de wet nog onderhouden? SLOTWOORD Indien men aanneemt, na een ernstige studie, dat onze gevolgtrekkingen schriftuurlijk zijn, tenminste in de grote lijnen en in het bijzonder in verband met het onderhouden der wet door de christen-Joden, kan men zich afvragen hoe het mogelijk is dat de overgrote meerderheid van de theologen en van hun leerlingen tot geheel andere conclusies zijn gekomen. We menen dat de voornaamste algemene reden is, dat de wetenschappelijke methode van onderzoek niet gevolgd is geworden. Want men heeft steeds gesteund op de vooropgezette mening, aan de Schrift vreemd, dat het volk Israël slechts een type geweest is van de christelijke “Kerk” en dat het voor goed als uitverkoren volk en heilige natie heeft ophouden te bestaan in het jaar 70 bij de verwoesting van Jeruzalem en de verstrooiing die er het gevolg van was. De christelijke Kerk, de werkelijkheid, zou dan het beeld vervangen hebben. In andere opstellen (1) hebben we nagegaan welke verwarring er gedurende de eerste eeuwen geheerst heeft als gevolg van de belangrijke gebeurtenissen van het jaar 70 en dat de oplossing die ten slotte door de meerderheid aangenomen werd (2) - het vervangen van Israël door de Kerk - ook ten dele het gevolg was van het niet willen kennen, door de meeste christenen, van de kenschetsende onderwijzingen van de apostel Paulus, tegen 't einde van de periode van de Handelingen. (3). In zijn gevangenschapsbrieven had hij geschreven over een nieuwe sfeer van zegening en over een nieuwe bedeling - dus een nieuwe wijze waarop God de wereld zou besturen - in verband met de periode waarin de natie Israël voorlopig verworpen zou zijn. Indien men dit onderwijs, dat Gods Woord vervolledigt, volkomen aanvaardt, is het mogelijk een synthese samen te stellen van al de schriftgegevens, zonder zijn toevlucht te moeten nemen tot veronderstellingen die vreemd aan of zelfs in tegenstelling staan tot de Schrift. In onze voorgaande geschriften hebben we een dergelijke poging van synthese voorgesteld. Doch door het verwaarlozen, door de meeste christenen der eerste eeuw, van dit onderwijs van de apostel, kwamen ze van zelf tot de onschriftuurlijke gedachte van het voor goed verworpen zijn van het volk Israël. En het spreekt van zelf dat dan ook besloten moest worden dat men alleen enkele delen der wet kon behouden, die men dan poogde te verchristelijken. En toen men later weer acht begon te geven op de brieven van Paulus, was men reeds zo gewend aan die oplossing dat ze als een vaststaand a priori aanvaard werd voor de uitleg van deze brieven en van Paulus' leer. Zo ontstond er dus een kerkelijke overlevering die bijna steeds aanvaard werd als norm door de theologen. Het “vergeestelijken” van de profetie en het toepassen op de “Kerk” van de oude beloften - natuurlijk niet van de vervloekingen - leidde tot de gedachte dat het “koninkrijk Gods” zich langzamerhand op aarde zou verwezenlijken door middel van de Kerk. Gedurende zekere perioden scheen men enige vooruitgang te maken in deze zin, doch we weten hoe, vooral sedert een honderdtal jaren, de wereld zich meer en meer ontchristelijkt. Daar tegenover staat dat de politieke en sociale gebeurtenissen ons nu gebracht hebben tot een wereldtoestand die een voorbereiding kan zijn voor de spoedige letterlijke vervulling van menige profetie. Niet alleen herleven de oude natiën rondom Palestina, doch de natie van Israël zelf vormt zich weer. Overigens beginnen in de meeste kerken en groepen een steeds toenemende menigte christenen de profetie te bestuderen en soms zijn er belangrijke wijzigingen in hun opvattingen, vooral betreffende het volk Israël. Ook bij de Joden is er (soms radicale) verandering van houding tegenover hun Messias. Sommigen, die tot het geloof in Christus gekomen zijn, beschouwen zich niet meer als Joden, doch anderen beweren christen en toch Jood te zijn, evenals de apostelen en duizenden anderen, gedurende de periode van de Handelingen. De naam “Jood” duidt dan vooral aan dat ze tot de natie van Israël behoren, terwijl het woord “christen” hun geloof kenmerkt. Naar onze overtuiging is de algemene houding van deze laatsten een schriftuurlijke, ze stemt overeen met de resultaten van onze studie. Een van de redenen der toenadering tussen Jood en christen is de reactie veroorzaakt door de verschrikkelijke vervolgingen der Joden gedurende de laatste wereldoorlog. Doch indien de “Kerk” zich nog steeds Israëls beloften blijft toeëigenen, is dat niet een andere vorm van vervolging, die voor God nog veel ernstiger is, al is ze minder opzienbarend? Meer en meer zullen de christenen verplicht worden, door de loop der dingen, hun ware houding t.o.v. de Joden duidelijk te bepalen. De groep der hedendaagse christen-Joden die zichzelf beschouwt als de eerste kern der natie, hersteld in haar positie van heilige natie, de Here toebehorende, zal niet alleen vervolgd worden door de ongelovige Joden en de vijandelijke naties, doch ook, op geestelijk gebied, door de christelijke “Kerk”. Als we de woorden van Gamaliël van Hand. 5:38, 39 voor ogen houden zien we hen gevaar lopen tegen God te strijden (4). De lezer zal dus bemerken dat het onderwerp van onze studie niet alleen van theologische aard is, doch van groot praktisch belang.
We zijn zo vrij de aandacht te vestigen van hen die geloven in Israëls nationaal en godsdienstig herstel en in de letterlijke vervulling van de profetie, op de noodwendigheid een deel van hun vroegere opvattingen te herzien, b.v. in verband met het houden van de wet. Want deze spruiten dikwijls voort uit het a priori dat de natie van Israël voor goed verworpen werd en vervangen door de Kerk. Men heeft wel zekere pogingen gedaan om tot meer schriftuurlijke begrippen te komen, doch het zou nodig zijn de hand te leggen aan een meer radicale herziening of hervorming.
Voetnoten
[1] Zie b.v. HET ONDERWIJS VAN DE APOSTEL PAULUS. [2] Tot in de 7de eeuw vindt men sporen van het bestaan van christen-Joden die de wet hielden. Deze “Nazareners”, waarvan Jakobus, de broeder des Heren, in het begin de leider was, werden door de “vaderen der Kerk” aangemerkt als goede christenen; al wat ze tegen hen te zeggen hadden was dat ze beweerden tegelijkertijd christenen en Joden te zijn. Men moet ze zorgvuldig onderscheiden van de Ebionieten. We herinneren er aan dat de naam “Nazarenen” in Hand. 24:5 gebruikt wordt voor de christen-Joden, inbegrepen Paulus. Ze werden aangemerkt als een “sekte” (Hand. 24:5, 14; 28:22). [3] Fil. 2:20, 21; Kol. 4:11; 2 Tim. 1:15; 4:16. Harnack heeft gezegd dat het eerst sinds Augustinus was dat het evangelie van Paulus op het voorplan kwam in de westerse landen, terwijl in de oosterse het nog steeds als ondergeschikt beschouwd wordt. (Mission, bl. 210). H. Bavinck bevestigt dit, en voegt er bij: “Zo is Augustinus van de grootste betekenis geworden voor de latere dogmatiek. Hij beheerst de volgende eeuwen. Elke reformatie keert tot hem en tot Paulus terug” (Geref. Dogmatiek I, 115). J. A. C. van Leeuwen spreekt ook in dezelfde zin (De Brief aan de Romeinen bl. 33). Van het geschrift “Leer der Twaalf Apostelen” (of “Didachč”) zegt Battifol dat het achterlijk is t.o.v. Paulus en men hem niet schijnt gekend te hebben. (L'Eglise Naissante, bl. 131). [4] In de eerste eeuwen noemden de Joden de christen-Joden “Minîm” (ketters). Op het einde der tweede eeuw leefden de christen-Joden geheel afgescheiden van de overige christenen en werden door deze als een “sekte” beschouwd. Zowel afgezonderd van de Joden als van de christenen, niet meer in staat getrouw de inzettingen der wet te volgen door de verwoesting van de tempel, verdwenen ze geleidelijk. Dit werd later gezien als een bewijs van hun dwaling zichzelf nog als Jood te beschouwen. Het was echter onvermijdelijk dat ze verdwenen. Niet vanwege een fundamentele dwaling hunnentwege, doch omdat de natie nu “Lo-Ammi” was. Doch heden doet zich het omgekeerde verschijnsel voor. De natie van Israël staat op het punt weer “Ammi” te worden en de “sekte” van de christen-Joden (die zich wederom “Nazareners” zouden kunnen noemen) komt terug als een begin van het tot de Messias bekeerde volk, de nieuwe, zichtbare Kerk van het Koninkrijk op aarde.
|