Moeten de Christen-Joden
de wet nog onderhouden?


AANHANGSEL No. 2


KUNNEN ER NOG BLOEDIGE OFFERS ZIJN
IN EEN BESCHAAFDE SAMENLEVING?



Velen kunnen zich niet indenken dat er in het Koninkrijk op aarde nog dieren zouden geslacht en geofferd worden. We menen dat dit bezwaar voortkomt uit het feit dat men overtuigd is dat de tegenwoordige beschaving zich geleidelijk verder zal ontwikkelen, in de toekomst haar hoogtepunt bereiken en zich dan tot de gehele aarde zal uitgebreid hebben. Dit is ten minste de opvatting van de aanhangers van het Humanisme en het Marxisme en van de christenen die menen dat we nu reeds in het Koninkrijk leven.

Doch als men inziet dat volgens de Schrift:

  1. God de natie Israël heeft uitverkoren om zijn voornemen in verband met het mensdom te verwezenlijken,
  2. Israël sinds het einde van de periode van de Handelingen niet meer Gods volk en natie is, doch wederom “een heilige natie, een volk des eigendoms” zal worden vóór de komst van Christus en het begin van het Koninkrijk op aarde,
  3. in de tegenwoordige periode, waar Israël tijdelijk niet Gods volk en natie is, de “normale” verwezenlijking van Gods voornemen als het ware onderbroken is en God het mensdom zijn eigen gang laat gaan,
  4. de tegenwoordige beschaving en cultuur dus niet noodzakelijk in haar geheel naar Gods wil is,
  5. de toekomst op aarde bij de komst van Christus en daarna geheel anders kan zijn dan nu,

dan gelooft men dus niet meer dat men door een min of meer geleidelijke ontwikkeling van beschaving en cultuur tot het Koninkrijk op aarde kan komen. En dan moet men zich, steunende op de Schrift, een gedachte trachten te vormen van de toestanden op aarde gedurende het Koninkrijk.

We willen dit hier niet uitvoerig behandelen (1), doch alleen op het volgende wijzen:

  1. Mat. 24:7, 22, 29 en meerdere delen uit het boek Openbaring wijzen op grote verwoestingen op aarde op het einde van de tegenwoordige aioon.
  2. Terwijl waarschijnlijk een groot gedeelte van de tegenwoordige, beschaafde wereld zal verwoest zijn, blijven de tegenwoordig onbeschaafde volken (waarbij vele joden) bestaan.
  3. Vele uitspraken van de profeten wijzen op een zeer eenvoudig, landelijk leven. (Zie b.v. Ps. 65:14; Jer. 31:11, 12; Zach. 2:4; 3:10; Joël 2:23-28).

Ten minste in het begin van het Koninkrijk zal de toestand van het aardse mensdom (2) dus veel overeenkomst hebben met de toestand 2000 jaren geleden. Ook die mensen (en die joden) zullen nog door zichtbare afbeeldingen van geestelijke werkelijkheden, tot verdere ontwikkeling moeten komen. De Wet zal hun leermeester zijn om hen persoonlijk “tot-in” Christus te leiden (Gal. 3:22-29). Al de schaduwen der Wet blijven dus even noodzakelijk als 2000 jaren geleden. Terwijl we door onze tegenwoordige wijze van leven voortdurend bepaald worden bij aardse dingen, zal het onderhouden der Wet de christen-joden voortdurend doen denken aan Gods liefde en heiligheid. (3)

Het grote verschil met de toestanden in het verleden zal zijn dat die vormen zullen terugwijzen naar het volbrachte werk van Christus en dat ze zullen gehouden worden in een geheel andere gezindheid: niet meer alsof de mens iets kan doen om God te verzoenen, niet alsof men door de werken der Wet zou kunnen gerechtvaardigd worden voor God, doch die schaduwen zullen hen steeds doen denken aan het feit dat alles door Christus volbracht is en dat de mens alleen door genade en door middel van het geloof kan behouden worden. Zo zal Israël dan zijn zendingswerk op afdoende wijze kunnen volbrengen t.o.v. alle volken, daarbij geholpen door de wonderen, tekenen en krachten der toekomende aioon.

In de loop der tijden zullen velen die schaduwen kunnen ontberen. Indien ze dan nog op aarde blijven, zullen ze de vormen echter blijven waarnemen (zoals Paulus in Hand. 21) terwille van hen die ze nog nodig hebben. De moeilijkheid die velen hebben in verband met die bloedige offers, en in het algemeen met het waarnemen van de Wet, komt dus voort uit het feit dat men niet genoeg rekening houdt met de levensomstandigheden van de toekomende aioon.


Voetnoten

[1] Zie voor een beknopt overzicht, HET GODDELIJK VOORNEMEN, hoofdstuk V.

[2] Zij die, door opstanding, een geestelijk lichaam zullen hebben, zijn hierin dus niet begrepen.

[3] Men lette er op dat het hier niet gaat over de “overleveringen der oudsten” (Mat. 15:2; Mark. 7:5), d.w.z. over allerlei menselijke voorschriften die bij de Wet gevoegd werden. Zie ook Gal. 1:14.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden