De Heilige Schriften No. 11.
IX. Overzicht en Structuren van Paulus' oudste Brieven PAULUS' BEDIENINGEN. Om Paulus' Brieven te begrijpen, moet men Paulus' bedieningen inzien. Die liggen uitgedrukt in zijn roeping, Hand. 26:17. Paulus moet verlost worden van “dit volk en de Heidenen ", tot wie hij gezonden wordt. " Hij ontvangt dus eerst een taak onder Joden en Heidenen; de taak voor de toekomst wordt hier niet meegedeeld, want de Heere zou hem nog verder verschijnen, 26:16. Paulus' verlossing van Jood en Heiden heeft plaats in de gevangenschap. Vóór die tijd maakt hij met beide kennis en predikt het evangelie, waarbij Abraham als vader der gelovigen wordt voorgesteld d.i. welks inhoud is, dat niet de rechtvaardigheid naar de wet, Luk. 1:6, Filip 3:6, maar Gods gerechtigheid wordt toegekend. Dat houdt in 's Heren lijden, dood en opstanding, het offer, het Hogepriesterlijk werk, de bediening, die zelfs Petrus eens tegenstond. Mt. 16:22. Door deze lijn, dit evangelie, plaatst hij èn de Jood èn de Heiden in een hogere sfeer. Door Christus als Zoon Gods hebben beiden de toegang tot één Vader. In de Heidenwereld vindt dit evangelie allerwegen gehoor, Rom. 15:19. Voor diegenen in Israël, die hij niet bereiken kan en die behoefte hebben aan meer licht over Christus' lijden en sterven, schrijft hij Hebreeën (aangenomen tenminste, dat deze Brief van Paulus is). In een rijke en schone uiteenzetting vat hij daar zijn evangelie samen van uit het Nieuwe Verbond bezien. De hoop voor beide groepen is de toevergadering, 2 Thess. 2:1; Hebr. 10:25 (de epi sunagogè d.i. de op- en samenleiding, door de St. Vert. dogmatisch vertaald door “Onderlinge bijeenkomsten”, het Grieks heeft in beide teksten hetzelfde woord). Paulus' evangelie was ten dele geen verborgenheid. De rechtvaardiging wordt, al is het hier en daar meer negatief - het niet toerekenen der zonden - aan Israël geleerd. Het bidden om Gods gerechtigheid was niet onbekend Ps. 5:9; 40:10. Er bleef echter iets verzwegen. Israël moest Gods heil boodschappen en daarmee Zijn gerechtigheid. Het was (en is nog) bestemd om de Volken tot God te leiden. Vanzelf moest het daartoe zelf eerst door zijn Hogepriester met God verzoend worden. Israël laat zich niet verzoenen. God zet evenwel Zijn voornemen voort. En waar in Handelingen Israël nog weigerachtig is een priesterlijk koninkrijk te worden, laat God aan de wereld buiten Israël de verzoening aanbieden, in Christus tot stand gebracht. Immers: God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. Men behoeft daarom nu niet door Israël tot God te gaan. Laat U met God verzoenen, is de heilsboodschap. En wel door gelovig in te treden in het woord der verzoening door Gods gezanten gebracht. Dit nu is een deel der verzwegen verborgenheid van Rom. 16:25. Kort samengevat dus: op grond van Christus' lijden en sterven kunnen allen, buiten Israël om, tot God naderen en Hem als Vader leren kennen. In Galate treedt de rechtvaardigheid des geloofs op de voorgrond, in 1 Cor. en ook reeds in Galate wordt de verzoening tussen de regels daar gevonden, in 2 Cor. 5 als doel van het Nieuwe Verbond duidelijk geleerd, in Rom. 5 nader uiteengezet. 1-2 Thess. geeft de loop aan van hen, die in die verzoening zijn ingegaan. Men ziet dus een voortgezette openbaring, een ontwikkelingsgang in Paulus' lijn. Dat hij dit onderwerp van meetaf ziet, volgt uit wat de Heere hem zelf geleerd heeft. Hij moest evenwel wachten op de tijden en gelegenheden om die waarheden vruchtbaar uit te kunnen dragen. Dat geschiedt door Israëls wegzinken en de als gevolg daarvan tot openbaring komende tegenstand tegen Paulus' bediening. Eindelijk wordt Israël terzijde gezet en houdt Paulus' eerste bediening op. De vrucht evenwel blijft, want tot basis van de prediking van de dag der zaligheid, ligt het evangelie der verzoening. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hun hun zonden (Gr. misdaden) niet toerekenende. Daaruit volgt: Laat U met God verzoenen. ROMEINEN ROMEINEN. Structuur: A1 C1 1:1-6 Het evangelie te voren beloofd door de Profeten en hun geopenbaard. Nimmer verborgen.
A2 E2 J2 12:1-15:7 Profetisch deel.
C2 16:25, 26 De verborgenheid verzwegen gedurende de tijden der eeuwen.
1 - 2 CORINTHE. 1 CORINTHE. De Corinthiërs dreigden de nieuwe eenheid, rustend op de verzoening der wereld (2 Cor. 5) te verstoren. In 1 Cor. worden dan ook veel zaken besproken om de verstoring uit de weg te ruimen. De partijschap wordt bestreden en gewezen wordt op het éne Fundament om op te bouwen. Verder geeft Paulus antwoord op de ingekomen vragen. Uit 1 Cor. leren we, dat zonde gevolgd werd door onmiddellijk of spoedig oordeel. De hoereerder moest aan Satan overgegeven worden, 5:1-5. Zij, die onwaardig het maal des Heren gebruikten, werden zwak of krank of ontsliepen (niet slapen zoals de St. Vert. zegt) 11:30. Men had bovendien allerlei geestesgaven, iets wat thans geheel ontbreekt. De verwachting is de parousia (spreek uit paroezia), de “toekomst" (wederkomst) des Heren, 15:23 en de verandering in een punt des tijds. Structuur: A1 1:1-9 Inleiding.
A2 16:19-24 Besluit. 2 CORINTHE. De hogere hoop, (boven die van Israël uitgaande), de opname en voorafgegane verandering des lichaams geeft ingang in het gebouw in de hemelen, het Vaders huis van Joh. 14; 2 Cor. 5 (De woonstede, die de gelovigen krijgen is niet het nieuwe lichaam, maar de heerlijkheidssfeer der hemelen. Woonstede: zelfde woord als Jud. 7). Structuur: A1 1:1,2 Inleiding.
A2 13:11-14 Besluit. GALATEN GALATE. Dit is de korte inhoud van “zijn evangelie”. Hij heeft dat 14 jaar lang onafhankelijk van de 12 Apostelen van Israël gepredikt, bewijs dat God met Paulus' afzondering (Hand. 13:2) een nieuwe bedeling opent. (Zie ook structuur van Hand.) Structuur: A1 1:1-5 Zendbrief begin en Groet.
A2 6:16-18 Zendbriefslot en zegening. 1 - 2 THESSALONlCENSEN. 1 THESS. Structuur: A1 1:1 Zendbrief begin. Inleiding.
A2 5:26-28 Zendbriefslot. Besluit. 2 THESS. Het geheel is uitwerking van O.T. profetie, bewijs, dat Paulus hier nog staat in zijn eerste bediening, d.i. in afwachting van Israëls bekering, waaraan de “toekomst” verbonden is (Hand. 3:19-21). Structuur: A1 1:1, 2 Zendbrief begin. Inleiding. Genade en Vrede.
A2 3:16-18 Zendbriefslot. Besluit. Vrede en genade. HEBREEEN HEBREEEN. Hebreeën is voor diegenen in Israël, die de hogere lijn zien, en Christus' Hogepriesterschap moeten leren verstaan. Dat is bijzonder Paulus' evangelie: Gerechtvaardigd in Christus' bloed, verzoend door de dood van Gods Zoon. Dat predikt hij onder de Heidenen. Hoe nu met de gelovigen in Israël? De twaalf Apostelen leren bijzonder dat Jezus de Messias, de Koning is. Eerst als dit aanvaard wordt, kan het tweede volgen; het lijden van Christus. Waar echter hun boodschap allerwegen werd tegengestaan, konden zij niet veel verder komen. Vandaar nu, dat God zorgt, dat de gelovigen in Israël de diepere waarheden onder het oog krijgen: Christus' Hogepriesterschap. In de andere Paulinische Brieven wordt dit punt voor de Heidenen behandeld en van trap tot trap uiteengezet, eerst de rechtvaardiging, dan de verzoening en de zegeningen daarin vervat. In Hebreeën overziet hij het onderwerp voor Israël in zijn geheel en in Hebreeuwse geest, en laat meer, de Persoon van Christus naar voren komen. Het is de tegenhanger van Romeinen. Tevens stelt het de gelovigen van Israël op een lijn met de anderen in hun hogere hoop, n.l. de opname, de toevergadering. Het Gr. woord episunagogè komt slechts tweemaal voor, eens in 2 Thess. 2:1: toevergadering, eens in Hebr. 10:25, waar het verwarrenderwijs vertaald is door “onderlinge bijeenkomsten”. En de gelovigen uit de Heidenen èn die uit Israël, die met God verzoend zijn door Christus' dood, d.i. de aanneming tot kinderen (Gr.: het stellen in een zoonsverhouding) verkregen hebben, verkrijgen de “opname”, de op- en samenleiding de Heere tegemoet in de lucht. Een lagere hoop is de ingang in het koninkrijk der hemelen, een hogere die in Filippensen geopenbaard. Hebreeën geeft de basis aan voor het Nieuwe Verbond. Structuur: A1 1:1-2:18 Leerstellige inleiding.
A2 13:1-25 Praktisch slot. 1 TIMOTHEUS 1 TIMOTHEUS. Structuur: A1 1:1,2 Zegening.
A2 6:21 Zegening. TITUS TITUS. Structuur: A1 1:1-4 Zendbriefbegin. Groet. Zegening.
A2 3:12-15 Zendbriefslot. Groet. Zegening.
|