Oordelen en veroordelen | Inhoudsopgave | Goed

Wat de Concordantie Leert



Doen

"Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik", Rom. 7:15. In dit vers gebruikt de Statenvertaling driemaal het woord "doe". Het Grieks gebruikt hier echter drie verschillende woorden: "katergazomai" (uitwerken), "prassoo" (praktiseren, d.i. als regel doen, in praktijk brengen) en "poieoo" (doen).

Om dit vers goed te begrijpen voegen wij er bij, dat "kennen" dikwijls wil zeggen: kennen in goede zin. Voorbeelden hiervan vindt men in Mat. 7:23; Rom. 8:29; 1. Kor. 8:3; Gal. 4:9; 2 Tim. 2:19. In die teksten worden slechts sommigen op bijzondere wijze, in goede zin, goedkeurend gekend. In Rom. 7:15 menen wij ook dat "kennen" meer dit bijzondere kennen is.

Verder merken we op, dat "willen" hier willen is in de zin van "verlangen ". (Zie "Wil - willen") Wij vertalen nu Rom. 7:15, rekening houdende met dit alles: "Want hetgeen ik uitwerk, dat keur ik niet goed; want hetgeen ik verlang dat doe ik niet geregeld, maar hetgeen ik haat, dat doe ik (dikwijls)". Paulus spreekt hier in de naam, van hen, die, alhoewel wedergeboren en gelovende, nog gevangenen zijn van de "wet der zonde" (v. 23). Zij zijn nog niet vrijgemaakt van die wet, zoals de gerechtvaardigden van Rom. 8:2. Van hen, die alleen wedergeboren zijn, kan nog niet gezegd worden dat zij in "Christus" zijn (2 Kor. 5:17) en dus ook niet gesproken worden van een nieuwe schepping. Nog minder van een "nieuwe mens", een uitdrukking die alleen voor de gemeente der verborgenheid gebruikt wordt. Men heeft ook dikwijls gesproken van de "oude natuur" en de "nieuwe natuur" in verband met Rom. 7. Deze uitdrukkingen zijn niet schriftuurlijk. Wij hebben allen, zowel gelovigen als ongelovigen, dezelfde "natuur", namelijk de "menselijke natuur" (Jak. 3:7), die overeenkomt met onze tegenwoordige bestaanswijze. Die "natuur" is op zichzelf noch goed, noch slecht. (Zie: "De Weg der Behoudenis").

Er is in dit hoofdstuk geen strijd tussen een "nieuwe ik" en een "oude ik", maar wel tussen het verlangen (wil) en het doen in de wedergeborene (v .18). Hij wil wel, maar kan niet. Het kwade wordt door de zonde die in hem woont uitgewerkt (v. 20). Hij moet nog uit genade, door middel van Jezus Christus gered worden uit "het lichaam dezes doods" (v. 24). Hij moet nog met Christus sterven (Rom. 6:8) en alzo der wet gedood zijn (Rom. 7:4), dus vrijgemaakt van de wet der zonde (Rom. 8:2).

"Uitwerken" is iets dat van ons afhangt, doch als gevolg van een kracht die in ons werkt. Zo zegt b.v. Rom. 15:18: "Hetwelk Christus door (door middel van) mij niet gewrocht (uitgewerkt) heeft". Paulus was maar een instrument, Christus moest door hem werken. Als Paulus onwillig geweest was dan had hij echter niets "uitgewerkt". De oorsprong lag bij Christus, Paulus moest het middel zijn, dat zich vrij tot Zijn beschikking stelde.
In Ef. 6:13 is "verricht" ook de vertaling van "uitgewerkt". Vers 10 zegt van krachtig in de Heere, in de sterkte Zijner macht te zijn. Dan komt de "wapenrusting Gods ". God werkt in ons en wij moeten uitwerken. Zo zegt ook Fil. 2:12 "werkt uws zelfs zaligheid uit" daar het God is, die in ons werkt (v. 13). Niemand kan uit eigen kracht zijn "zaligheid" bewerken. Hij kan ze alleen uitwerken omdat God ze inwerkt. 1 Petr. 4:3 spreekt van het uitwerken van der heidenen wil.

Nu willen wij ook enige teksten opgeven waar "prassoo" d.i. iets min of meer geregeld doen, gebruikt is.

  • Joh. 3:20 "kwaad (geregeld) doen" staat tegenover "de waarheid doen" (poieoo) van v. 21. Zie ook Rom. 7:19 waar het tweede "doe" het werkwoord "prassoo" is.

  • Rom. 1:32 "Daar zij het recht Gods weten, (namelijk, dat degenen, die zulke dingen geregeld doen, des doods waardig zijn) niet alleen ze (geregeld) doen ...".
    Zij die soms, in bijzondere gevallen zulke dingen doen, komen hier niet ter sprake. Zo ook Rom. 2:2; 13:4.

  • 1 Kor. 9:17 Paulus moet het Evangelie niet nu en dan verkondigen, maar het gewillig en geregeld doen. Dan heeft hij loon.

  • 2 Kor. 5:10 Voor de rechterstoel van Christus draagt ieder weg naardat hij geregeld gedaan heeft, niet naar enkele buitengewone gevallen.
  • Gal. 5:21 Zij die de werken des vleses (v. 19-21) geregeld doen, zullen het koninkrijk Gods niet beërven.

  • Fil. 4:9 Hetgeen zij geleerd, ontvangen, gehoord en in Paulus gezien hadden, moesten zij geregeld doen.
Er zijn nog menige andere wijzen van "doen": werken, werkzaam zijn, beginnen, ten einde brengen enz. die wij echter nu niet zullen onderzoeken. Zou het niet wenselijk zijn om in de nieuwere vertalingen van Gods Woord zo veel mogelijk hetzelfde Nederlandsche woord te gebruiken, waar telkens hetzelfde Griekse woord voorkomt? Of anders de lezer mee te delen, waar het betrokken Griekse woord nog gebruikt wordt?


Oordelen en veroordelen | Inhoudsopgave | Goed



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden