voorlopig is het voldoende aan te stippen, dat het over vruchtdragen gaat (Mat. 13:23). Zie ook Joh. 15:2 in dit verband, waar ook "mè" gebruikt is.

Zij, die het WO0RD of de aankondiging des koninkrijks niet (mè) verstaan (Mat. 13:19), dat is dus: niet willen verstaan, brengen geen vrucht voort. Hun wordt dan ook niet overvloedig gegeven, maar de boze rukt weg hetgeen in hun hart gezaaid was (Mat. 13:19). Zo is dan alles van hen genomen. Aan dezen was het ook niet gegeven de VERBORGENHEDEN van het koninkrijk der hemelen te weten (Mat. 13:11). Deze verborgenheden werden in gelijkenissen voorgesteld omdat zij niet zouden begrijpen waarover het ging. Zij betroffen de verwerping van het koninkrijk, daarover kon voorloopig niet openbaar en duidelijk gesproken worden, zolang heel Israël niet officieel zijn Messias verworpen had.
Joh. 3:18 "Maar die niet (mè) gelooft, is alreede veroordeeld, dewijl hij niet (mè) heeft geloofd".
"Niet" is hier weer subjectief en hangt af van de persoon waarover het gaat: hij wil niet geloven. Als iemand de goede tijding gehoord heeft, dat God Zijn Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het aionische leven hebbe en dan wel bewust niet in Hem gelooft, die is van zelve daardoor veroordeeld.
Joh. 8:24 "Indien gij niet (mè) gelooft, dat Ik die ben, gij zult in uwe zonden sterven".
Joh. 12:48 "Die Mij verwerpt, en Mijne woorden niet (mè) ontvangt, heeft, die hem oordeelt".
Hand. 3:23 "En het zal geschieden, dat alle ziel, die dezen Profeet niet (mè) zal gehoord hebben, uitgeroeid zal worden uit den volke".
In al die teksten gaat het weer over bewust ongeloof, niet willen ontvangen en horen. Wij voegen er nog een paar bij:
2 Thes. 1:8 "Met vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet (mè) kennen".
Dat betreft niet allen die God niet kennen, maar hen die Hem niet willen kennen, al geeft Hij hun daartoe het nodige licht doormiddel der schepping (Rom. 1:20) of door meer bepaalde boodschappen. Er staat dan ook bij:
"en over degenen, die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet (mè) gehoorzaam zijn".
Zij willen God niet kennen en zeker het Evangelie niet gehoorzamen. Zo ook:
2 Thes. 2:12 "Opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet (mè) geloofd hebben".
Het betreft alleen hen die niet willen en dan volgt er ook de reden op: "maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid". Men denke er aan dat het geloof uit het gehoor is (Rom. 10:17) en dat nergens gezegd wordt, dat God iemand zal veroordelen, wraak zal doen, zal uitroeien enz. die niet gelooft in iets waarvan hij nooit iets gehoord heeft.
Rom. 6:12 "Dat dan de zonde niet (mè) heerse in uw sterfelijk lichaam".
"Zonde" is in het enkelvoud en is de oorzaak der "zonden". Van de zonde zijn wij vrijgemaakt (Rom. 6:18, 22) en vanzelve moet zij dus niet in ons lichaam heersen, tenzij wij dat willen.
Men lette er op, dat "mè" ook gebruikt is in teksten als 1 Kor. 13:1, 2, 3; Ef. 4:26 (twee maal); Jud. 19 enz.
Is het niet duidelijk hoeveel wij kunnen leren uit een eenvoudig Schriftonderzoek als wij maar goed op de gezonde woorden letten?


Dia (om reden van) | Inhoudsopgave | Pros (tot)



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden