Deel I
No 11
14 Dec. 1929

De Heilige Schriften

No. 11.

IX. Overzicht en Structuren van Paulus' oudste Brieven



PAULUS' BEDIENINGEN.
We komen nu tot Paulus' Oudste Brieven. We hebben reeds op de o.i. onregelmatige structuur van het N.T. gewezen en opgemerkt, dat die ontstaan moet zijn door het gebrek aan inzicht in de tegenwoordige bedeling, waardoor men de Brieven dooreen heeft laten vloeien, de sfeer van “geloof" en “hoop" gescheiden en “geloof" en “liefde" vermengd heeft.

Om Paulus' Brieven te begrijpen, moet men Paulus' bedieningen inzien. Die liggen uitgedrukt in zijn roeping, Hand. 26:17. Paulus moet verlost worden van “dit volk en de Heidenen ", tot wie hij gezonden wordt. " Hij ontvangt dus eerst een taak onder Joden en Heidenen; de taak voor de toekomst wordt hier niet meegedeeld, want de Heere zou hem nog verder verschijnen, 26:16. Paulus' verlossing van Jood en Heiden heeft plaats in de gevangenschap. Vóór die tijd maakt hij met beide kennis en predikt het evangelie, waarbij Abraham als vader der gelovigen wordt voorgesteld d.i. welks inhoud is, dat niet de rechtvaardigheid naar de wet, Luk. 1:6, Filip 3:6, maar Gods gerechtigheid wordt toegekend. Dat houdt in 's Heren lijden, dood en opstanding, het offer, het Hogepriesterlijk werk, de bediening, die zelfs Petrus eens tegenstond. Mt. 16:22.

Door deze lijn, dit evangelie, plaatst hij èn de Jood èn de Heiden in een hogere sfeer. Door Christus als Zoon Gods hebben beiden de toegang tot één Vader. In de Heidenwereld vindt dit evangelie allerwegen gehoor, Rom. 15:19. Voor diegenen in Israël, die hij niet bereiken kan en die behoefte hebben aan meer licht over Christus' lijden en sterven, schrijft hij Hebreeën (aangenomen tenminste, dat deze Brief van Paulus is). In een rijke en schone uiteenzetting vat hij daar zijn evangelie samen van uit het Nieuwe Verbond bezien. De hoop voor beide groepen is de toevergadering, 2 Thess. 2:1; Hebr. 10:25 (de epi sunagogè d.i. de op- en samenleiding, door de St. Vert. dogmatisch vertaald door “Onderlinge bijeenkomsten”, het Grieks heeft in beide teksten hetzelfde woord).

Paulus' evangelie was ten dele geen verborgenheid. De rechtvaardiging wordt, al is het hier en daar meer negatief - het niet toerekenen der zonden - aan Israël geleerd. Het bidden om Gods gerechtigheid was niet onbekend Ps. 5:9; 40:10. Er bleef echter iets verzwegen. Israël moest Gods heil boodschappen en daarmee Zijn gerechtigheid. Het was (en is nog) bestemd om de Volken tot God te leiden. Vanzelf moest het daartoe zelf eerst door zijn Hogepriester met God verzoend worden. Israël laat zich niet verzoenen. God zet evenwel Zijn voornemen voort. En waar in Handelingen Israël nog weigerachtig is een priesterlijk koninkrijk te worden, laat God aan de wereld buiten Israël de verzoening aanbieden, in Christus tot stand gebracht. Immers: God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. Men behoeft daarom nu niet door Israël tot God te gaan. Laat U met God verzoenen, is de heilsboodschap. En wel door gelovig in te treden in het woord der verzoening door Gods gezanten gebracht. Dit nu is een deel der verzwegen verborgenheid van Rom. 16:25. Kort samengevat dus: op grond van Christus' lijden en sterven kunnen allen, buiten Israël om, tot God naderen en Hem als Vader leren kennen.

In Galate treedt de rechtvaardigheid des geloofs op de voorgrond, in 1 Cor. en ook reeds in Galate wordt de verzoening tussen de regels daar gevonden, in 2 Cor. 5 als doel van het Nieuwe Verbond duidelijk geleerd, in Rom. 5 nader uiteengezet. 1-2 Thess. geeft de loop aan van hen, die in die verzoening zijn ingegaan. Men ziet dus een voortgezette openbaring, een ontwikkelingsgang in Paulus' lijn.

Dat hij dit onderwerp van meetaf ziet, volgt uit wat de Heere hem zelf geleerd heeft. Hij moest evenwel wachten op de tijden en gelegenheden om die waarheden vruchtbaar uit te kunnen dragen.

Dat geschiedt door Israëls wegzinken en de als gevolg daarvan tot openbaring komende tegenstand tegen Paulus' bediening. Eindelijk wordt Israël terzijde gezet en houdt Paulus' eerste bediening op. De vrucht evenwel blijft, want tot basis van de prediking van de dag der zaligheid, ligt het evangelie der verzoening. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hun hun zonden (Gr. misdaden) niet toerekenende. Daaruit volgt: Laat U met God verzoenen.


ROMEINEN

ROMEINEN.
In Romeinen vinden we de volledigste uiteenzetting van Paulus' evangelie gepredikt in zijn eerste bediening. Wat in zijn andere Brieven voorbereid is of geboren uit drang der omstandigheden, wordt hier nog eens in zijn geheel besproken. Vandaar de grote aantrekkingskracht die deze Brief heeft op -de gelovigen van alle tijden. Paulus is afgezonderd tot het evangelie, dat hij hier uiteenzet. Een deel ervan vinden we in Wet en Profeten, n.l. de rechtvaardiging door het geloof. De verzoening der wereld, waarbij allen voor God als zondaars staan en allen om niet gerechtvaardigd kunnen worden zonder de Wet, was verzwegen tot op de tijd dat het heil rechtstreeks tot de Heidenen kon komen, niet door Israël, maar door Christus, niet in Zijn hoedanigheid als Zoon van David of Zoon van Abraham, maar als Zoon van God, Die tevens Zoon des mensen is. Vandaar dat Paulus terugloopt op Adam. Door één mens is de zonde en dood over alle mensen gekomen, door Christus' rechtvaardigheid komt de genade over alle mensen, 5:18.

Structuur:

A1 C1 1:1-6 Het evangelie te voren beloofd door de Profeten en hun geopenbaard. Nimmer verborgen.

D1 F1 1:7 Groet.

G1 1:8-10 Gebed betreffende Paulus' bevel aan hen.

H1 1:10-13 Paulus' wens hen te bezoeken.

I1 1:14-16 Zijn bediening van het evangelie.

E1 J1 1:16 - 8:39 Leerstellig deel.

K1 9:1 - 11:35 Bedelingsdeel.

B1 11:36 Lofprijzing. Wijsheid Gods t.o.v. de bedelingen.

A2                          E2 J2 12:1-15:7 Profetisch deel.

K2 15:8-12 Bedelingsdeel.

I2 15:13-21 Zijn bediening van het evangelie.

H2 15:22-29 Paulus' wens hen te bezoeken.

G2 15:30-33 Gebed betreffende Paulus' bezoek aan hen.

D2 F2 16:1-24 Groeten.

     C2 16:25, 26 De verborgenheid verzwegen gedurende de tijden der eeuwen.

B2 16:27 Lofprijzing aan de alleen wijze God voor deze verborgenheid.


1 - 2 CORINTHE.

1 CORINTHE.
De beide Brieven aan de Corinthiërs zijn geadresseerd aan de gemeente, die is in God de Vader. Hierin ligt ingesloten, dat zij staan op de basis van het evangelie Gods, aan Abraham gepredikt vóór hij besneden was (Gen. 15). Dit rust niet op het Davidische verbond, maar op de bredere belofte: Gezegend te worden met (niet in) de gelovige Abraham. 1 Cor. is voor de geheiligde, de heiligen en de aanroepers van de naam van de Heere Jezus Christus, beide hun en onze Heere. Paulus trekt hiermee Jood en Heiden tot de hogere belofte, van erfgenaam der wereld te zijn, 1 Cor. 6:2.

De Corinthiërs dreigden de nieuwe eenheid, rustend op de verzoening der wereld (2 Cor. 5) te verstoren. In 1 Cor. worden dan ook veel zaken besproken om de verstoring uit de weg te ruimen. De partijschap wordt bestreden en gewezen wordt op het éne Fundament om op te bouwen. Verder geeft Paulus antwoord op de ingekomen vragen. Uit 1 Cor. leren we, dat zonde gevolgd werd door onmiddellijk of spoedig oordeel. De hoereerder moest aan Satan overgegeven worden, 5:1-5. Zij, die onwaardig het maal des Heren gebruikten, werden zwak of krank of ontsliepen (niet slapen zoals de St. Vert. zegt) 11:30. Men had bovendien allerlei geestesgaven, iets wat thans geheel ontbreekt. De verwachting is de parousia (spreek uit paroezia), de “toekomst" (wederkomst) des Heren, 15:23 en de verandering in een punt des tijds.

Structuur:

A1 1:1-9 Inleiding.

B1 D1 1:10-4:16 Bedieningswerk.Berisping en uitlegging.

E1 F1 4:17 Zending van Timotheus.

G1 4:18-21 Bezoek van Paulus.

C1 5:1-6:20 Zaken door Paulus gehoord.

C2 7:1-8:13 Zaken door Paulus geschreven.

B2 D2 9:1-15:58 Bedieningswerk. Berisping en uitlegging.

E2      G2 16:1-9 Bezoek van Paulus.

     F2 16:10-18 Zending van Paulus.

A2 16:19-24 Besluit.


2 CORINTHE.
2 Cor. is de voortzetting en uitbreiding van 1 Cor. De gehoopte verbetering is nog niet algemeen ingetreden. Toch is er gelegenheid om het einddoel van het Nieuwe Verbond bekend te maken. N.l. de verzoening der wereld (5:19). Paulus' gezag wordt niet algemeen erkend hfdst. 10-13. Hij stelt daartegenover de hogere openbaringen hfdst. 12, maar bijzonder, wat hij als Apostel heeft moeten lijden.

De hogere hoop, (boven die van Israël uitgaande), de opname en voorafgegane verandering des lichaams geeft ingang in het gebouw in de hemelen, het Vaders huis van Joh. 14; 2 Cor. 5 (De woonstede, die de gelovigen krijgen is niet het nieuwe lichaam, maar de heerlijkheidssfeer der hemelen. Woonstede: zelfde woord als Jud. 7).

Structuur:

A1 1:1,2 Inleiding.

B1 C1 E1 1:3-11 Dankzegging.

    F1 1:12 Aard van Paulus' bediening.

D1 G1 1:13,14 De tegenwoordige Brief.

H1 J1 1:15,16 Voorgenomen bezoek.

K1 1:17 - 2:2 Verdediging van zijn werk.

I1 L1 N1 2:3-11 Vroegere Brief, Doel.

    O1 2:12,13 Geen rust in de Geest.

M1 2:13 Macedonië Reis.

B2 C2 E2 2:14-17 Dankzegging.

     F2 3:1 - 7:4 Aard van Paulus' bediening.

D2                          I2 L2      O2 7:5-7 Geen rust in het vlees.

N2 7:8-16 Vroegere Brief. Uitwerking.

M2 8:1 - 9:15 Macedonië Gemeenten.

H2      K2 10:1 - 12:13 Verdediging van zijn werk.

      J2 12:14 - 13:1 Voorgenomen bezoek.

     G2 13:2-10 De tegenwoordige Brief.

A2 13:11-14 Besluit.


GALATEN

GALATE.
In Galate zien we het verlaten van Paulus' evangelie in zijn aanloop getekend en daarmee het in twijfel trekken van zijn Apostelschap. Hij verdedigt dit met vuur. Hij is niet van mensen of door een mens gezonden, maar door Jezus Christus. Hij verwerpt de slavernij van de Wet. Wet en genade laten zich niet combineren. De bredere lijn plaatst in Christus Jood en Heiden op één lijn en zegent met Abraham. De Volken kunnen, nationaal genomen, alleen in Abraham gezegend worden, d.i. onder hem, door zijn bemiddeling, de gelovigen uit alle volken, wier Vader hij is, worden met hem gezegend. Hij opent dus een Boven-Israëlietische sfeer, die der hemelen, reeds aan Abraham beloofd, Gen. 15:5, 6; ja tot op Abel terug te voeren, eersteling als deze was van het geslacht der hemelen( zie Structuur van Genesis).

Dit is de korte inhoud van “zijn evangelie”. Hij heeft dat 14 jaar lang onafhankelijk van de 12 Apostelen van Israël gepredikt, bewijs dat God met Paulus' afzondering (Hand. 13:2) een nieuwe bedeling opent. (Zie ook structuur van Hand.)

Structuur:

A1 1:1-5 Zendbrief begin en Groet.

B1 C1 1:6 - 2:14 Bezorgdheid.

D1 2:15 - 4:11 Leerstellige verbetering.

B2 C2 4:12-20 Bezorgdheid.

D2 4:21 - 6:10 Leerstellige verbetering.

      C3 6:11-14 Bezorgdheid.

B3      D3 6:15 Leerstellige verbetering.

A2 6:16-18 Zendbriefslot en zegening.


1 - 2 THESSALONlCENSEN.

1 THESS.
1-2 Thess. behoren tot Paulus' Oudste Brieven. Zij geven de hoop aan voor de gelovigen van die bedeling en voor allen, die met hen eens geestes zijn. Paulus onderwijst hier over de tijden en gelegenheden en de wijze van de verwezenlijking. Het woord parousia (toekomst) treedt sterk naar voren, 1:10; 2:12, 19; 3:13; 4:13-18; 5:1-11, 23.

Structuur:

A1 1:1 Zendbrief begin. Inleiding.

B1 a1 1:2 - 3:10 Dankzegging. Verslag.

b1 3:11-13 Gebed.

B2 a2 4:1 - 5:22 Vermaning. Onderricht.

b2 5:23-25 Gebed.

A2 5:26-28 Zendbriefslot. Besluit.


2 THESS.
2 Thess. is de voortzetting en uitbreiding van 1 Thess. Paulus geeft de kenmerken aan, waaraan men zien kan, dat de dag des Heren (2 Thess. 2:2 volgens betere handschriften) komt. Hij heeft daar met hen over gesproken. De Antichristus wordt ons nader uitgebeeld. Hij is de mens (niet het systeem) der zonde en vóór hij plaats neemt in tempel Gods, het stenen gebouw in Jeruzalem, kan de dag des Heren, de oordeelsdag in De Openbaring beschreven, niet aanbreken.

Het geheel is uitwerking van O.T. profetie, bewijs, dat Paulus hier nog staat in zijn eerste bediening, d.i. in afwachting van Israëls bekering, waaraan de “toekomst” verbonden is (Hand. 3:19-21).

Structuur:

A1 1:1, 2 Zendbrief begin. Inleiding. Genade en Vrede.

B1 C1 F1 1:3 Dankzegging.

     G1 1:3-5 Reden. Hun geloof en liefde en lijdzaamheid.

H1 1:6-10 Het verkrijgen van rust en heerlijkheid.

D1        I1 1:11 Gebed van hem.

      J1 1:12 De naam des Heren verheerlijkt.

K1 1:12 Zij in Hem verheerlijkt.

E1 2:1-12 Opwekking.

B2 C2 F2 2:13 Dankzegging.

    G2 2:13 Reden: Hun redding.

H2 2:14,15 Het verkrijgen van heerlijkheid.

D2        I2 2:16 - 3:1 Gebed van Paulus.

      J2 3:1-4 Het woord verheerlijkt.

K2 3:5 Hun hart gericht op Gods liefde.

E2 3:6-15 Opwekking.

A2 3:16-18 Zendbriefslot. Besluit. Vrede en genade.


HEBREEEN

HEBREEEN.
Het grote onderwerp van deze Brief, die we aan Paulus willen toeschrijven, is, dat de Messias van het O.T. moest lijden als 'n mens en dat die mens Jezus Christus is.

Hebreeën is voor diegenen in Israël, die de hogere lijn zien, en Christus' Hogepriesterschap moeten leren verstaan. Dat is bijzonder Paulus' evangelie: Gerechtvaardigd in Christus' bloed, verzoend door de dood van Gods Zoon. Dat predikt hij onder de Heidenen. Hoe nu met de gelovigen in Israël? De twaalf Apostelen leren bijzonder dat Jezus de Messias, de Koning is. Eerst als dit aanvaard wordt, kan het tweede volgen; het lijden van Christus. Waar echter hun boodschap allerwegen werd tegengestaan, konden zij niet veel verder komen. Vandaar nu, dat God zorgt, dat de gelovigen in Israël de diepere waarheden onder het oog krijgen: Christus' Hogepriesterschap. In de andere Paulinische Brieven wordt dit punt voor de Heidenen behandeld en van trap tot trap uiteengezet, eerst de rechtvaardiging, dan de verzoening en de zegeningen daarin vervat.

In Hebreeën overziet hij het onderwerp voor Israël in zijn geheel en in Hebreeuwse geest, en laat meer, de Persoon van Christus naar voren komen. Het is de tegenhanger van Romeinen. Tevens stelt het de gelovigen van Israël op een lijn met de anderen in hun hogere hoop, n.l. de opname, de toevergadering. Het Gr. woord episunagogè komt slechts tweemaal voor, eens in 2 Thess. 2:1: toevergadering, eens in Hebr. 10:25, waar het verwarrenderwijs vertaald is door “onderlinge bijeenkomsten”. En de gelovigen uit de Heidenen èn die uit Israël, die met God verzoend zijn door Christus' dood, d.i. de aanneming tot kinderen (Gr.: het stellen in een zoonsverhouding) verkregen hebben, verkrijgen de “opname”, de op- en samenleiding de Heere tegemoet in de lucht. Een lagere hoop is de ingang in het koninkrijk der hemelen, een hogere die in Filippensen geopenbaard. Hebreeën geeft de basis aan voor het Nieuwe Verbond.

Structuur:

A1 1:1-2:18 Leerstellige inleiding.

B1 C1 3:1-4:13 De zending van Christus:

D1 4:14-16 Algemene toepassing: Dewijl.

B2 C2 5:1-10:18 Het priesterschap van Christus.

D2 10:19-12:29 Bijzondere toepassing: Daarom.

A2 13:1-25 Praktisch slot.


1 TIMOTHEUS

1 TIMOTHEUS.
1 Tim. behoort met Titus tot Paulus' eerste Brieven. In beide komt de verwachting van Christus' komst voor. Beide geven de regels aan voor gemeente vorming en voor de gevormde gemeenten. In 2 Tim. ontbreekt dit geheel en al, daar hebben we de afzonderlijk staande arbeider.

Structuur:

A1 1:1,2 Zegening.

B1 1:3-20 Opwekking. Praktisch.

C1 2:1 - 3:13 Onderricht en Scholing.

D1 3:14, 15 Voorgenomen bezoek. Vertoeving.

E1 3:16 De verborgenheid der Godzaligheid.

E2 4:1-12 De verborgenheid der Ongerechtigheid.

D2 4:13-16 Voorgenomen bezoek. Vertoeving.

C2 5:1 - 6:2 Onderrichting en Scholing.

B2 6:3-21 Opwekking. Praktisch.

A2 6:21 Zegening.


TITUS

TITUS.
Werd Timotheus door besnijdenis ten volle een Jood, Titus bleef te dien opzichte Heiden d.i. onbesneden. Hij ontvangt gelijksoortige opdracht als Timotheus. Beide werken in gemeenten, bestaande uit Jood en Heiden, waarin de hogere eenheid van Efeze ontbreekt. Zie 1 Tim. 1:7-11 en Titus 1:10, 14; 1 Tim. 1:16 en Titus 2:14. De ho.o.p is dezelfde 1:6, 11, 12; Titus 1:3; 1 Tim. 6:14, 15: Titus 2:13.

Structuur:

A1 1:1-4 Zendbriefbegin. Groet. Zegening.

B1 1:5-9 Gemeenten. Hun Orde.

C1 1:10-16 Twistzieke Cretensen. Gecensureerd.

D1 2:1-10 De wandel en werken sociaal. Titus moet een voorbeeld van goede werken zijn.

E1 a1 2:11 Reden: Gods genade aan alle verschenen.

b1 2:12-14 Wat we als gevolg daarvan moeten zijn.

     c1 2:15 Opdracht aan Titus: "spreken, vermanen, bestraffen."

     c2 3:1, 2 Opdracht aan Titus: herinneren.

b2 13:3 Reden. Wat we eens waren.

E2 a2 3:4-7 Reden: de goedertierenheid Gods verschenen.

D2 3:8 De wandel en werken. Titus opgewekt tot goede werken.

C2 3:9 Twistzieke Cretensen. Veroordeeld.

B2 3:10, 11 Gemeenten. Hun scholing.

A2 3:12-15 Zendbriefslot. Groet. Zegening.






Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden