Het Voornemen der Eeuwen, (Ef. 3:11)
In de Statenvertaling staat: "het eeuwig voornemen",
in het Grieks "het voornemen der aioonen".
Dit zijn grote wereldtijdperken.
De kaarten geven een algemeen overzicht van de tijden der eeuwen.
Kaart 1: exclusief de gemeente der verborgenheid
Kaart 2: inclusief de gemeente der verborgenheid
EERSTE DEEL: De Voorbereiding.
11. De Wet - Het Oude Verbond
Wij kunnen hier niets zeggen van de zeer belangrijke gebeurtenissen: het
Pascha, de Rode Zee, de 'Woestijn; noch van de wonderlijke voorafschaduwingen
van de toekomende dingen, zoals in de tabernakel gevonden worden. Het
is echter nodig een paar woorden te zeggen over de toestand van de mensen.
De zonde bleef natuurlijk niet beperkt tot Adam. Uit een onreine komt
geen reine (Job; 14: 4). De zonen van Adam waren naar zijn gelijkenis
(Gen. 5: 3). De zonde en de dood waren tot alle mensen doorgegaan (Rom.
5: 12). Daarom was het overigens nodig dat de Verlosser uit de Heilige
Geest zou voortkomen. Wel lag dan het gehele mensdom onder de Macht der
zonde, de zonde heerste (Rom. 5: 21), doch om de zonde van Adam zouden
zij niet geoordeeld worden. De zonde werd niet "toegerekend" zegt Rom.
5: 13. De mensen moesten hun zonde leren inzien en dit moest in de eerste
plaats het geval zijn met het uitverkoren volk. Er waren reeds heel wat
wenken gegeven, ja de volken hadden reeds hun wetten (men denke aan het
wetboek van Hammurabi, honderden jaren vóór Mozes), doch
nu kwam de tijd dat aan Israël een volledige reeks Goddelijke voorschriften
moest gegeven worden.
Deze Wet bestond uit:
- De geboden. Ex. 20: 1-26. Betreffende Gods rechtvaardige wil.
- De rechten. Ex. 21: 1-24: 11. Aangaande het sociale leven van Israël.
- De inzettingen. Ex. 24:12-31:18. Voor het godsdienstig leven van Israël.
Deze drie behoorden bij elkaar
en vormden wat in het algemeen "de Wet" genoemd wordt. Dit alles is uitsluitend
aan Israël gegeven en kan ten dele ook slechts in het land zelf waargenomen
worden.
Men heeft te vaak de indruk, dat de wet alleen, of in het bijzonder, bestond
in uiterlijke dingen. Men leze b.v. Deut. 6: 5; 10: 12, 13 om zich
te overtuigen dat het grote gebod van de Wet is: de Here liefhebben met
geheel zijn hart, en met geheel zijn ziel, en met geheel zijn verstand.
(Mat. 22: 36-40). Ook spreekt Lev. 19: 1-18 zeer duidelijk.
"Gij zult uw naaste liefhebben
als uzelf", (Lev. 19: 18).
Verder zullen wij ook uit de
mond van de profeten horen hoe sterk de nadruk gelegd werd op het inwendige:
het hart. (Zie b.v. Jes. 1: 11-18). Zij kenden dus Gods wil, waren
onderwezen (Rom. 2 : 18). Die wet stopte aller mond (Rom. 3: 19) ; door
de wet was de kennis der zonde (Rom. 3: 20), werd, de misdaad te meerder
(Rom. 5:20; 7: 13; Gal. 3 : 19). Het volk, dat steeds van Gods overvloeiende
genade en van zijn eigen zwakheid getuige geweest was, kon nu tweeërlei
houding aannemen:
- Gods wil trachten te doen
in eigen kracht of
- erkennen dat zij uit zichzelf
aan Gods rechtmatige eisen niet konden voldoen.
Zij kozen het eerste en beweerden
alles te kunnen doen wat de Here zei, deden dus een gelofte, stelden zich
onder de vloek (Gal. 3: 10), waren in slavernij (Gal. 4: 3). Volgens Num.
30 kon de gelofte van een vrouw ontbonden worden door haar man. Dit is
evenzeer toepasselijk op Israël, Jehova's vrouw, dat door zijn gelofte
"onder de wet kwam en deze nu geheel moest volbrengen ter rechtvaardiging,
tenzij die .. gelofte ontbonden werd door haar man Jehova-Christus.
Nu merke men wel op dat de wet eeuwig is : zie b.v.
Ex. 27:21; 28:43; 29:28; 31:16, 17, Lev. 3: 17; 23: 14 enz. Zolang Israël
Gods volk is MOET DE GEHELE WET GEVOLGD WORDEN. Wij zullen later
zien dat de gelovige Joden, met Petrus en Paulus .. aan het hoofd OOK
NA HET KRUIS EN NA PINKSTEREN de wet zorgvuldig onderhouden. Ja dat
ook gedurende het Messiaanse koninkrijk, offeranden, besnijdenis, Sabbat,
enz. zal bestaan voor alle Christen-Joden.
Dikwijls noemt men de wet "het Oude Verbond", doch dit is een grote vergissing.
Terwijl de wet eeuwig is, is het oude' verbond dit niet, zou door
Christus verdwijnen en door een nieuw verbond vervangen worden. De vrouw
(Israël) zou dan door haar man (Christus) van haar gelofte ontheven
worden. Het oude verbond bestaat namelijk hierin dat Israël de wet
beweerde te volgen uit eigen kracht (Ex. 19: 3-8 ; 24: 1-3, 7,
8; 34: 10, 11, 32; Lev. 18:4, 5). Zij dachten rechtvaardig te worden op
grond van de werken der wet (Rom. 10: 5) en vervielen van de genade (Gal.
5: 4). Later zullen wij de gelegenheid hebben op dit alles terug te komen.
Buiten de wet wordt hen veel gezegd over de toekomst en worden zij steeds
gewezen op de noodzakelijkheid zich van de afgoden (dus Satan) te keren
naar God. Zij toch namen deel in de strijd voor het koningschap en de
spoedige komst van het Zaad hing in zekere zin van hen af. Tot hen werd
beslist gezegd:
"En gij zult Mij een priesterlijk
koninkrijk, en een heilig volk zijn" (Ex. 19:
6).
En van hoeveel dingen werd hen
niet gesproken in de tabernakel, de offeranden, de feesten, enz. Het nauwe
verband tussen de bekering, de besnijdenis des harten, het houden der
geboden, het terugkeren naar het land en het koninkrijk blijkt b.v. uit
de volgende verzen:
"Voorts zal het geschieden,
wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze zegen of deze
vloek, die ik u voorgesteld heb, zo zult gij het weder ter harte nemen,
onder alle volken, waarheen u de Here, uw God, gedreven heeft; en gij
zult u bekeren tot de Here, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn, naar
alles, wat ik u heden gebied, gij en uwe kinderen, met uw ganse hart
en met uw ganse ziel. En de Here, uw God, zal uw gevangenis wenden,
en Zich uwer ontfermen; en Hij zal u weder vergaderen uit al de volken,
waarheen u de Here, uw God, verstrooid had. Al waren uwe verdrevenen
aan het einde van de hemel, van daar zal u de Here, uw God, vergaderen,
en van daar zal Hij u nemen. En de Here, uw God, zal u brengen in het
land dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk
bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.
En de Here, uw God, zal uw hart besnijden, en het hart van uw zaad,
om de Here, uw God, lief te hebben met uw ganse hart en met uw ganse
ziel, opdat gij leeft. En de Here, uw God zal al die vloeken leggen
op uw vijanden en op uw haters, die u vervolgd hebben. Gij dan zult
u bekeren, en der stem van de Heren gehoorzaam zijn, en gij zult doen
al Zijne geboden, die ik u heden gebiedt. En de Here, uw God, zal u
doen overvloeien in al het werk uwer hand, in de vrucht van uw buik,
en in de vrucht van uw beesten, en in de vrucht van uw land, ten goede,
want de Here zal wederkeren, om Zich over u te verblijden ten goede,
gelijk als Hij zich over uw vaderen verblijd heeft; wanneer gij de stem
van de Heren, uws Gods, zult gehoorzaam zijn, houdende Zijn geboden
en Zijn inzettingen, die in dit wetboek geschreven zijn; wanneer gij
u zult bekeren tot de Here, uw God, met uw ganse hart en met uw ganse
ziel." (Deut. 30: 1-10).
Vooral vers 9 toont duidelijk
dat die dingen op aarde zouden plaats hebben. De gezegende tijd, het koninkrijk,
was in het zicht. God had bijna alles bereid, nu moesten zij zich met
hun ganse hart tot de Here bekeren. Zij werden echter vrijgelaten Satan
te helpen:
"Maar indien uw hart zich zal
afwenden, en gij niet horen zult, en gij gedreven zult worden, dat gij
u voor andere goden buigt,en dezelve dient" (Deut. 30: 17).
Maar dan volgde de vloek, en
al kwamen zij in het land, zij zouden er niet blijven en het koninkrijk
zou wederom, om hunnentwil uitgesteld worden. Intussen was de wet hun
"tuchtmeester" of opvoeder (Gal. 3: 24), zij waren onder de wet in bewaring
gesteld (Gal. 3: 23).
Wij laten ter zijde het ingaan in het land met de reuzen, de strijd tegen
deze kinderen des duivels in Gods kracht ondernomen, het niet geheel verdelgen
van dit adderengebroedsel, enz. Het land wordt onder de 12 stammen verdeeld
en voortdurend worden zij nog door engelen gewaarschuwd tegen Satan:
"En een Engel des Heren kwam
opwaarts van Gilgal tot Bochim, en Hij zeide: Ik heb u uit Egypte opgevoerd,
en u gebracht in het land, dat Ik uw vaderen gezworen heb, en gezegd:
Ik zal Mijn verbond met u niet verbreken in eeuwigheid. En u aangaande,
gij zult geen verbond maken met de inwoners van dit land; hun altaren
zult gij afbreken. Maar gij zijt Mijner stem niet gehoorzaam geweest;
waarom hebt gij dit gedaan.? Daarom heb Ik ook gezegd: Ik zal hen voor
uw aangezicht niet uitdrijven; maar zij zullen u aan de zijden zijn,
en hun goden zullen u tot een strik zijn" (Richt.
2: 1-3).
Steeds had Israël zijn eigen
lot in handen: gezegend als het zich naar God keerde, gevloekt als het
zich naar Satan wende.
Te midden van het pijnlijk verhaal van gruwel, afgodendienst enz. vinden
wij het frisse tafereel van Ruth en Boaz. Zoals de losser een bloedverwant
moest zijn, zou ook te komende Losser van Israël in het vlees
moeten komen om Zijn werk op aarde te doen.
Home | Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door ©
Levend Water Alle rechten voorbehouden
|