REEKS I Het Profetische Woord No 19. 4. JEREMIA INLEIDING. Jeremia's profetieën staan niet in tijdsvolgorde. We geven een proeve van rangschikking, na opgemerkt te hebben, dat hij begon op te treden in het 13e jaar van Josia, en verder profeteerde onder Jojakim, Sallum, Jojachin, Zedekia en daarna. Zo krijgen we (mogelijk):
Jeremia's profetieën kondigen verwoesting aan van Tempel en Land, vermanen tot berouw en bekering, beloven vergiffenis en terugkeer en troosten de Godvruchtigen door vernieuwde verzekering van de komst van Messias en het volle herstel van Israël. Telkens (51 maal) vinden we de uitspraak: "Het woord des Heren geschiedde", of: "Voorts zeide de Here tot mij", of een dergelijke uitspraak, bewijs van de hoorbare inspiratie Gods. De struktuur is als volgt:
A1 1:1-3 Inleiding.
A2 52:1-34 Besluit.
JER. 3, 23. Jer. 3:17 en 18 "Te dier tijd (n.l. als de Here aan zal nemen zie vs. 4 en herders zal geven vs. 15) zullen zij Jeruzalem noemen: des Heren troon en alle Heidenen zullen tot hetzelve vergaderd worden. In die dagen zal het Huis Juda gaan tot het Huis Israëls en zij zullen te zamen komen uit het land van het Noorden in het land dat Ik uw vaderen ten erve gegeven heb.". Zie ook 12:15-17. Jer. 23:5 en 6: "Ziet de dagen komen, spreekt de Here, dat Ik David een rechtvaardigen Spruit zal verwekken; Die zal Koning zijnde, regeren en voorspoedig zijn en recht en gerechtigheid doen op aarde." De rechtvaardige Spruit is vanzelf Christus. Deze is thans nog geen Koning op de aarde. Dat wordt Hij eerst in de toekomst, zie Openb. 11:15. Daar eerst worden de Koninkrijken van de wereld des Heren en van Zijn Christus. Eerst dan kan Jer. 23:6 dus vervuld worden: "In Zijn dagen (n.l. als Hij Koning is), zal Juda. verlost worden en Israël zeker wonen en dit zal Zijn Naam zijn, waarmee men Hem noemen zal: "De Here (d.i. Jehovah) onze gerechtigheid. Zover is Israël nog lang niet, Het erkent de Here Jezus nog niet eens als Profeet, laat staan als Koning. En verre is het in Hem de Here te zien, de Jehovah van de oude dag. Ook hier hebben we weer de open tijdsruimte, de blankotijd. Eerst als die voorbij is, gevuld met andere daden des Heren, eerst dan kan Jer. 23:7 en 8 worden vervuld: "Daarom, zie de dagen komen; spreekt de Here, dat zij niet meer zullen zeggen: Zo waarachtig als de Here leeft, die de Kinderen Israëls uit Egypteland heeft opgevoerd, maar: Zo waarachtig als de Here leeft, Die het zaad van het Huis Israëls heeft opgevoerd en die het aangebracht heeft uit het land van het Noorden en uit alle de landen, waarhenen Ik ze gedreven had, want ze zullen wonen in hun land." Ook deze tekst spreekt over Israëls toekomstig herstel. God zal Israël weer in hun land zetten.
JER. 30 en 31.
A B1 30:1-17 Het boek.
B2 31:2-26 Het gericht.
30:3
Dit woord is niet vervuld bij de terugkeer uit de Ballingschap. Israël en Juda zijn niet teruggekeerd, noch is het land erfelijk bezeten. 30:7
Dit is de dag van de grote verdrukking, waarop ook Christus het oog heeft in Mt. 24:21. 30:8 en 9
We geloven dat Koning David letterlijk Koning David betekent. Is deze al verwekt, d. i. opgewekt uit de slaap des doods? David is niet opgevaren, zegt Hand: 2:34, hij is gestorven en begraven, 2:29, en zijn graf was tot op Petrus' dagen onder Israël, d. w. z. hij was nog niet opgestaan. God belooft echter David te verwekken, d.i. op te wekken uit de doden. Hij zal onder de Here Koning van Israël worden, Ez. 34:24, 37:24, Hos. 3:5, De Reformatie heeft hier Christus van gemaakt. Dit nu kan niet, want Israël zal dienen Jehovah hun God, dat is Christus, en David hun koning. Is dat dan ook Christus? 30:18.
Men zou kunnen menen dat de stad in Nehemia's tijd herbouwd is. Waar is dan het herbouwde paleis? Nimmer is Salomo's paleis herbouwd. Uit Ez. 40-47 blijkt wat bedoeld wordt, n.l. het Tempelpaleis van de Here der Heerscharen. (Zie aldaar). 31:1
Wat de geslachten Israëls zijn leert ons Ex. 22:21. De oudsten van Israël moesten de huisgezinnen, zelfde woord als Jer. 31:1, iets gebieden. In de Engelsche Bijbel staat: familiën; in Ex, 6:13 enz. is sprake van huisgezinnen van Ruben enz. Het woord betekent een bloedverwante groep. Geslachten Israëls zegt dus veel meer dan stammen Israëls. Het betekent al de familiën uit Jakobs zonen voortgesproten. Kan dit de "Kerk" zijn, waarin geen man of vrouw is, wat bij geslachten juist verondersteld wordt? Jerem. 31 is het schoonste hoofdstuk over Israëls herstel bij deze profeet, aangezien het duidelijk naar voren brengt op welke grond dit berust, n.l. op het Verbond des Heren. 31:23 en 24.
31:27 en 28.
Deze profetieën zijn niet vervuld in de N.T. Gemeente. Dat is licht te bewijzen uit Jeremia zelf. Wat is het Huis Israëls? Deze uitdrukking komt 20 x voor in Jeremia: n.l. 2:4: "Hoort des Heren woord gij Huis Jakobs en alle geslachten van het Huis Israëls." Deze tekst heeft betrekking op Israël, zie vs. 5. Wil de uitlegging van Jeremia zich zelf nu gelijk blijven, dan moet men de andere uitdrukkingen "Huis Israëls" ook voor Israël nemen. Welke uitlegging konden anders de Joden er aan geven. Zie verder: 2:26; 3:18, 20; 5:11, 15; 9:26; 10:1; 11:10, 17; 13:11; 18:6, 6; 23:8; 31:27, 31, 33; 33:14, 17. Het Huis Israëls is het huis Israëls, niets anders. God blijft Zichzelf ook in Zijn Woord gelijk. Men kan toch niet de straf aan het huis Israëls, de uit Jakob's zonen geboren geslachten, geven, en zichzelf de zegen toeëigenen? Wie het laatste doet, doe ook het eerste. M. a. w. wie onder de zegen van Israël wil komen, kome ook onder zijn oordeel. De term "Huis Juda" komt 10 x voor in Jeremia, n. 1.: 3:18; 5:11; 11:10, 17; 12:14; 13:11; 31:27, 31; 33:14; 36:3. Als 5:11 zegt: "Want het Huis Israëls en het Huis Juda hebben trouwelooslijk tegen Mij gehandeld" en 31:27 spreekt van een zegening van het Huis Israëls en van Juda, dan betreft dat hetzelfde Huis Israëls en Juda, al kunnen het andere personen zijn. Het Huis Juda betekent: "Afstammelingen uit Juda", niet Nederlanders, Duitsers, Engelsen, Fransen, enz. Men leze al die teksten en passe bij alle de uitlegkundige regel toe, die we aangaven. De Heilige Schrift moet de Schrift uitleggen, we hebben slechts consequent te volgen. Het wanneer moeten we aan God overlaten. Israël en Juda vormen het gehele Israëlietische volk. Verder: Aangenomen, dat we deze profetie moeten vergeestelijken, wat is dan te verstaan onder het zaad van beesten? Dan: De Here zegt, dat het bouwen en planten zal zijn GELIJK het uitrukken en afbreken. Hierin ligt onweersprekelijk aangegeven, dat beide dingen Israël en Juda gelden. 31:31-34.
Hier wordt herinnerd aan het eerste verbond, dat van Sinaï. Is met de "Kerk" soms een eerste verbond gemaakt? Heeft de "Kerk" dat verbroken? Zo ja, wanneer? Van Israël weten we beslist het tijdstip, het was bij het maken van het gouden kalf. Waar met Israël het eerste verbond gemaakt is, zal ook met dat volk het nieuwe verbond gesloten worden. In Ex. 24 lezen we van de verbondssluiting van het eerste. Het bloed werd gesprenkeld op het boek des Verbonds en het Volk, zie 24:6-8. De geslachte dieren waren de verhondmakers. Het Nieuwe Verbond is ook reeds door het Verbondsoffer Christus bezegeld. Hij was de verbondsmaker (in Hebr. 9 is dat woord onjuist vertaald door: testamentmaker, men leze overal, waar in het N.T. "testament" staat: "verbond" Dat verbond moet evenwel nog voleindigd worden, d.i. uitgewerkt. Dat staat althans in Hebr. 8:8 ". . Zie de dagen komen spreekt de Here, en Ik zal over het Huis Israëls en over het Huis Juda een nieuw verbond voleindigen. Gr.: sunteleoo. Dit woord staat in het N.T. in Mt. 7:28: Als Jezus deze woorden geëindigd had; Mk. 13:4 ... wanneer deze dingen alle voleindigd zullen worden; Lk. 4:2 ... als dezelve (n.l. de 40 dagen van het vasten) geëindigd waren; Lk. 4:13 ... en als de duivel alle verzoeking voleindigd had; Hand. 21:27 ... Als nu de zeven dagen zouden voleindigd worden; Rom. 9:28 ... Want Hij voleindt een zaak... ; en dan in Hebr.8:8. Men leze overal voleindigen of voleinden. Het Nieuwe Verbond is gesloten, het bloed er voor is vergoten (zie Mt. 25:28; Mk. 14:24; Lk. 22:20 en 1 Cor. 11:25, men leze hier overal verbond) maar voleind is het nog niet. Dat moet nog geschieden in de toekomende aioon d.i. eeuw, waarin Christus als Hogepriester voor Israël zal optreden, na eerst met Zijn eigen bloed te zijn ingegaan, Hebr. 7:17; Ps. 110:1; Hebr. 9:24-28; 9:11 en 12 e. a. Op grond van het bloed van het Nieuwe Verbond, bij Christus' lijden en kruisdood vergoten, zal de Here Israël andermaal aannemen. In het Nieuwe Verbond kennen allen de Here, van de kleinste tot de grootste. Men neme ook dit letterlijk en versta hieronder de oude en de jonge Israëliet. Men heeft dit woord toegepast op de tegenwoordige bedeling en gemeend, dat we thans in het N.V. leven. Hoeverre zijn we echter af van deze toestand. De kinderen van de gelovigen kennen niet alle de Here, vele komen tot volslagen ongeloof. We leven niet in de bedeling, waarvan staat, dat niemand zijn naaste meer leert. Heel de gelovige Christenheid leert zijn naaste en bewijst zo doende juist dat men onder een andere bedeling leeft, niet onder het N.V. Dat de individuele gelovige wel bij toepassing door een woord van het N.V. getroost kan worden, geloven we. Maar finaal geldt het Israël. De Here bekrachtigt dit verbond met een eed. Vs. 35 en 36.
Het kan schier niet sterker. Israël is niet verworpen, zegt de Here om alles wat zij gedaan hebben. En toch zegt en leert men het en weerspreekt de Schrift. Gods roeping en verkiezing zijn onberouwelijk.
|