de wet nog onderhouden? 4. WAT DE EVANGELIËN ONS LEREN De vier Evangeliën verwijzen dikwijls naar Mozes en de wet. In verband met ons onderwerp, zal het voldoende zijn de volgende delen te behandelen:
Men lette er op dat de Griekse tekst hier de sterkste vorm van ontkenning gebruikt: "ou mè". Indien we deze woorden letterlijk aanvaarden, blijkt het dat de wet niet wordt afgeschaft zolang hemel en aarde bestaan. Doch het gaat hier over de tegenwoordige hemel en aarde, die een einde zullen hebben. Op. 21:1 en 2 Petr. 3:10 vermelden inderdaad een "nieuwe hemel en een nieuwe aarde", die komen na het einde van het koninkrijk op aarde, gedurende de toekomende aioon. De wet zal dus van kracht blijven tot op het einde dier aioon, d.w.z. gedurende de gehele periode waar de heilige natie van Israël op aarde haar opdracht moet volbrengen, het doel van haar uitverkiezing. (Ex. 19:5, 6; 1 Petr. 2:9) (1). Het is eerst in de vijfde, en laatste, aioon, die van de nieuwe schepping (Op. 21), die nu reeds in de geest begint voor sommigen (2 Kor. 5:17; Gal. 6:15), dat er noch Jood noch Heiden is. Dan zal er ook geen stoffelijke tempel meer zijn, want de Here zelf en zijn Lam zal dan de Tempel zijn (Op. 21:22). Dan eerst zullen de symbolen verdwijnen omdat het doel van de wet volledig zal bereikt zijn. Dan zullen de geestelijke werkelijkheden zelf zich voordoen aan het gehele mensdom. Dat waartoe de individuele gelovige reeds nu, in de geest, kan komen, zal in de laatste aioon door allen bereikt worden. En Israël, dat dan zijn opdracht geheel vervuld zal hebben, zal niet langer een afzonderlijke natie vormen. We hebben reeds gezien dat Jeremia over dezelfde grens spreekt: het ogenblik waarop de tegenwoordige natuurwetten niet meer van kracht zullen zijn, wat inderdaad het geval zal zijn in de nieuwe schepping. Verder zullen we zien dat Heb. 9:10 ook hetzelfde tijdstip aanduidt.
De Here zelf bevestigt hier dus dat ze geen enkele inzetting mogen verwaarlozen.
Dit betekent niet dat de genade de wet te niet doet, doch wel dat ze toelaat de voorschriften van de wet uit te voeren zoals de profeten reeds geleerd hadden. Mozes zei wat ze moesten doen, de Here stelde hen in staat het te doen. Dit is het fundamentele verschil met gelijk welke godsdienst of "geestelijke" beweging, die misschien wel ten dele zegt wat goed is, en dus heel verleidelijk kan zijn, doch die Hem niet verkondigt, die ons de vereiste genade geeft om het goede te doen. Johannes zelf, volgens de getuigenis van de "vaderen der Kerk", heeft de inzettingen waargenomen tot op het einde van zijn leven.
Voetnoot [1] Zie HET GODDELIJK VOORNEMEN.
|