Het Voornemen der Eeuwen, (Ef. 3:11)
In de Statenvertaling staat: "het eeuwig voornemen", Kaart 1: exclusief de gemeente der verborgenheid Kaart 2: inclusief de gemeente der verborgenheid Lukas LUK. 1: 3 Lees: "Hebbende alle dingen, die van boven gegeven zijn, nauwkeurig opgevolgd, dit in geregelde orde aan u te schrijven". Lukas had alles door ingeving "van boven". Het griekse "anothen" is zo vertaald in Mat. 27: 51 enz. Zie ook Joh. 3: 3. Hij schreef ook alles in geregelde orde, terwijl bij de andere evangeliën de tijdsorde niet altijd betracht is. LUK.
1: 32 "Deze
zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de
Heere, zal Hem den troon van Zijnen Vader David geven". LUK. 1: 67-79 De lofzang van Zacharias, vervuld met heilige geest (kracht uit de hoogte), betreft Israël en niet de volken:
LUK. 2 : 25 "Verwachtende de vertroosting Israëls". LUK. 2: 32 Voor de volken verlichting; voor Israël heerlijkheid. Zie Ps. 98: 2, 3; Jes. 25: 7; 42: 6; 49: 6; 52: 10 enz. Men bemerkt dat de volken niet op gelijke voet staan met Israël. In de Gemeente is er geen onderscheid, ja er zijn geen Israëlieten of geen volken, maar leden van de Gemeente uit Israël en uit de volken. LUK. 4: 18,19 Aanhaling van Jes. 61:1,2; 58: 6. De Here Jezus hield op midden in de zin omdat toen nog niet te zien was of Israël de Messias zou aannemen of verwerpen. De dag der wrake Gods zou spoedig gekomen zijn, indien zij Hem hadden aangenomen; nu ligt die dag nog in de toekomst. Zie bl. 101. LUK. 10: 24 " Want Ik zeg u. dat vele profeten en koningen hebben begeerd te zien hetgeen gij ziet, en hebben het niet gezien; en te horen hetgeen gij hoort, en hebben het niet gehoord." Zie b.v. Gen. 49: 18; 2 Sam. 23: 1-5. Zij verwachtten de komst van de Messias. LUK. 11: 41 Een duidelijker vertaling zou zijn: "Doch (gij zegt) geeft aalmoezen voor hetgeen in het binnenste is, en ziet, alles is rein". Hunne inwendige boosheid dachten zij goed te maken met aalmoezen, God ziet echter op het hart, zoals de profeten uitdrukkelijk verkondigden (Jes. 1: 11-18, enz.). LUK. 13: 6-9 Vijgeboom in wijngaard. Israëls nationale voorrechten. Jer. 24: 3; Hos. 9: 10; Mat. 21: 19; Ps. 80: 8-17; Jes. 5: 2, enz. De 3 jaar stellen mogelijk de tijd van de bediening van den Here voor. LUK.
17: 20 " Het koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat". "
Uiterlijk gelaat" is de vertaling van een woord dat nergens anders
voorkomt. Onze persoonlijke meningen over de betekenis hebben geen waarde.
Zoals in alle andere gevallen zegt Gods Woord zelf hoe wij dit moeten
opvatten. Het verwante werkwoord "parateroo" komt voor in Luk.
6: 7; 14: 1 ; 20: 20; Mark. 3: 2; Hand. 9: 24; Gal. 4: 10. Men ziet dat
het meestal een vijandelijk waarnemen, of in elk geval een waarnemen in
slechten zin aanduidt. LUK. 17: 21 " Het koninkrijk Gods is binnen ulieden ". Er is niet veel aandacht noodig om te zien dat deze woorden gericht zijn tot de vijandelijke Farizeën, die Hem zeker niet in hun hart droegen. "Binnen" staat hier voor "in uw midden" in de zin van Mat. 12: 28; Joh. 1: 26. De Koning was in hun midden, maar zij namen Hem als zodanig niet aan en al was het koninkrijk zo nabij, toch zou het niet komen onder die omstandigheden. Als het koninkrijk er is, zal het ook "binnen" hen zijn, in de zin dat zij een nieuw hart zullen hebben. LUK. 17: 24 Het koninkrijk wordt niet verkregen door een geleidelijke ontwikkeling, maar komt als de bliksem. LUK. 17: 26-30 Bij de openbaring van de Zoon des menschen (begin koninkrijk) zal het zijn als in de dagen van Noach en Lot (Gen. 6: 4-7, 11-13; 19: 1526; Jes. 13: 19; Ezech. 16: 46-56; Amos. 4: 11; Juda 7). Niet alleen voor wat beheft de toestanden op aarde (zie ook Luk. 18: 8), maar ook in verband met de plotselinge komst van het oordeel. LUK. 18: 30 "In de toekomende eeuw het eeuwige leven". Men ziet ook hier hoe het "eeuwig leven" het leven is gedurende het koninkrijk op aarde. Dezen hebben geen deel aan hetgeen de leden van de Gemeente gegeven is: "mede gezet in de hemel" (Ef. 2: 6). LUK. 20: 35, 36 "Die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden". "Eeuw" is wederom gebruikt voor de 1000 jaar van het koninkrijk. Er is sprake van de opstanding juist vóór dat koninkrijk. Zie ook Luk. 21: 36; 2 Thes. 1 : 5, waar hetzelfde woord vertaald door "waardig geacht" gebruikt is. Zij die deze opstanding waardig zijn (tussen de gelovigen die niet tot de Gemeente behoren), zullen de engelen volkomen gelijk zijn (zie Fil. 3: 21 noot). Voor hen is er geen dood noch huwelijk. Voor hen die zonder verandering van hun lichaam gedurende het koninkrijk leven is er geen ziekte (Jes. 33: 24), geen geween (Jes. 65: 19), doch wel dood (Jes. 11: 4; 65: 20; zie ook Hand. 5 en 13: 11). Na het koninkrijk is er geen dood meer (Op. 20: 14; 21: 4), noch rouw, noch gekrijt, noch moeite, en dit betreft dan alle schepselen. LUK. 21: 8-27 Profetische rede. Vers 8 tot 11 komt overeen met Mat. 24: 4-8 en Mark. 13: 5-8 en vers 25 tot 27 met Mat. 24: 29-30 en Mark. 13: 2426. Bij vers 12 gaat de Heere Jezus echter terug: "maar voor dit alles" en Hij spreekt tot vers 24 van de verwoesting van Jeruzalem (20, 24) en de gebeurtenissen van die tijd en van de grote verdrukking, beschreven in Mat. 24: 9-28 en Mark. 13: 9-23. Als Israël zich bekeerd had, dan zou het toen levende geslacht al die zaken gezien hebben (Mat. 24 :34; Mark. 13: 30; Luk. 21: 32). Nu is alleen vervuld wat voor de verdrukking moest plaats grijpen (Luk. 21: 12-24) en het overige moet nog vervuld worden vóór het koninkrijk en na de Gemeente der verborgenheid. Men kan spreken van een begin van vervulling, doch de volledige vervulling ligt in de toekomst. Tussen vers 24 en 25 ligt de gehele tegenwoordige bedeling der Gemeente, die van alle eeuwen verborgen was in God en ook in de vier "evangeliën" niet vermeld wordt. LUK. 21: 29 De vijgeboom Israël. LUK. 21 : 33 De hemel en aarde zullen voorbijgaan. Ps. 102:27; Jes. 51:6; 2 Pet. 3: 7,10. LUK. 21: 36 Ook andere delen duiden aan dat, buiten de Gemeente der verborgenheid, nog andere gelovigen niet door de gehele verdrukking zullen gaan. LUK. 23: 34 "Vader! vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen". Die bede is zeker verhoord en Israël zou niet de gevolgen dragen van zijn verwerping van de Messias. Nu kon de boodschap van het komende koninkrijk opnieuw gebracht worden door de apostelen. Zie b.v. Luk. 24:47; Hand. 2: 38; 3: 19; 10:43; 13: 38, 39. De leden der Gemeente hebben veel meer dan "vergeving der zonden". Deze boodschap, alhoewel ze in de eerste plaats Israël betreft, heeft ook belang voor de volken, zoals reeds lang gezegd was door de profeten. Zie b.v. Jes. 2: 3; Micha 4: 2, enz. LUK. 24: 25 " En Hij zeide tot hen: 0 onverstandigen en tragen van hart, om te gelooven al hetgeen de Profeten gesproken hebben!" De Joden verwierpen hun Messias omdat zij niet alles geloofden, wat God hen door middel van de profeten had gezegd en zij hun eigen meningen en overlevering gedeeltelijk daarvoor in de plaats hadden gesteld. Een ernstige waarschuwing voor alle geloovigen. LUK. 24: 44 "De Wet van Mozes, en de Profeten en Psalmen" d.i. het ganse O. T. (zie Mat. 22: 3640 noot). Wie een deel van het O. T. verloochend, verwerpt ook Christus. Men lette er op dat al hetgeen gebeurd was de vervulling was van het hetgeen in het O. T. geschreven stond. Daar de Gemeente, door Paulus later geopenbaard, van alle eeuwen verborgen was in God (Ef. 3: 9), kan hier niets betrekking hebben op die Gemeente. LUK. 24: 45 " Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden". Petrus wist dan ook wat hij deed in Hand. 1: 15-26. LUK. 24: 47 Hier vinden wij een derde opdracht. (Voor de twee eerste zie Mat. 28: 18-20 en Mark. 16: 15-18). Deze is gegeven te Jeruzalem, op de avond van de opstandingsdag en niet alleen tot de 11, maar ook tot " die met hen waren" (vers 33). Het nieuwe verbond was gesloten en nu kon bekering en vergeving van zonden verkondigd worden, te beginnen met Jeruzalem (Jes. 2: 3; Micha 4: 2; Hand. 1: 8). Wat dan ook gedaan werd (Hand. 2: 38 enz.). Zij waren ook getuigen (Luk. 24: 48) b.v. in Hand. 2: 32 enz. en werden aangedaan met kracht uit de hoogte (Luk. 24: 49) ter vervulling van Joël 2: 28, Jes. 44: 3; Ezech. 36: 26. Evenmin als de twee eerste opdrachten is deze tot de Gemeente gericht, alhoewel zij, evenals de gehele Schrift, is " tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing" (2 Tim. 3: 16). LUK.
24: 49
"En ziet, Ik zende de belofte Mijns vaders op u; maar blijft gij
in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de
hoogte". Zoals hierboven opgemerkt is het de vervulling van de oude
belofte. De "kracht uit de hoogte" is de "heilige geest"
, namelijk de gaven van de Heilige Geest, waarin ze gedoopt zouden worden
(Hand. 1: 4, 5)
|