REEKS I Het Profetische Woord No 17.
JES. 14-27. Volgens de voorspelling van den Here Jezus is dat toekomst, Mt. 24:29. Ook volgens Petrus' woord in Hand. 2. Als we die zon en die maan letterlijk opnemen (en niet doen zoals velen thans doen in onze dagen: er systemen in zien), dan moeten we, om ons zelf in het verband gelijk te blijven, de berg Sion ook letterlijk nemen en Jeruzalem ook. Waarom toch zou dat in eens figuurlijk de "Kerk" zijn? En waar vs. 23a toekomstig is, is vs. 23b het ook. De Here zal letterlijk op de letterlijke berg Sion regeren (dus daar een paleis hebben) en voor Zijn oudsten (uit Israël) zal heerlijkheid zijn. En dan zal ook 25:6-9 vervuld worden: "En de Here der heerscharen zal op dezen berg (op Sion) alle volken een vetten maaltijd maken... en Hij zal op dezen berg verslinden het omwindsel des aangezichts, waarmede alle volken (dus ook de z.g. Christelijke naties) omwonden zijn en het bedeksel, waarmede alle natiën bedekt zijn. Hij zal den dood verslinden tot overwinning en de Here Here zal de tranen van alle aangezichten afwissen en Hij zal de smaadheid Zijns volks (d.i. Israël) van de ganse aarde wegnemen, want de Here heeft het gesproken."
Ook hier houden we ons aan de letter. De 10 stammen die in Assur verloren zijn en de weggedrevenen in Egypte zullen eenmaal wederkeren. Maar daartoe zal eerst de bazuin moeten weerklinken. Dat de bazuin nog niet geblazen is, bewijst de Here Jezus, Mt. 24:31: "En Hij zal Zijn Engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeen vergaderen uit de vier winden van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste derzelve", Men ziet dat het "te dien dage" toekomstig is t.o.v. onze bedeling.
JES. 28-35. D2 (28:1-35:10) nader ontleed geeft:
28:5
29:18-20, 22
Zie voorts 30:18-26, Een schoon gedeelte. Ook 32:1-4. 35:10
Dit zijn alle profetieën tot Juda en Jeruzalem gesproken en tot de overgeblevenen in Israël. Zij zullen ook voor hen vervuld worden.
JES. 36-39. C2 (36:1-39:8) nader ontleed geeft: U1 V1 36:1-37:13, De Koning van Assyriër. Zijn eis om Jeruzalem over te geven.
U2 V2 38:1. "De Koning der Verschrikking". Zijn eis om Hiskia's leven over te geven.
U3 V3 39:1. De Koning van Babel. Zijn brieven en geschenk.
JES. 40-66. De Hoge Kritiek ontkent Jesaja's auteurschap van dit deel. Hiermee geeft ze bewijs Gods bedelingen niet te verstaan. Jesaja heeft vele jaren moeten zwijgen, zinnebeeld van Israëls zwijgen en uitgerukt zijn. Eerst in later jaren gaat hij weer spreken, zingen, ja juichen over Israëls toekomst na de Ballingschap, waarbij hij dan 's Heren eerste en tweede komst in elkaar ziet schuiven. Het verschil tussen Jes. 1-39 en 40-66, dat de Kritiek er toe geleid heeft twee Jesaja's aan te nemen, waarvan de eerste Jesaja dan de bekende profeet, de tweede een onbekende man uit later tijd geweest heet te zijn, is geen verschil van persoon, maar van tijd en van stijl, Dat Jesaja's profetie in tweeën gesplitst werd, is omdat Israëls bestaan in tweeën geplitst zou worden. Tussen beide ligt de grote Ballingschap, die wel tijdelijk enige eeuwen voor een deel des volks is opgeheven, maar voor de grote meerderheid des volks is gebleven, De korte Ballingschap was beeld van de lange, het korte herstel van het toekomende. Daarvan spreekt Jesaja in het tweede deel. De opinie van de Moderne Kritiek over de 2 Jesaja's is slechts een menselijk bedenksel. De Heilige Schrift geeft een heel ander antwoord, In het N.T. wordt Jesaja 21 maal vermeld als de auteur van het boek, 11 maal met het oog op uitspraken uit het tweede deel, 10 maal dus t.o.v. het eerste deel. In de Companion Bible vinden we deze lijst:
I. De 10 plaatsen waar Jesaja de auteur heet van het eerste deel zijn:
II. de 11 plaatsen waar Jesaja de auteur van het tweede deel genoemd wordt, zijn:
Zes boeken citeren dus Jesaja, n.l. Mt. (6 x ), Mk. (1 x ), Lk. (2 x), Joh. (4 x), Hand. (3 x), Rom. (5 x ). Zijn naam wordt, in het N.T. genoemd door 7 verschillende personen.
Hebben deze allen, bovenal Christus, het mis gehad? Het is onze taak niet het werk van Schriftkritici te onderzoeken. Wij vragen: Wat zegt de Schrift. Wij wensen geen botgewet zwaard van de valselijk genaamde wetenschap te hanteren, maar het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord. Wie bovendien de structuur ziet, merkt, dat Jes. 1-39 niet af is. Waar zijn de tegenhangende delen ? Heeft de tweede Jesaja er die zo pasklaar bijgemaakt, dat ze een geheel vormen met het vorige? Op alle Schriftkritiek is maar één antwoord: Zoek in het boek des Heren. Of wil men een ander: Er staat geschreven. In dit opzicht wensen we liever om onze naïeviteit voor achterlijk gehouden te worden, dan om van de wetenschap wil voor modern door te gaan. Jesaja 40-66 bestaat volgens de structuur uit 2 delen B2 en A2. B2 (40:1-11) heeft deze bouw: B2 Y1 1, 2 Troost voor Jeruzalem. Haar ongerechtigheid verzoend.
Y2 9-11 Troost voor Sion. De Here Here komt. Het laatste deel: A2 (40:12-66:24) heeft deze structuur: A2 B1 40:12-31 Gods twist met de Volken. IJdelheid van de afgoden.
B2 45:16-47:15 Gods twist met de Volken. IJdelheid van de afgoden.
JES. 40. Vs. 1-2.
Hiermee neemt de Lo-Ammi, de Niet-Mijn-Volk-periode een einde. De Here noemt Israël weer: Mijn Volk. Israëls God zal hen troosten, de ongerechtigheid wordt verzoend en Israël krijgt het dubbel voor al zijn zonden. Onder dit "dubbel" is te verstaan: óf de "kwitantie", dat voor de zonde betaald is, óf de verzekering, dat zijn dubbele zonde (eerst verwerping van Jehovah, toen van Christus) verzoend is. In elk geval, de schuld is betaald en de gevangene kan vrij uitgaan. Vs. 3.
Dit deel is vervuld in de bediening van Johannes de Doper. Zie Mt. 3:3. Mogelijk is dit slechts een voorvervulling geweest en komt er een rijkere herhaling. Vs. 4.
Dat wacht nog op vervulling. Men ziet hier weer de sterke golving in de profetie, het één volgt vlak op het ander, het nabije en verre liggen vlak bij elkaar. En toch, hoeveel tijd kan er niet tussen liggen? Vs. 5.
De heerlijkheid des Heren is Christus in Zijn tweede komst. Vs. 9.
Dit woord is nog nimmer vervuld. Men kan het niet vergeestelijken, Jeruzalem is de "Kerk" niet, want er is verder sprake van de steden van Juda. Eenmaal, als de Verlosser uit Sion gekomen is, Jes. 59:20, zal Jeruzalem dit de steden van Juda toeroepen. Vs. 10.
De Here Here, Christus, zal komen tegen het Beest, Op.13, Zijn arm zal heersen, de Christus zal op aarde regeren en een ieder vergelden naar zijn werk. Vs. 11.
Dit woord is deels vervuld, toen Christus als de Goede Herder in Israël optrad, Joh. 10, maar de volle vervulling wacht tot na Zijn wederkomst en zal nog heerlijker zijn. Zie Ez. 34. Het tweede onderdeel loopt van hfdst. 40:12-31 en beschrijft Gods twist met de Volken. Men ga dit zelf na.
JES. 41-42. 41:2, 3
Velen houden dit voor de beschrijving van Cyrus. We geven toe, dat er enkele trekken gevonden worden, die op een voorvervulling wijzen, maar geloven toch anderzijds, dat het hier gaat over Christus' tweede komst, waarin Hij eenmaal de Heidenen zal overwinnen. Volgens Op. 11:15 wordt het Koninkrijk des Heren en van Zijn Gezalfde bij het 7de zegel. Het grootste deel van Jes. 41 wacht nog op vervulling aan Israël, de Knecht, aan Jakob, de Uitverkorene, vs. 8. Over vs. 18-19, het rivieren openen op hoge plaatsen en fonteinen in de wildernis, spraken we reeds in het lste hoofdstuk. 42:1a
Dit deel is vervuld in Christus' eerste komst. Het volgende: 42:1b
42:2
Dit deel is vervuld, al zal het in de toekomst een nog bredere vervulling verkrijgen. 42:6b
Dit heeft betrekking op het Nieuwe Verbond, dat de Here met Israël maken zal. Dan wordt Hij tot een licht der Heidenen, gelijk ook Simeon voorzei, Lk. 2. 42:7
Ook dit vers heeft zijn voorvervulling gehad, zie Lk. 4. Maar in Zijn tweede komst zal het opnieuw vervuld worden, terwijl het nu zijn geestelijke betekenis heeft en betrekking heeft op de vrijmaking van de inwendige mens uit de kluisters van de zonde. 42:10a
Het nieuwe lied van dit vers vinden we in Ps. 149. Men zie verder vs. 13-15, waarin de strijd tegen de Antichristus getekend wordt. Vs. 16, het leiden van de blinden is voorvervuld, de blindgeboren, Joh. 9 was type van het blindgeboren Israël van onze dagen. Dat zal ook eenmaal door de Here geleid worden.
JES. 43-49. E1 A1 42:18-25 Betuiging. Zedelijk in gebreke. (Israël)
A2 43:22-28. Betuiging. Ceremonieel in gebreke. (Israël)
Hfdst. 43:1-7 en 44:1-5 bevat de bemoediging voor Israël. 43:5, 6
Dit woord is niet vervuld in de terugkeer uit Babel. Nog nimmer is Israël gevoerd uit 0., W., N. en Z. Zach. 8:7 en 8 zegt: "Zie, Ik zal Mijn volk verlossen uit het land van den opgang en het land van den ondergang van de zon. Ik zal ze herwaarts brengen en zij zullen Mij tot een volk zijn en Ik zal hun tot een God zijn." Dit woord werd gesproken na de Ballingschap, ziet dus op een toekomstige vervulling. Daarop heeft Jes. 43 ook het oog. 43:25 "Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil," is voor Israël nationaal nog onvervuld. Rom. 11:26 zegt dat "Israël zalig (d. i. behouden) zal worden gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en de goddeloosheden afwenden van Jakob." Individueel vervult de Here Jes. 43:25 telkens, als de zondaar in Christus' bloed gerechtvaardigd wordt. 44:3.
Dit, is nog maar voorvervuld op het Pinksterfeest. Pinksteren is het feest der eerstelingen. De volle oogst moet nog komen. Hand. 2:17 zegt dan ook zeer eigenaardig: "Ik zal uitstorten VAN Mijn Geest," Joël en Jesaja spreken van: "Ik zal Mijn Geest... uitstorten of uitgieten." 44:4, 5
Dit alles is toekomstig. De geestelijke zin wordt te allen tijde bewaarheid. 43:25 "Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil en Ik gedenk uw zonden niet." 44:22
Ook dit geldt Israël in de toekomst. Wat niet wil zeggen„ dat God met dit rijke woord niet duizenden zondaren getroost heeft en nog zal troosten. De Geest neemt uit het Woord om individueel toe te passen. Dat heft de nationale vervulling evenwel niet op. Wat thans hoofdelijk plaats vindt, wordt eenmaal nationaal aan Israël vervuld. 44:23
Ook dit betreft Israël. Dat de gelovige nu reeds in zijn ziel de verlossing gevoelt, is bewijs, dat dit woord de waarheid is. Het zal ook eenmaal nationaal aan Israël bewaarheid worden. 45:1-5 Kores was een type van Christus. Hij bevrijdde de stammen uit de Babylonische Ballingschap, liet Jeruzalems tempel herbouwen, verlichtte Babels juk, gaf Israël veel terug. Zo zal Christus, maar dan in veel verhevener, voller zin; geheel Israël vrij maken uit de Wereldballingschap, Jeruzalem weer verkiezen, de Tempel herbouwen. Dan wordt ook vervuld Zach. 6:12. Het Koninkrijk der Hemelen wordt dan aan Israël opgericht. 45:17
Die verlossing der eeuwen is de verlossing, die gedurende of met het oog op de toekomende eeuwen, die in Ef. 2:7 plaats vindt worden genoemd en waarin Christus over Israël regeert. Die eeuwen zijn toekomstig t.o.v. de onze. We leven thans in de tegenwoordige boze wereld, Grieks aioon of eeuw, Gal. 1:4. Na deze eeuw komen nog twee grote wereldtijdperken, aionen. Vs. 17 b zegt: "Gijlieden zult niet beschaamd, noch tot schande worden in alle eeuwigheden." In 't Hebreeuws staat "in de eeuwen van de eeuw", d.i. in de 2 toekomende eeuwen, die op "deze eeuw" volgen. Dan immers zal Christus over het. Huis Jakobs Koning zijn "in der eeuwigheid", Luk, 1:33, Gr. in de aionen. Men ziet hoe deze teksten parallel lopen. Het vierde onderdeel loopt van Jes. 45:16-47:15 en gaat over Gods twist met de Volken. Het bestaat weer uit drie delen, n.l. 45:16-25 over de Volken in het algemeen, 46:1-12 over Babels afgoden, 47:1-15 over Babels oordeel. Een enkel woord over hfdst. 47. 47:1.
Hier wordt ons de grote vernedering voor Babel getekend. Het wordt ons voorgesteld als een jonkvrouw, teder en wellustig. Het zal echter een verachte gevangene worden, wat blijkt uit het volgende. 47:2
Het malen was een zwaar werk, dat meestal door twee vrouwen gedaan werd (Mt. 24:41). Babel wordt er toe veroordeeld. Voor zij daartoe gedwongen wordt, zal zij met ontbloote schaamdelen, met opgeschort gewaad, de rivieren door moeten waden, geleid als zij wordt naar het gevangenschapsoord. 47:3
Het laatste wil zeggen: Veel sterker dan een mens, niemand zal het gericht ontkomen. Men leze verder vs. 4-15. Vs. 9 wordt geciteerd in Op. 18:8, bewijs, dat de Profeet hier een verdere achtergrond ziet en het Babel uit later tijd in één visie ziet met het Babel zijner dagen. Het toekomende Babel zal op één dag van kinderen beroofd en weduwe worden. Het vijfde onderdeel omvat Jes. 48:1-22 en handelt over Jehovah's twist met Israël. Israël wordt gezien als in ballingschap verkerend. Dat blijkt uit vs. 18 en nog duidelijker uit vs. 20. Het hoofdstuk bevat drie gedeelten: de gang naar, het verblijf in en de uittocht van Babel. 48:20
Dit vers is niet vervuld bij de terugkeer uit de 70 jarige ballingschap. Toen werd Israël niet van zijn dienstbaarheid verlost, toen was er geen gejuich, toen is er niet gezongen van het heil tot aan de einden der aarde. Dat vs. 20 toekomstig is, is te zien uit Op. 18:4; Jer. 50:8; 51:6, 45, Zo blijkt van achteren weer de profetische tussenruimte. We zien zo, dat er 2 Babels zijn, één uit die tijd en één in de toekomst. We spreken in dit opzicht niet van Oosterse inkleding, fantastische beelden, Apocalyptische visioenen, denken niet aan een letterlijk Babel uit die tijd en aan een "geestelijk", (beter ware dan symbolisch) Babel uit den eindtijd, waaronder de een Rome, de tweede de afvallige Christenheid, de derde de wereldmacht wil verstaan. We houden hier letterlijk aan de tekst vast en zien nu van achteren in, dat er een Babel zal zijn in de eindtijd. Het letterlijke Babel in Sinears' vlakte, het herbouwde Babel aan de Eufraat. En eenmaal zal tot Israël de profetie weerklinken: "Gaat uit van Babel, vliedt van de Chaldeën, verkondigt met de stem, des gejuichs, doet zulks horen, brengt het uit tot het einde der aarde, zegt: De Here heeft Zijn knecht Jakob verlost."
|