Deel II
No 11
7 Juni 1930

REEKS I

Het Profetische Woord

No 23.

EZECHIEL 40-48.
Ten slotte Ez. 40-48, De struktuur is:

B. B1 40:1-44:31 Het Huis.

C1 45:1-4618 Het Land.

     B2 46:19-24 Het Huis.

C2 47:1-48:35 Het Land.


40:2. Ezechiël wordt in de gezichten Gods gebracht in het land Israëls. Wat het land Israëls is zagen we reeds. We willen van een en ander evenwel iets herhalen. De term land-Israëls komt 3 maal in Ezechiël voor. 12 maal in het 0.T.. Het eerst in 1 Sam. 13:19, waaruit blijkt dat het het letterlijke grondgebied van Israël is. In Ez. vinden we de term in 27:17, 40:2 en 47:18, We nemen hem ook hier letterlijk.

In het Land Israëls ziet Ezechiël op "een zeer hoge berg", "als een gebouw ener stad". Die zeer hoge berg is wel die van Jes. 2:2. Verder ziet hij een Huis, vs. 5. Dit heet in 45:4 het Heiligdom. Het is zowel Tempel 41:1 als Huis, 40:5. De best omschrijvende naam is wellicht "Tempelpaleis". Dit willen we nu beschrijven en dit bewerken, enigszins vrij en verkort naar gegevens uit de Companion Bible.

HET HEFOFFER.
Als het land opnieuw ten erve valt aan Israël, zal aan de Here een hefoffer geofferd worden, tot een heilige plaats, 45:1. De lengte zal zijn 25000 meetrieten en de breedte 10000. Dat is een zeer grote oppervlakte. Een meetriet toch had een lengte van 6 ellen. In Ezechiëls gezicht was het de (gewone) el en een handbreed, de (gewone) el rekende men op 6 handbreedten, zodat de el in Ezechiëls gezicht 7 handbreedten had. De juiste lengte van de Hebreeuwse maten is niet precies bekend, maar wel ongeveer. De el stelt men op ± 47 cm. Een meetriet bij Ezechiël is dus 6 el + 6 handbreedten 7 el = 3,29 M. Stellen we dit gemakshalve op 3,30 M. daar de el iets meer was dan 47 cm. (47,09 cm.) (Sommigen stellen ze op 45, anderen op 49,95 cm.). Het hefoffer voor de heilige plaats is dus: 25000 x 3,30 M. = 82500 M. = 82½ KM. en de breedte 10.000 x 3,30 M. = 33.000 M. = 33 KM., dat is een gebied lang ongeveer van Rotterdam naar Amsterdam, en breed ongeveer van Den Haag tot Gouda. Dat is het gebied voor Priesters en Levieten.

HET HEILIGDOM.
In dat gebied nu komt het Heiligdom te liggen. Dat bestaat uit een buitenruimte van 500 bij 500 meetrieten, dat is 1650 bij 1650 M., Ez. 45:2. In de vier hoeken daarvan zijn voorhofjes met schoorstenen, afmetingen 40 bij 30 el. Daar zijn keukens, waar het slachtoffer des Volks gekookt moet worden door de dienaren des Heren 46:22-24, (Zie de schets). In de muur rondom deze buitenste Voorhof zijn 3 poorten, de Oost-, Zuid- en Noordpoort, 40:6, 40:24, 40:35, met kamertjes, 40:7, 29, 36.

Daar binnen was de Binnenste Voorhof van 300 bij 300 meetrieten, dus: 990 bij 990 M., waarin de afgesneden plaats lag, 41:12-15, 42:1, 10, 13, en de Tempel, elk 100 meetrieten, zodat er een rechthoek was van 200 bij 100 meetrieten, d.i. 660 bij 330 M.

In het midden van het Heiligdom stond het altaar, voor het Huis, 40:47. De Tempel zelf is het Paleis. In het midden van de afgesneden plaats staat het altaar, de Ariël, 12 el in het vierkant, 43:16. Het altaar is het middenpunt van het Heiligdom en niet het Huis of de Tempel, die er ten Westen van staat. De Tempel is het Paleis of de Residentieplaats van Messias. Met de bij het Heiligdom liggende stad verbonden gezien, spreekt de Heilige Schrift over de stad des Groten Konings, Mt. 5:35, Ps. 48:3. Daar zal Hij, de Heerlijkheid des Heren, van tijd tot tijd resideren om de zaken van de volken te beslechten.

In Ez. 43:2-6 zien we de heerlijkheid des Heren, die volgens hfdst, 10:4, 18 en 11:23 tempel en stad verlaten heeft, het heiligdom weder binnenkomen door de Oostpoort 43:4 en 44:1. Deze zal dan gesloten worden en alleen nog gebruikt worden door de Vorst, 44:3, 46:1, 2, 12, wellicht de opgewekte David 37:24, 25.

Van uit het Huis zullen wateren vlieten en zich in tweeën splitsen, langs de beken zal veel geboomte groeien aan beide zijden en zij zullen levenwekkend zijn, 47:1, 7, 8. Er zullen vissers staan en goede vangsten hebben, vs. 10. De vrucht is tot spijs en het blad tot heeling, vs. 12.

HET HEILIGDOM VAN EZECHIEL.

Het Heiligdom van Ezechiel


DE AFMETINGEN.
Een enkel woord is nodig over de afmetingen van het Heiligdom. Men heeft deze onmogelijk geacht of men meende, dat ze in geen meetrieten, maar in ellen waren uitgedrukt. Dat dit niet op gaat blijkt uit 48:15, 16, waar de maten van de stad worden opgegeven met de voorsteden. Deze zijn 4500 + 2 x 250, Neemt men dit nu als ellen, dan krijgen we als stad des groten Konings: 5.000 el = ± 2350 M. in het vierkant, Dat is niet de indrukwekkende stad, die de Koningen in Ps. 48 verbaasd doet staan, verschrikt en doet vluchten, vs. 5-7. Nemen we daarentegen 5.000 meetrieten, dan wordt dit 16.500 M. in het vierkant d.i. 16.5 KM. wat een meer passende afmeting kan heten voor de stad van de Grote Koning en de hoofdstad van de wereld. Maar dan zijn die 25.000 en 10.000 ook meetrieten en dus respektievelijk: 82½ en 33 KM.

Op de tweede schets is te zien, dat de bezitting van de stad ten Zuiden van het Heiligdom. ligt. In Ps. 48 heet het: "schoon van gelegenheid (d.i. schoon van verhevenheid) een vreugde van de ganse aarde is de berg Sion aan de zijden van het Noorden, de stad des Groten Konings", Ps. 48:3.

Dat de "bezitting van de stad" parallel zal liggen met de zeer "grote vallei", die de Olijfberg zal scheiden en van oost naar west zal lopen, Zach. 14:4, 5, schijnt wel duidelijk. De stad van de Grote Koning zal daarom in een schitterende positie liggen aan de Noordzijde van deze grote vallei, schoon van verhevenheid. Zoals het oude Sion zich verhief, uit het Kedrondal, zal "Sion de stad onzes Gods" in majestueuze verhevenheid gezien worden, zich verheffende uit de noordzijde van de zeer grote vallei, waardoor de wateren zullen vlieten, die de woestijn zullen doen bloeien als een roos, 47:8 en Jes. 35.

Men heeft hier tegenin gebracht, dat het grote Heiligdom niet in de juiste verhouding zal staan t.o.v. het land Kanaän. Men gaat daarbij uit van de grenzen van het tegenwoordige land en dat is onjuist.

Als men dat verdeelt onder de 12 stammen, zoals vele kaarten dat doen, dan beslaat het Heiligdom 1/5 deel er van. En dit is zeker buiten de goede proportie.

Deze opvatting is echter geheel onjuist. We wezen er reeds op, dat in Gen. 15 iets anders beloofd is dan men meestal leert. De rivier van Egypte is niet de Sihor, maar de Nijl. Als we die grenzen aannemen, Nijl-Eufraat dus en Grote zee (Middellandse Zee) tot de Oostzee, 47:18, wat wellicht de Perzische Golf is, terwijl de "inham van Egypte" te dien dage geslagen zal worden, Jes. 11:15, dan krijgen we een zo grote uitbreiding dat alle bezwaar vervalt. Dan zijn daarbij ingesloten de Arabische en Syrische woestijnen en de vlakten van Babel. Een schoon vaderland, waardig bezeten te worden door een machtig volk, Micha 4:7. Het overblijfsel moge dan in 't eerst stukken verkrijgen aan weerszijden van het Heiligdom, maar het bezit zal zich gaandeweg uitbreiden en ten deel vallen aan de rechtvaardigen, die het "aardrijk" zullen beërven.

Ook zij, die in Gosen in geloof gestorven zijn en nimmer in enig stamgebied ingedeeld werden, beërven dan het land van hun vijanden. Zij, die in de woestijn gevallen zijn en vergeving van zonde verkregen, staan op in die woestijn en krijgen hun bezitting. De stroken mogen dan voor het overblijfsel zijn, Israël wordt door de Here verlost met een eeuwige verlossing (Hebr. verlossing van de eeuwen.) De Here voorziet in het steeds groter wordende Israël door thans nog woeste en ongekultiveerde landstreken. Er moge ook hier rangorde in heerlijkheid en nabijheid zijn, vele eersten mogen de laatsten wezen, maar God zal Zijn woord vervullen: Aan U en Uwen zade, zal Ik al dit land geven tot in eeuwigheid. En meer dan dat. Niet alleen tot in de toekomende eeuw, maar ook tot in nog verdere tijden want Luk. 1:31-33 zegt:

Deze zal groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden en God zal Hem den troon Zijns vaders Davids geven en Hij zal over het Huis Jakobs Koning zijn in de aionen (Gr. grondtekst) d.i. eeuwen ( toekomende eeuwen) en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn.

De Here zal meer geven dan Hij beloofd heeft, Hij is een verrassend God, die de goede wijn tot het laatst bewaart. De Heilige Israëls zal groot zijn in het midden van Sion, zie Jes. 12:4-6.

HET GANSE HEFOFFER VAN EZECHIEL 48:20

Afmetingen van het Heiligdom van Ezechiel

Totale lengte: 25000 meetrieten = ± 82½ KM.

Het ganse Hefoffer is in drieën verdeeld, voor de Levieten, voor de Priesters, voor Vorst en Volk van de Stad. Het deel van de Priesters bevat "Het Heiligdom". Het derde deel bevat twee deelen voor de Vorst, een deel voor de Stad (dat onheilig zal zijn 48:15) en twee ter bebouwing voor hen, die de Stad dienen 48:18. De Stad krijgt dus een oppervlakte ongeveer zoo groot als de afstand: Den Haag-Leiden en Den Haag-halfweg Gouda in het vierkant.

Alles is dus groots. Het kan ook niet anders:

"DE Here IS ALDAAR"
(Ez. 48:35.)



HEILIGE WERKELIJKHEID.
Is dit alles te vergeestelijken? Zijn het "fantastische figuren van de profetenstijl", is het "oosterse inkleding", van hemelse heerlijkheid? Laat ons eens lezen:

44:5-17

... Menschenkind... zeg tot die weerspannigen, tot het Huis Israëls: Zó zegt de Here: Het is teveel voor ulieden vanwege al uw gruwelen, o Huis Israëls dewijl gij vreemden hebt ingebracht, onbesnedenen van hart en onbesnedenen van vleesch om in Mijn Heiligdom te zijn om dat te ontheiligen, (te weten) Mijn Huis, als gij Mijn brood, het vet en het bloed offerdet en zij Mijn Verbond verbraken, nevens al uw gruwelen. En gij hebt de wacht van Mijn heilige dingen niet waargenomen...

Alzó zegt de Here: Geen vreemde, onbesneden van hart en onbesneden van vlees, zal in Mijn Heiligdom ingaan van enigen vreemde, die in het midden van de Kinderen Israëls is. Maar de Levieten, die verre van Mij geweken zijn als Israël ging dolen, die van Mij zijn afgedwaald, hun drekgoden achterna, zullen wel hun ongerechtigheid dragen. Nochtans zullen zij in Mijn Heiligdom bedienaars zijn in de ambten aan de poort des Huizes en zij zullen het Huis bedienen, zij zullen het brandoffer en het slachtoffer voor het volk slachten en zij zullen voor hun aangezicht staan om te dienen. Omdat zij gediend hebben voor hun drekgoden en het Huis Israël tot een aanstoot van de ongerechtigheid geweest zijn, daarom heb Ik Mijn hand tegen hen opgeheven... dat zij hun ongerechtigheid zullen dragen. En zij zullen tot Mij niet naderen om Mij het priesterambt te bedienen en om te naderen tot al Mijn Heilige dingen, tot de allerheiligste dingen (Hebr. tot de heiligen der heiligen) (zo ook 42:13), maar zij zullen hun schande dragen en hun gruwelen die zij gedaan hebben. Daarom zal Ik ze stellen tot wachters van de wacht des Huizes, aan al zijn dienst en aan alles, wat daarin zal gedaan worden. Maar de Levietische Priesters, de Kinderen Zadoks, die de wacht Mijns Heiligdoms hebben waargenomen als de Kinderen Israëls van Mij afdwaalden, die zullen tot Mij naderen om Mij te dienen en zullen voor Mijn aangezicht staan om Mij het vet en het bloed te offeren, spreekt de Here Here...

En het zal geschieden, als zij tot de poorten des binnensten voorhof zullen ingaan, dat zij hun klederen zullen aantrekken... Men leze verder vs. 18-31.

Wij vragen of men dit vergeestelijken kan en zo ja, hoe dan. Men make er zich niet met enkele algemeenheden af, maar legge in finesses, tot in onderdelen alles "geestelijk" uit. Het geestelijke is evenzeer aan wetten gebonden als het natuurlijke. Men lere ons die dingen naar vaste wetten te "vergeestelijken". Men verklare ook, wat die geestelijke spijs-, zond-, schuld-, brand- en dankoffers zijn van Ez. 42:13, 43:18, 27. Wie "geestelijke" zond- en schuldoffers brengt, houdt dus toch ook nog een slachtoffer over voor de zonde!

ONVERVULD.
Ezechiël 40-47 is voor ons in elk opzicht onvervuld gebleven. In het verleden is er nimmer zulk een tempel geweest, thans is hij er ook niet. Hij is ook niet bestaanbaar in de hemel, want daar offeren toch geen Levietische priesters niet waar. Blijft dus alleen over, dat die tempel er eenmaal zal komen. En wel in het land Israël.

WAT ER NIET IS.
Men lette er op, dat er veel gemist wordt, wat vroeger in tabernakel en tempel gezien werd. In deze tempel is geen ark. Die zal niet meer gemaakt worden. Zie Jer. 3:16. Daar is geen wierookvat, geen wierookaltaar, geen kandelaar, geen tafel der toonbrooden, geen voorhang, geen wasvat.

DE WATEREN UIT HET HUIS.
In Ez. 47 zien we wateren van onder de dorpel des Huizes komen en naar het oosten vlieten. Ook hier maakt men een geestelijke stroom van, een verzinken in Gods heerlijkheid en genade. Eerst raakt die tot de enkelen, dan tot de knieën, dan wordt hij ondoorwaadbaar vs. 3-6. We vragen echter verder te lezen. Aan de oever van de beek is veel geboomte, vs. 7. Die wateren vlieten af naar het voorste Galilea. De Engelse vertaling heeft hier: naar het oostelijk land. Hebr.: het oosterse gelilah, d.i. een afgerond grensland. In Joz. 13:2. 22:10, 11 en Joël 3:4 vinden we hetzelfde woord. Daar is het vertaald door "grenzen". Verder komt het woord niet voor. De St. V. is hier gebrekkig. De wateren vloeien in de zee. Die zee blijkt de Dode zee te zijn, want daaraan lag Engedi en Eneglaim, vs. 10. Die Dode zee, waar thans geen vis in kan leven, zal zeer rijk zijn aan vis, vs. 10, hoewel niet overal het leven weerkeert, vs. 11. Aan de beek zullen aan beide oevers allerlei spijsgeboomte opgaan, van maand tot maand vrucht dragend. Deze zal zijn tot spijs, zijn blad tot heeling vs. 12. Wij vragen, hoe men een en ander moet vergeestelijken.

HERSTEL VAN LAND, STAMMEN EN STAD.
In Ez. 47:13-48:35 vinden we het herstel behandeld van het Land, waarvan de grenzen gegeven worden, die nog niet het gehele land Kanaän beslaan, wijl de zuidgrens reikt tot "de beek", d.i. niet de rivier van Egypte, terwijl de noordgrens evenmin raakt tot de Eufraat. God zal de grenzen dus later verder uitbreiden, overeenkomstig de belofte van Gen. 15.

In 48:1-29 vinden we de Stammen met hun erfdelen, in 48:30-35, de Stad met zijn 12 poorten. De naam er van zal zijn: "Jehovah-Shammah", d.i.: De Here is aldaar.

We vragen nogmaals. Moet dit vergeestelijkt worden? Zo ja, hoe dan? Zo neen, wanneer is dit dan letterlijk vervuld? Waarom is de letterlijke vervulling buitengesloten?

Men zal er ons op wijzen, dat men, als men Ez. 40-47 letterlijk neemt, moet komen tot het herstel van de ceremoniën en dat er geen herstel van de ceremoniën plaats vindt, omdat Hebr. 10:18 zegt, dat waar vergeving is er geen offerande voor de zonde meer overblijft. Kunnen er daarom geen offers gebracht worden, die terugwijzen op het offer? Er staat: geen offer meer betreffende de zonde. Waren de O.T. offers dan wel voor de zonde, of waren het alleen afschaduwingen van het offer. En kunnen de latere offers dat ook niet zijn? Verder staat er: Geen offer meer voor de zonDE, d.i. de wortel van het kwaad. Dit laat ruimte voor offers voor zonDEN, schuld en zondoffers en brand-, spijs- en dankoffers, die ook zonder zonde kunnen gebracht worden als uitdrukking van algehele toewijding, van naderen tot God. (Zie Dl III Veelvuldige wijsheid). In geen geval wrikke men door een tekst, die heel wel een andere verklaring toelaat, heel de vastheid van de Schrift weg, door van geestelijke vervulling te spreken. Er staat geschreven. Laat ons aanvaarden zoals het er staat, God licht vragend over 't onbegrepene. Maar niet het onbegrepene "begrijpelijk" maken door het "ongrijpbaar" te maken, d.i. er iets van te maken. Alle Gods woord staat: "in der eeuwigheid". Ook Zijn woord, dat Hij aan Ezechiël gegeven heeft.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden