Hoofdstuk 28 | Inhoudsopgave | Aanhangsel nr. 1


De Weg der Behoudenis

Besluit



De meeste delen dezer studie zijn in het kort behandeld. Enkele aanwijzingen zijn gegeven om de lezer aan te sporen verder te onderzoeken. Wij beklemtonen, dat het ons doel niet is, de lezer alles geheel gereed en afgewerkt voor te zetten. Hij moet, zoals de scharen van Mat. 15, het brood niet alleen aannemen, maar eten en verzadigd worden. Hij moet dus niet slechts lezen, maar onderzoeken, onderzoeken en nog eens onderzoeken. Wat onverteerbaar is verwijdere hij. Dat onderzoek moet zijn gehele inwendige mens, door de Geest verlicht, in beslag nemen.

De schets, die wij hier geven, is niet alleen onvolledig, maar gebrekkig. Men neme dit niet als een vage uiting van valse ootmoed, maar als onze diepe overtuiging. Wel heb ben wij dikwijls de gedachten van anderen aan de Schrift getoetst, en menen wij in enkele dingen de waarheid meer nabij te komen. Maar daarom beweren wij niet er te zijn. Wij sluiten ons in geen stelsel op en vragen oprecht aan alle geestelijke gelovigen mede te onderzoeken. Wij behouden onszelf het recht voor ons eigen woorden te herzien en te verbeteren. Zo anderen, na een ernstig onderzoek, ons uit de Schrift aantoonen, dat wij ergens mis zijn, zal het ons een groote vreugde zijn dit te erkennen, want dan komen wij dichter bij de waarheid. Dikwijls voelden wij ook onze onmacht de dingen uit te drukken zoals dat zou moeten. Moge meer bekwame handen hieraan een betere bewerking geven. In dit onderzoek hebben wij gezien, dat God de mensen niet als poppen behandelt, maar Zijn Goddelijkheid betoont door met betrekkelijk vrije schepselen tot Zijn doel te komen. Zo alleen kan die schepping Hem werkelijk verheerlijken. Waren de mensen slechts werktuigen zonder vrijheid dan was hij niet de almachtige God Die Hij, nu is en kon er, ook maar alleen een "mechanische" verheerlijking zijn.

Wij hebben ook gezien, dat God niet méér van de mens vraagt dan hij door Gods genade kan geven. Van de natuurlijke mens verlangt Hij slechts wat het lichaam en de ziel kan doen: uit de schepping God leren kennen en zich tot Hem keren. Hij geeft aan allen de mogelijkheid tot bekering. Na de bekering tot God, kan de geest van de mens in gemeenschap met God zijn en is er wedergeboorte. Zo is geloof en bekering "tot-in" Christus mogelijk. Van kind kan het dan gaan tot zoon en tot volwassen man. Dit is de geopenbaarde weg der verlossing, vrijheid, rechtvaardiging en behoudenis; van de oude mens tot de nieuwe mens.

Terloops hebben wij van de drie sferen van gemeenschap gesproken. In de aardse sfeer is nog een tempel en zijn er priesters nodig. In de hemelse sfeer is men met Hem gestorven en "in Hem". Hij leeft dan in ons. Zijn rechtvaardigheid strekt zich over ons uit. Wat wij dan doen, kan Zijn werk zijn. Dan kan men ook zeggen: "Ik leef, doch niet meer ik. maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God" (Gal. 2:20).

In de over-hemelse sfeer is het gemoed verder vernieuwd, het hart meer gereinigd, de oude mens afgelegd. In het "samen-lichaam" is volkomen gemeenschap, volkomen verzoening, verlossing en rechtvaardigheid. Dan kan men spreken van "Christus, ons leven" (Kol, 3:4), dan kan Christus in ons hart wonen (Ef. 3:17).

Wij hebben ook geleerd, dat de uitverkiezing "tot iets", anderen niet tot schade is, maar in de eerste plaats een opdracht om andere schepselen tot God te brengen. Voor welke positie God ons door Zijn besluit ook uitverkiest, daarin moeten wij volkomen naar Zijn verlangen leeren wandelen. Zo prijzen wij de heerlijkheid Zijner genade en krijgen wij daarbij een genadeloon.

In de weg der behoudenis zien we hoe zich de hoop, het geloof en de liefde meer en meer uitbreiden hoe nauwer de gemeenschap met God is, hoe hoger de positie waarin men geplaatst is. Zo bereikt God Zijn doel met ons: Christus ons leven. Hoe worden en zijn alle dingen anders als men tot dat standpunt komt! Hoe klein zijn wij voor al deze dingen! Hoe weinig dringt het werkelijk door tot onze geest! Hoe weinig maken wij gebruik van de bovennatuurlijke kracht, die door ons wil werken (zonder daarom stoffelijke wonderen te doen)! Hoe vele bittere lessen zijn er nodig, om ons telkens van ons zelf af te voeren tot Hem, Die alle leven geeft!

Gods Woord bevat twee grote dingen: ten eerste hetgeen de schepping in haar geheel betreft, namelijk het uitwerken van Zijn voornemen in de verschillende aionen en bedelingen; ten tweede hetgeen de mens persoonlijk betreft, namelijk de weg der behoudenis. Van zonde, ongeloof en vijandschap moet men komen tot vereenzelviging met Christus. Het voornemen der aionen is het toneel dat ons aller weg omvat. We moeten van die achtergrond een zekere mate van kennis hebben of krijgen, doch ons vooral concentreren op hetgeen voor ons op een gegeven ogenblik van het meeste belang is om vooruit te komen op de weg der behoudenis. Daarna kan men ook verder nader onderzoeken wat betreft het verre verleden of de verwijderde toekomst. Men moet dus vermijden zich te veel met het voornemen bezig te houden zonder dat we er persoonlijk aan deelnemen, dan is het een zuivere verstandskwestie. Men moet echter ook niet uitsluitend op het persoonlijke acht geven, want dan gaan we allicht allerlei vermengen en in andere bedelingen leven, wat niet naar Gods wil is. Geheel Gods Woord moet tot zijn recht komen en ons geheel, lichaam, ziel en geest, in beslag nemen.

Laat ons dan Gods Woord naarstig onderzoeken en vooruitkomen op de weg der behoudenis. In welke positie we ons ook bevinden, we kunnen rekenen op God, Die ons de vooruit gang mogelijk maakt als we Zijn kracht naar Zijn wil gebruiken. Zijn woord zij een licht op dit pad. Laat ons bovenal naar de liefde trachten, ook als we de waarheid vasthouden. Ons doel zij nooit onszelf of enig ander schepsel, maar wel de verheerlijking van Zijn naam. Zijn genade zij daartoe met ons.

Hoofdstuk 28 | Inhoudsopgave | Aanhangsel nr. 1



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden