REEKS I Het Profetische Woord No 23.
EZECHIEL 40-48. B. B1 40:1-44:31 Het Huis.
B2 46:19-24 Het Huis.
40:2. Ezechiël wordt in de gezichten Gods gebracht in het land Israëls. Wat het land Israëls is zagen we reeds. We willen van een en ander evenwel iets herhalen. De term land-Israëls komt 3 maal in Ezechiël voor. 12 maal in het 0.T.. Het eerst in 1 Sam. 13:19, waaruit blijkt dat het het letterlijke grondgebied van Israël is. In Ez. vinden we de term in 27:17, 40:2 en 47:18, We nemen hem ook hier letterlijk. In het Land Israëls ziet Ezechiël op "een zeer hoge berg", "als een gebouw ener stad". Die zeer hoge berg is wel die van Jes. 2:2. Verder ziet hij een Huis, vs. 5. Dit heet in 45:4 het Heiligdom. Het is zowel Tempel 41:1 als Huis, 40:5. De best omschrijvende naam is wellicht "Tempelpaleis". Dit willen we nu beschrijven en dit bewerken, enigszins vrij en verkort naar gegevens uit de Companion Bible.
HET HEFOFFER.
HET HEILIGDOM. Daar binnen was de Binnenste Voorhof van 300 bij 300 meetrieten, dus: 990 bij 990 M., waarin de afgesneden plaats lag, 41:12-15, 42:1, 10, 13, en de Tempel, elk 100 meetrieten, zodat er een rechthoek was van 200 bij 100 meetrieten, d.i. 660 bij 330 M. In het midden van het Heiligdom stond het altaar, voor het Huis, 40:47. De Tempel zelf is het Paleis. In het midden van de afgesneden plaats staat het altaar, de Ariël, 12 el in het vierkant, 43:16. Het altaar is het middenpunt van het Heiligdom en niet het Huis of de Tempel, die er ten Westen van staat. De Tempel is het Paleis of de Residentieplaats van Messias. Met de bij het Heiligdom liggende stad verbonden gezien, spreekt de Heilige Schrift over de stad des Groten Konings, Mt. 5:35, Ps. 48:3. Daar zal Hij, de Heerlijkheid des Heren, van tijd tot tijd resideren om de zaken van de volken te beslechten. In Ez. 43:2-6 zien we de heerlijkheid des Heren, die volgens hfdst, 10:4, 18 en 11:23 tempel en stad verlaten heeft, het heiligdom weder binnenkomen door de Oostpoort 43:4 en 44:1. Deze zal dan gesloten worden en alleen nog gebruikt worden door de Vorst, 44:3, 46:1, 2, 12, wellicht de opgewekte David 37:24, 25. Van uit het Huis zullen wateren vlieten en zich in tweeën splitsen, langs de beken zal veel geboomte groeien aan beide zijden en zij zullen levenwekkend zijn, 47:1, 7, 8. Er zullen vissers staan en goede vangsten hebben, vs. 10. De vrucht is tot spijs en het blad tot heeling, vs. 12.
HET HEILIGDOM VAN EZECHIEL.
DE AFMETINGEN. Op de tweede schets is te zien, dat de bezitting van de stad ten Zuiden van het Heiligdom. ligt. In Ps. 48 heet het: "schoon van gelegenheid (d.i. schoon van verhevenheid) een vreugde van de ganse aarde is de berg Sion aan de zijden van het Noorden, de stad des Groten Konings", Ps. 48:3. Dat de "bezitting van de stad" parallel zal liggen met de zeer "grote vallei", die de Olijfberg zal scheiden en van oost naar west zal lopen, Zach. 14:4, 5, schijnt wel duidelijk. De stad van de Grote Koning zal daarom in een schitterende positie liggen aan de Noordzijde van deze grote vallei, schoon van verhevenheid. Zoals het oude Sion zich verhief, uit het Kedrondal, zal "Sion de stad onzes Gods" in majestueuze verhevenheid gezien worden, zich verheffende uit de noordzijde van de zeer grote vallei, waardoor de wateren zullen vlieten, die de woestijn zullen doen bloeien als een roos, 47:8 en Jes. 35. Men heeft hier tegenin gebracht, dat het grote Heiligdom niet in de juiste verhouding zal staan t.o.v. het land Kanaän. Men gaat daarbij uit van de grenzen van het tegenwoordige land en dat is onjuist. Als men dat verdeelt onder de 12 stammen, zoals vele kaarten dat doen, dan beslaat het Heiligdom 1/5 deel er van. En dit is zeker buiten de goede proportie. Deze opvatting is echter geheel onjuist. We wezen er reeds op, dat in Gen. 15 iets anders beloofd is dan men meestal leert. De rivier van Egypte is niet de Sihor, maar de Nijl. Als we die grenzen aannemen, Nijl-Eufraat dus en Grote zee (Middellandse Zee) tot de Oostzee, 47:18, wat wellicht de Perzische Golf is, terwijl de "inham van Egypte" te dien dage geslagen zal worden, Jes. 11:15, dan krijgen we een zo grote uitbreiding dat alle bezwaar vervalt. Dan zijn daarbij ingesloten de Arabische en Syrische woestijnen en de vlakten van Babel. Een schoon vaderland, waardig bezeten te worden door een machtig volk, Micha 4:7. Het overblijfsel moge dan in 't eerst stukken verkrijgen aan weerszijden van het Heiligdom, maar het bezit zal zich gaandeweg uitbreiden en ten deel vallen aan de rechtvaardigen, die het "aardrijk" zullen beërven. Ook zij, die in Gosen in geloof gestorven zijn en nimmer in enig stamgebied ingedeeld werden, beërven dan het land van hun vijanden. Zij, die in de woestijn gevallen zijn en vergeving van zonde verkregen, staan op in die woestijn en krijgen hun bezitting. De stroken mogen dan voor het overblijfsel zijn, Israël wordt door de Here verlost met een eeuwige verlossing (Hebr. verlossing van de eeuwen.) De Here voorziet in het steeds groter wordende Israël door thans nog woeste en ongekultiveerde landstreken. Er moge ook hier rangorde in heerlijkheid en nabijheid zijn, vele eersten mogen de laatsten wezen, maar God zal Zijn woord vervullen: Aan U en Uwen zade, zal Ik al dit land geven tot in eeuwigheid. En meer dan dat. Niet alleen tot in de toekomende eeuw, maar ook tot in nog verdere tijden want Luk. 1:31-33 zegt:
De Here zal meer geven dan Hij beloofd heeft, Hij is een verrassend God, die de goede wijn tot het laatst bewaart. De Heilige Israëls zal groot zijn in het midden van Sion, zie Jes. 12:4-6.
HET GANSE HEFOFFER VAN EZECHIEL 48:20
Totale lengte: 25000 meetrieten = ± 82½ KM.
Het ganse Hefoffer is in drieën verdeeld, voor de Levieten, voor de Priesters, voor Vorst en Volk van de Stad. Het deel van de Priesters bevat "Het Heiligdom". Het derde deel bevat twee deelen voor de Vorst, een deel voor de Stad (dat onheilig zal zijn 48:15) en twee ter bebouwing voor hen, die de Stad dienen 48:18. De Stad krijgt dus een oppervlakte ongeveer zoo groot als de afstand: Den Haag-Leiden en Den Haag-halfweg Gouda in het vierkant. Alles is dus groots. Het kan ook niet anders: "DE Here IS ALDAAR"
HEILIGE WERKELIJKHEID. 44:5-17
Wij vragen of men dit vergeestelijken kan en zo ja, hoe dan. Men make er zich niet met enkele algemeenheden af, maar legge in finesses, tot in onderdelen alles "geestelijk" uit. Het geestelijke is evenzeer aan wetten gebonden als het natuurlijke. Men lere ons die dingen naar vaste wetten te "vergeestelijken". Men verklare ook, wat die geestelijke spijs-, zond-, schuld-, brand- en dankoffers zijn van Ez. 42:13, 43:18, 27. Wie "geestelijke" zond- en schuldoffers brengt, houdt dus toch ook nog een slachtoffer over voor de zonde!
ONVERVULD.
WAT ER NIET IS.
DE WATEREN UIT HET HUIS.
HERSTEL VAN LAND, STAMMEN EN STAD. In 48:1-29 vinden we de Stammen met hun erfdelen, in 48:30-35, de Stad met zijn 12 poorten. De naam er van zal zijn: "Jehovah-Shammah", d.i.: De Here is aldaar. We vragen nogmaals. Moet dit vergeestelijkt worden? Zo ja, hoe dan? Zo neen, wanneer is dit dan letterlijk vervuld? Waarom is de letterlijke vervulling buitengesloten? Men zal er ons op wijzen, dat men, als men Ez. 40-47 letterlijk neemt, moet komen tot het herstel van de ceremoniën en dat er geen herstel van de ceremoniën plaats vindt, omdat Hebr. 10:18 zegt, dat waar vergeving is er geen offerande voor de zonde meer overblijft. Kunnen er daarom geen offers gebracht worden, die terugwijzen op het offer? Er staat: geen offer meer betreffende de zonde. Waren de O.T. offers dan wel voor de zonde, of waren het alleen afschaduwingen van het offer. En kunnen de latere offers dat ook niet zijn? Verder staat er: Geen offer meer voor de zonDE, d.i. de wortel van het kwaad. Dit laat ruimte voor offers voor zonDEN, schuld en zondoffers en brand-, spijs- en dankoffers, die ook zonder zonde kunnen gebracht worden als uitdrukking van algehele toewijding, van naderen tot God. (Zie Dl III Veelvuldige wijsheid). In geen geval wrikke men door een tekst, die heel wel een andere verklaring toelaat, heel de vastheid van de Schrift weg, door van geestelijke vervulling te spreken. Er staat geschreven. Laat ons aanvaarden zoals het er staat, God licht vragend over 't onbegrepene. Maar niet het onbegrepene "begrijpelijk" maken door het "ongrijpbaar" te maken, d.i. er iets van te maken. Alle Gods woord staat: "in der eeuwigheid". Ook Zijn woord, dat Hij aan Ezechiël gegeven heeft.
|