Moeten de Christen-Joden
de wet nog onderhouden?


AANHANGSEL No. 1


NATIE - VOLK


We willen hier het gebruik onderzoeken van de woorden “ethnos” en “laos” in het Nieuwe Testament.


Ethnos


De beste vertaling van dit woord is “natie”. Het duidt een groep mensen aan die in een gegeven land wonen, onder hetzelfde beheer. Het wijst dus op een nationale eenheid en niet op een groep mensen die door hun gedachten of hun geloof een zekere eenheid vormen. In het enkelvoud wordt ethnos zowel voor Israël (als natie) gebruikt als voor andere natiën, zoals de volgende teksten aantonen:


Ethnos
gebruikt voor Israël als natie
Ethnos
gebruikt voor andere natiën
Mat. 21:43
Luk. 7:5
Luk. 23:2
Joh. 11:48, 50, 51, 52
Joh. 18:35,
Hand. 10:22
Hand. 24:3, 10, 17
Hand. 26:4
Hand. 28:19
Rom. 10:19 (1)
1 Petr. 2:9
Mat. 24:7
Mark. 13:8
Luk. 21:10
Hand. 2:5
Hand. 7:7
Hand. 8:9
Hand. 10:35
Op. 5:9
Op. 14:6


Sinds de verstrooiing van de zonen Israëls in het jaar 70 bestaat er geen door God erkende natie van Israël meer. Doch ze begint zich nu weer te vormen.

In het meervoud heeft het woord natiën dikwijls een meer bijzondere betekenis. Dit komt hieruit voort dat de natiën buiten Israël in het verleden afgodendienaars waren, dus “heidenen”. In meerdere plaatsen, zoals b.v. 1 Kor. 12:2 en Ef. 2:11 heeft het meervoud van ethnos deze betekenis. Zij die in Christus geloofden waren natuurlijk geen heidenen meer, doch ze behoorden nog tot de natiën.


Laos


Dit woord, door “volk” vertaald, duidt een groep mensen aan die niet noodzakelijk een zichtbare eenheid vormen, doch die zekere dingen (b.v. geloof) gemeen hebben.

In de meeste gevallen wordt laos gebruikt voor het volk Israël, of dan toch het ware Israël, het Israël Gods, namelijk de groep Israëlieten die door hun levend geloof gekenmerkt werden.

In enkele gevallen is het duidelijk dat het voor niet-Joden gebruikt is: Hand. 15:14; Op. 5:9; 14:6. Ook in Hand. 18:10; 2 Kor. 6:16; Tit. 2:14 kan het die betekenis hebben.

Men vindt het meervoud in Luk. 2:31; Hand. 4:25, 27; Rom. 15:11; Op. 7:9; 10:11; 11:9; 17:15; 21:3. In Hand. 4:27 betreft het Israël, waarschijnlijk in verband met de 12 stammen.

Het zorgvuldig onderscheiden van ethnos en laos kan ons er voor behoeden sommige schriftdelen verkeerd uit te leggen. Laat ons b.v. Mat. 21:43 beschouwen. De Here richt zich hier tot de overpriesters en de oudsten van het volk (v. 23). Het is van de natie die door hen bestuurd wordt dat het “koninkrijk Gods” zal weggenomen worden. En het zal aan de toekomstige natie Israël gegeven worden, de natie die vruchten zal voortbrengen. Het gebruik van ethnos (natie) belet ons die tekst uit te leggen alsof het “koninkrijk Gods” voor goed van het volk Israël weggenomen wordt om aan de “Kerk” te worden gegeven. Want deze is geen natie.

Een andere belangrijke tekst is 1 Petr. 2:9. Petrus richt zijn brief aan de “vreemdelingen van de diaspora” (dus aan de verstrooide Joden). In 2:7 maakt hij het contrast tussen hen, die in Christus geloven, en de ongelovigen. De christen-Joden beginnen nu een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie (ethnos), een volk (laos) des eigendoms te vormen.

In vers 10 herinnert Petrus aan de profetie van Hosea (Hos. 1:9; 2:1-3, 22, 23) volgens welke Israël “Lo-Ammi” (niet-mijn-volk) zou zijn gedurende een zekere tijd, doch later zouden de zonen van Israël en van Juda zich verenigen en “Ammi” zijn.

Laat ons hier verwijzen naar Ex. 19:5, 6 en de woorden die de Here tot Mozes sprak voor de zonen Israëls: “Zo zult gij mijn eigendom zijn uit alle volken...... en gij zult mij een priesterlijk koninkrijk en een heilig volk zijn”.

Israël zou dus van de andere natiën afgescheiden zijn en tussen al de volken God toebehoren. Jesaja spreekt ons over de verwezenlijking van deze beloften, na de “dag der wrake van onze God” (61:2), dus gedurende de toekomende aioon. De “treurigen Zions” zullen op de oude ruïnen bouwen en zullen “priesters des Heren” en “dienaren Gods” genoemd worden. Toen Petrus zijn brief schreef, namelijk gedurende de periode van de Handelingen, kon het koninkrijk op aarde nog komen en de vervulling van menige profetie nabij zijn. De natie, in haar geheel, zou dan een “heilig priesterdom”, een “koninklijk priesterdom” zijn, om aan de volken Gods “deugden” te verkondigen. (2).

De brieven van Petrus, en dit schriftdeel in het bijzonder, worden meestal toegepast op de “Kerk”. Nu is het wel waar dat de christenen in het algemeen genoemd worden: “een volk voor zijn naam” (Hand. 15:14), doch dan wordt het woord “laos” gebruikt. Een dergelijke groep, gevormd door mensen die tot verschillende natiën behoren, kan niet door het woord natie (ethnos) aangeduid worden. De profetie van Hos. 2:22, die Israël betreft, kan dus wel in geestelijke zin op de christenen toegepast worden (Rom. 9:24, 25 waar “laos” gebruikt is), want ze vormen op geestelijke wijze “Gods volk”, doch alleen de christen-Joden, behorende tot het stoffelijk Israël Gods, vormen de heilige natie, in verband met welke alle profetieën zich letterlijk zullen vervullen. En de volledige vervulling zal slechts dan kunnen plaats hebben als Israël weer opnieuw een natie zal vormen (dus een nationale eenheid in zijn land) en door God als zijn heilige natie zal aanvaard zijn. Jeruzalem zal dan “de troon des Heren” genoemd worden (Jer. 3:17) . Vele heidenen zullen dan de Here aanbidden en zijn volk worden (Zach. 2:11) in geestelijke zin.

Laat ons hieraan nog toevoegen dat, al wendt Petrus zich hier tot Joden en al betreffen vele dingen alleen hen, het van zelf spreekt dat zekere uitdrukkingen, betreffende geestelijke en persoonlijke zaken en niet de natie, op andere christenen persoonlijk van toepassing kunnen zijn.


Voetnoten

[1] Rom. 10:19 is een aanhaling van Deut. 32:21. Mozes past in vers 6 hetzelfde woord “onverstandig” (nâbâl) toe op Israël. We menen dus dat de “onverstandige natie” van vers 21 ook Israël is. Rom. 10:19 kan dus betekenen dat de jaloersheid van Israël zal verwekt worden (zie Rom. 11:11) door de christenen uit de volken (die geen natie vormen) en dat deze laatsten verontwaardigd zullen zijn (parorgizô) door het ongeloof van Israël, de “onverstandige natie”. De betekenis kan niet zijn dat Israëls verontwaardiging zal verwekt worden door een andere (onverstandige) natie, want:

  1. welke natie zou dat zijn?
  2. waarom zouden de christenen, die Israël tot jaloersheid verwekken, “onverstandig” genoemd worden?

[1] Ze zijn dus niet op individuele wijze priesters. In die natie zullen er, zoals vroeger, priesters zijn die offeranden zullen offeren. (Ezech. 40-44).





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden