REEKS I Het Profetische Woord No 16.
JES. 4.
We nemen hier ook weer letterlijk wat letterlijk kan. Sion is Sion, d. w. z. een deel van Jeruzalem, Jeruzale is de letterlijke stad. "Te dien dage" is na al de oordelen. 's Heren Spruit, dat is Christus, zal zijn tot sieraad en tot heerijkheid. Dat is Hij voor Israel nog niet geweest. Dezelfde profeet zegt: "dat Hij geen gedaante noch heerlijkheid had, dat wij Hem zouden begeerd hebben, Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen, een man van smarten en verzocht in krankheid" Jes. 53:3. Dan zal Hij tot sieraad en heerlijkheid zijn. Verder staat er: "De Vrucht der aarde". Ligt daarin niet opgesloten Christus' dood en opstanding, het "Tarwegraan", dat in de aarde eerst moet sterven om vrucht voort te brengen. Is deze "Vrucht der aarde" niet de Eerstgeborene uit de doden? Verder staat er dat Hij dat zal zijn voor de overgeblevene in Sion en de overgelatene in Jeruzalem. Uit andere plaatsen weten we, dat het derde deel zal ontkomen. Het overblijfsel wordt behouden. Ook dit woord is, wijl nog niet letterlijk vervuld, toekomstig.
JES. 5.
JES. 6. B1 J1 Het gezicht. Algemene mededeling.
J2 De stem. Bijzondere roeping.
JES. 7-12. C1 L1 7:1-9 Verbond (Syrië en Israël) "Het zal niet bestaan", vs. 7.
L2 8:9, 10 Verbond. Algemeen, "Zal niet bestaan".
L3 9:8-10:32 Verbond. Des Heren. "Ik zal straffen".
Alleen het laatste deel willen we nader bespreken. Het begint zoals men ziet, in 10:33 en loopt tot 12:6. De structuur van dit onderdeel is deze: M3 N1 10:33, 34 Profetie van Jehovah's bevrijding.
N2 12:1-6 Dankzegging voor Jehovah's bevrijding.
JES. 11. 10:33-11:1
We hebben hier met een schone tegenstelling te doen. Tegenover de verwarde struiken van het woud staat het Rijsje. Het woud is fors en hoog van gestalte, het Rijsje nederig. In Jesaja's dagen kon men Sanherib voor het "woud" houden. Bij dieper nadenken blijkt evenwel, dat de profetische visie veel verder reikt. Immers zegt 11:1, dat het Rijsje zal voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï. Dus uit Davids Huis. Maar niet uit Davids Huis als het nog op de troon zit, doch uit de ondergegane koninklijke linie, uit de afgehouwen tronk. In Jesaja's dagen stond de Davidische stam nog, was hij nog niet afgehouwen, Hieruit ziet men, dat Jesaja verder zag dan zijn dagen en we hier naar de eindtijd verwezen worden. Het Rijsje moet eerst komen en de Heerlijke worden, voor Hij het woud met ijzer afhouwt. Het ijzer ziet op Christus' tweede komst, Juda's verlossing mag een flauwe glimp van voorschaduw zijn, Jesaja's oog ziet verder. 11:2-4a
Tot zover kan men de profetie vervuld achten achten (vs. 4a echter nog ten dele). Beslist onvervuld daarentegen is vs. 4b en 5:
Dat dit deel onvervuld is, bewijst 2 Thess. 2:8, waar Paulus zegt: "... en alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelke de Here zal verdoen door den geest Zijns monds en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst". De ongerechtige is de Antichristus. Die wordt teniete gemaakt in de verschijning van Christus' toekomst (wederkomst). Men ziet, hoe Paulus hier een woord van Jes. 11 toekomstig stelt. Het is nog nimmer vervuld, Christus is nog niet wedergekomen en de Antichristus is nog niet teniet gemaakt. Zo ligt er tussen vs. 4a en 4b een kloof, de tussenbedeling. (Zie hfdst. I). En wie de goddeloze wil opvatten als een verzamelnaam, als een aanduiding voor de goddelozen in het algemeen, kan daarmee niet beweren, dat dit deel al vervuld is, aangezien God een dag gesteld heeft om de aardbodem te oordelen. Hand: 17:31. Op enkele punten in vs. 4 is nog te letten. Eerst staat er een meervoudsvorm: de armen, de rechtvaardigen; dan het enkelvoud: de goddeloze. Dat heeft betekenis. De goddeloze moge goddelozen in het algemeen zijn, maar ziet ook op een bepaald persoon. Verder lette men op het verschil met 2 Thess. Het Hebr. zegt: doden, 2 Thess.: te niet doen. Dat is niet hetzelfde, Bij 's Heren wederkomst wordt de Antichristus niet gedood, maar in de poel des vuurs geworpen. Hij toch is het Beest van Op. 19:20. Toch zegt Jes. 11, dat hij gedood worden zal. Ligt hierin een tegenspraak? Neen. Alleen het eerste gaat aan het tweede vooraf. De Antichristus, als dè goddeloze bij uitnemendheid, wordt eenmaal gedood n.l. nadat hij gepijnigd is in de aionen der aionen ("in alle eeuwigheid") d.i. de 2 laatste aionen; de toekomende eeuwen van Ef. 2:7. Men ziet hoe de Schrift ondanks de verschillen, niet onoplosbaar is, mits men de aionen en bedelingen in het oog houdt. Waar vs. 4b en 5 toekomstig zijn en vs. 6-19 voortzetting van deze verzen is, is dit deel ook toekomstig. 11:6-9
Zullen we dit woord "vergeestelijken", zoals de St.V. in de Kanttekening doet? Daar wordt onder de wolf "de boze kwade, wilde, woeste mensen, zo Joden als Heidenen, verstaan, die door de prediking van Christus en Zijn dienaren en de innerlijke werking van de Heilige Geest zo veranderd worden, dat zij hun boze genegenheden afleggen en met de geest van de liefde en zachtmoedigheid aangedaan worden, zodat zij goedertieren en beleefdelijk met anderen leven en verkeren — zonder hen enig leed of schade te doen." Wat het lam, de luipaard en geitenbok, het kalf, de jonge leeuw en het mestvee is, verklaart de Kanttekening niet. Jammer. Het kleine jongske is "de minste discipel of dienaar van Christus, die de wolf en zeker ook de andere dieren bestuurt en regeert door de leer van het heilig evangelie." De leeuw stelt volgens de Kantt. "de vorsten en heren voor; die zich laten leiden en regeren door de prediking van Gods Woord." Het stro is — Gods Woord! Een zoogkind is "de geringste in de gemeente, die door de machtigen niet beledigd zal worden." De adder schijnen zij te zijn, wier harten te voren vol vergif waren. Dat zegt de Kantt. niet ronduit, maar is af te leiden uit de aantekening bij het de hand steken in de kuil van de basilisk. We zouden zo nog door kunnen gaan, doch wensen geen verdere plaats in te ruimen aan de fantastische vergeestelijking door Origenes begonnen, door Augustinus voortgezet, door Rome verbreid, door de Reformatie overgenomen. In deze opvatting ligt de kiem voor allerlei meningen, Men neemt het de Apostolischen kwalijk, als zij het Woord Gods kaf noemen. Maar de Kanttek. laat men het wel stro noemen! Men duidt het als sectarisch, als opkomende richtingsmeningen het Woord vergeestelijken, maar zelf gaat men als "Kerk" daarin voor. Hoe is men daartoe gekomen? Door de onjuiste mening, dat de hele wereld eenmaal bekeerd zou worden vóór Christus' wederkomst. Het evangelie zou alles doorzuren en de hele wereld zou voor Christus gewonnen worden. Men meende, dat alles in dèze bedeling zou geschieden, had geen oog, dat God nog andere tijden zal beschikken. We nemen de woorden van Jes. 11:6-9 letterlijk op. Een letterlijke wolf zal naast een letterlijk lam verkeren, evenzo een letterlijke luipaard bij een letterlijk kalf nederliggen. Een werkelijke leeuw zal bij werkelijk mestvee weiden evenals koe en berin als werkelijke dieren, stro zullen eten. Enzovoort. We hebben hier te doen met een nieuwe natuurorde onder Messias' regering over Israël. In Mk. 1:13 lezen we, dat Christus tijdens Zijn verzoeking bij de wilde gedierten in de woestijn was. Een van de vruchten van Zijn overwinning zal deze zijn, dat het wild gedierte tam zal worden en bij de huisdieren zal nederliggen. Er komt tevens een nieuwe geestelijke orde: 11:10
Hier zien we de wedergeboorte van de Heidenwereld. Er geschiedt nog meer. Er komt ook een nieuwe politieke orde: 11:11
Dit woord is nog in genen dele vervuld. Men lette er wel op, dat er staat: ten anderen male", Hebr.: de tweede maal. De "eerste maal" heeft geen betrekking op de terugkeer uit Babel. Toen kwamen de Joden alleen terug uit de Oosterse landen, niet uit de andere genoemde streken. Het "ten eerste male" moet daarom nog plaats hebben. Dat heeft dan betrekking op een gedeeltelijke wederkeer, van Israël vóór de wederkomst van Christus, voor de tijd van de Antichristus, zodat er een deel is, dat Christus kan ontvangen in het Land. Zach. 12. Het "ten andere male" heeft dan plaats na Christus' wederkomst als Hij zal staan tot een banier der Volken. Men lette op dat: te dien dage. Deze term in Jesaja heeft herhaaldelijk betrekking op de toekomstige dag des Heren, waarin Hij grote dingen zal doen. De lezer ga dit zelf na.
Deze dingen zijn nog nimmer vervuld. Wil men een en ander zich geestelijk laten vervullen, dan geve men ons geestelijke schoenen om dit terrein te mogen betreden, anders kunnen wij niet volgen. Vs. 16 leert, dat het zal zijn gelijk als Israël geschiedde. Hiermee valt alle "geestelijke" uitlegging. Evenmin als Israël geestelijk door de Schelfzee ging, evenmin zal dit geestelijk geschieden.
JES. 12. 12:1-6
Dat alles is toekomstig. Wij staan daarin voor een nieuwe bedeling voor Israël. Dan wordt het grote Volk zendingsvolk. Dan worden in Jakob alle geslachten des aardbodems gezegend Gen. 28:14. Dan komt ook Jes. 2:1-4 (en Micha 4:1-4) tot vervulling. Eenmaal zal de Here in Jeruzalem, de stad des Groten Konings, resideren, zitten in het paleis Zijner heiligheid (zie Ezechiël). Dan eerst geschiedt er recht op aarde. De heerschappij des Heren op aarde heeft tot werktuig Israël, Ps. 149, tot vredes-centrum Jeruzalem, Jes. 2, tot gerechtshof het paleis van de heiligheid. Ez. 40:47.
JES. 13-27. D1 (13:1-27:13) nader ontleed geeft: D1 Q1 S1 13:1-22. Last van Babel (Volk-Land)
Q2 S3 22:1-14. Last van dal des gerichts.
Duidelijkheidshalve zetten we nu ook 13-14 in structuur: Q1 U1 13:1-5. Profetie. Babels verwoesting.
U2 14:1-3. Profetie. Israëls herstel.
U3 14:24-32. Profetie. Jehovah's voornemen betreffende Assyrië, Filistea, Israël.
Wie het eene letterlijk neemt, doe het ook het andere. Wie Israël letterlijk neemt, neme het ook Babel. Men lette op de dubbele reeks. Eerst gaat het over het Volk, dan over de koning van Babel (U1, U2).
JES. 13-14. De last Babels. Dat deze "last" verder ziet dan wat heeft plaats gehad, bewijst 14:1,2:
Ons weer houdend aan de maatstaf die de Schrift ons in handen geeft en die we in hfdst. I aangewezen hebben, zien we in het Huis Israëls het Volk Israël, waarover de Here zich éénmaal zal ontfermen. Dat zal geschieden in de tijd, dat Babel, het sieraad van de koninkrijken, de heerlijkheid, de hoovaardigheid van de Chaldeën, zal omgekeerd worden zoals Sodom en Gomorra, Jes. 18:19. Dit woord is nog nimmer vervuld. Oudtijds is Babel niet omgekeerd als Sodom en Gomorra. Tot op Petrus' dagen was Babel (Grieks Babylon) bewoond. Petrus schreef van daar uit zijn brief, 1 Petr. 5:13, In 117 na Christus, dus lang na Petrus' dagen, werd het veroverd door Keizer Trajanus. Eerst gaandeweg is het onder het zand bedolven, maar nog nimmer vergaan als Sodom en Gomorra. Tegenwoordig is er enig spoor van herleving. Het gericht ons hier in Jes. 13 en ook in Jer. 50 en 51 en Openb. 18 beschreven, moet nog plaats hebben. Babel de hovaardigheid van de Chaldeën moet nog onder gaan zoals de profeten voorzagen. Vaak meent men dat Jes. 13:20-22 reeds vervuld is. Men geeft dan verhalen, waaruit blijken moet dat de Arabier er geen tent spant en de herders er niet legeren. Het overige niet letterlijk aan Babel vervulde deel van de profetie brengt men geestelijk, beter figuurlijk, over op Rome, de Christenheid, het wereldsysteem. Dit nu gaat niet op. Als God laat profeteren over Babel, make men daar niet wat anders van. Eenmaal zal het oude Babel het grote Babylon worden. De stad moge tijdelijk ondergegaan zijn, de plaats er voor blijft, de opbouw komt en het gericht van Jes. 13 zal aan het Babel, dat in der Chaldeën land ligt, voltrokken worden. We houden ons in Jes. 13 en 14 aan de letter. Jes. 13:6 en 9 spreken ons van de dag des Heren, een dag, die volgens Petrus nog komen moet, 2 Petr. 3:10. Al het vroegere is slechts schaduw er van. De koning van Babel van Jes. 14 is in dit opzicht de Antichristus, die in de afgrond komt, Op. 20:3, die Jesaja de "hel", Hebr. de sheol, het onderaardsche noemt, vs. 9. Van zijn nederdalen geeft Jesaja een symbolische voorstelling. Het type van de Antichristus, Nebukadnezar, is niet overkomen wat aan het Antitype zal voltrokken worden, Zó verplaatst Jesaja 13-14 ons naar de eindtijd en is er geen symbolische vervulling over de Christenheid of over het wereldstelsel of over Rome in te lezen, maar realiteit voor Babel en Israël.
|