Hoofdstuk 5 | Inhoudsopgave | Hoofdstuk 7


De Weg der Behoudenis

VI. Is het lichaam iets minderwaardigs?



In verband met hetgeen wij gezien hebben over de toestand van de gevallen mens, is het misschien wenselijk even na te denken over de rol van geest, ziel en lichaam. Wij hebben reeds enkele dingen gezegd over die drie delen van de mens. Een meer volledige studie hopen wij later voor te leggen, doch nu reeds willen wij enkele dingen doen opmerken.

Voor velen is het lichaam iets minderwaardigs. In onze tegenwoordige bestaanswijze is dat ook zo in zeker opzicht, omdat het door zijn zwakheid een gemakkelijke prooi der zonde is. Maar zijn onze ziel en geest ook niet anders dan ze zouden moeten zijn? In elk geval is het lichaam iets noodzakelijks, zonder hetwelk geen mens kan bestaan. Het is een deel van de mens, iets onmisbaars. Zodra dat lichaam zal verheerlijkt zijn, zal het niet lager of minder edel zijn dan de overige delen van de mens: ziel en geest. Nu heeft de Heere Jezus Christus toch ook een lichaam en is er in Hem iets onedels? En zelfs in onze tegenwoordige toestand kan de Geest in ons lichaam zijn woonstede maken. Zal Hij dat in iets minderwaardigs doen? Is het iets minderwaardigs dat we aan God als offerande aanbieden (Rom. 12:1)?

Voor hen die menen dat de ziel de eigenlijke mens is, en deze dus kan leven zonder zijn lichaam, is dit laatste maar een hindernis en iets van lagere orde. Feitelijk maken zij de opstanding onnodig.

Ook nu is ons lichaam absoluut nodig en mogen we ons gelukkig achten het te bezitten, want zonder lichaam was er geen behoudenis. Wij bedoelen hiermee het volgende. Bij de natuurlijke mens is er geen gemeenschap tussen God, de Vader der geesten (Heb. 12:9) en de geest van de mens. De geest houdt nog wel het lichaam in leven, maar is niet voldoende om tot God terug te komen. God werkt inderdaad niet in de mens als in een pop, maar wel door middel van de schepping waarmee de mens nog in verbinding staat. Het stoffelijke lichaam is dus de enige normale weg om tot de kennis Gods te komen. De Schepping werkt op het lichaam en zo op de ziel. Wij zullen dit verder ontwikkelen, maar merken hier alleen aan, dat het lichaam dus een onmisbare schakel is in onze weg tot behoudenis.

Zo bemerkt men ook weer dat het vlees niet slecht is op zichzelf, maar veeleer een slachtoffer. Wij moeten het dan ook niet kastijden (Kol. 2:23), maar verzorgen (Ef. 5:29). Kastijding kan noodzakelijk en betrekkelijk "goed" zijn, maar dan zal God door middel van Zijn schepselen daarvoor zorgen. Zo kunnen wij tegen hoogmoed, ongehoorzaamheid enz. beschut worden. En zo is ons lichaam dan ook nog op deze wijze nuttig.

Hoofdstuk 5 | Inhoudsopgave | Hoofdstuk 7



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden