De Heilige Schriften No. 12.
X. Overzicht en Structuren van Paulus' Latere Brieven OVERZICHT. Met Efeze wordt een geheel nieuw verschiet geopend. In Colosse wordt dit nader toegelicht, Filippensen geeft de weg er heen aan, 2 Tim. zegt ons dat Paulus de hoogste roeping bereikt heeft en de kroon der rechtvaardigheid verkrijgt “in dien dag”, n.l. die der uitopstanding, in Fil. 3:11 (in de St. V. de wederopstanding genoemd), en geeft een kort overzicht van de gang van de nieuwe bedeling. Deze is niet rooskleurig. Met deze laatste groep brengt Paulus het Woord tot zijn volheid. Hij vervult het, Col. 1:25. We wezen er reeds op. dat hij het 7e deel er aan toevoegt en daarmee het geheel voltooit. Evenals Christus de Voleinder des geloofs is, al is Abraham de vader der gelovigen, zo vinden we eerst bij Paulus de vervulling van het Woord, al is de openbaring van Oud en Nieuw Verbond reeds zeer rijk. In de Efezer groep vinden we de volheid des Woords die het vroeger gegevene, alhoewel dat later nog uitgroeien kon, (en kan: De Openbaring; Ps. 102:19) in een hoger standpunt doet overgaan. Het gaat hier niet om de omvang, maar om de inhoud. HET GEBOUW VAN DE SCHRIFT. De eerste bevat Israëls beloften. De hoop is de ingang in het aardse koninkrijk, het in bezit verkrijgen van het land Kanaan, het heersen over de andere volken. Die beloften moet men zoeken in Wet, Profeten en Psalmen. De Evangeliën stellen ons Davids en Abrahams Zoon voor, gereed om ze te bevestigen. In de Handelingen zien we Hem andermaal daartoe bereid. In De Openbaring heeft de vervulling ervan plaats. De tweede bevat de hogere beloften, die voor Abrahams geestelijk zaad. Deze worden uitgewerkt in Paulus' Oudste Brieven en in Hebreeën. De hoop is niet de ingang in een aards land, maar voor de geheiligden, de opname de Heere tegemoet in de lucht en het met Christus heersen over de Volken. Zij zijn erfgenamen der wereld. De derde bevat de hoogste belofte, die voor het lichaam van Christus. Die vinden we vervat in de Efezergroep. De hoop is niet om het gezegend aardrijk te beërven, niet de opname, maar het met Christus gezet worden boven alle dingen, het met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. De weg daartoe is het Zijn dood gelijkvormig worden. Uit een en ander volgt, dat de gehele Schrift nodig is. De bovenbouw heeft de onderbouw nodig, niet wat de hoop betreft, maar tot basis voor het hoger liggende. We moeten m.a.w. eerst Israëls lijn zien, zullen we in staat zijn de andere te zien. Van het nàspeurlijke in de Schriften, moeten we komen tot het onnaspeurlijke in Christus' rijkdom, d.i. Christus' Lichaam. De overige Schrift wordt niet verworpen maar bevestigd, wordt niet overbodig, maar wordt steeds meer nodig om uit de tegenstelling, luit de verschillen het rijke te zien, dat weggelegd is voor hen, die God tot het hogere roept. De Efezergroen eist al het andere op als opgangen zowel wat het inzicht als wat de geestelijke bekwaammaking betreft. De hele Schrift is nodig om in het Hoofd op te wassen. Waar het bijzonder in onze tijd nodig is ons van onze hoop rekenschap te geven, moeten de grondlijnen en de opbouw zorgvuldig nagegaan worden. Niet wij, God Zelf werkt deze hoop in. Paulus' latere Brieven geven de positie en hoop aan van het Lichaam van Christus, dat gevormd wordt in de bedeling der genade Gods. Deze vangt eerst aan, nadat Israël terzijde is gezet, d.i. geestelijk nadat Paulus in Rome is gekomen en loopt door tot op onze tijd. Het einde ervan is mogelijk naderende. EFEZE. Efeze kan niet ten volle verstaan worden zonder de basis ervan: Romeinen. In Romeinen is sprake van het met Christus gestorven en opgewekt zijn, in Efeze is het met Christus gezet zijn in de overhemelse plaatsen of gewesten of onder de overhemelse overheden en machten. Om Efeze te bereiken is de ganse Schrift nodig. De lijn gaat over Romeinen en om daar te komen, moet uit het O.T. geleerd worden, dat het Israëlietisch is. Uit de dingen, die verschillen, moet men het geestelijke inzicht verkrijgen en uit de naspeurlijke beloften komen tot de onnaspeurlijke rijkdom van Christus. Efeze handelt over de verborgenheid, die in God verborgen is geweest. Kort samengevat is deze verborgenheid deze: Niet alleen Christus wordt gezet aan Gods rechterhand in het overhemelse, maar door Gods onuitsprekelijke genade wordt met Hem een Lichaam, een groep gelovigen uit alle Volken mede tot die heerlijkheid verheven, Efeze 3:6; 1:3. Dat was nimmer geopenbaard, noch in enig woord, profetie, type of schaduw. Het was een verborgenheid verborgen in God, Efeze 3:9. Het Hoofd-zijn-boven-alle-dingen wordt alleen verstaan wanneer men Hem ziet als God boven allen, het Mede lichaam zijn is alleen werk van Gods Geest. Structuur: A1 1:1,2 Zendbriefbegin, Groet.
A2 6:21-24 Zendbriefslot. Zegening. COLOSSE. Structuur: A1 1:1,2 Zendbriefbegin en Groet.
A2 4:10-28 Zendbriefslot en Groet. FILIPPENSEN. Vele gelovigen van onze dagen menen, dat 1 Thess. 4 de hoogste verwachting is, die de Schrift openbaart. De wederkomst van Christus en de opname de Heere tegemoet in de lucht worden allerwegen gepredikt. In zoverre hiermee een waarheid wordt verkondigd, die naar de achtergrond gedrongen was, achten wij deze fase in de historie van de Christenheid een gelukkig verschijnsel. Als men echter de wederkomst des Heren tot einddoel van deze bedeling stelt, geloven wij dat men beschaamd zal uitkomen. 1 Thess. 1:10 zegt volgens de grondtekst, dat men verlost wordt uit, niet van d.i. voor de toekomende toorn. Hoe kan men nu uit iets verlost worden als men daar niet in is? De Heere komt uit de hemelen, dus is er in, Hij verlost uit de toekomende toorn, dus die groep van gelovigen is er in, zoals eenmaal Israël in Egypte. De opname heeft daarom niet plaats vóór de toekomende toorn. De Heere thans uit de hemelen te verwachten, vóór de toekomende toorn, is een misopvatting. In Filippensen wordt ons iets hogers geopenbaard. Niet de betere opstanding, die we parallel achten te lopen met de opwekking en verandering in een punt des tijds (Heb. 11:39,40, 1 Thess. 4:1 Cor. 15) maar de uitopstanding, die uit de doden is, een persoonlijke vooropstanding vóór de opname, de Heere tegemoet in de lucht. Paulus had reeds de opname, hij jaagt naar de uitopstanding, d.i. een opstanding kort na het sterven. Ziet men nu hoe Paulus' latere Brieven een hogere hoop aangeven? Structuur: A1 1:1, 2 Zendbriefbegin en Groet: Genade zij u.
A2 4:21-23 Zendbriefslot en Lofverheffing. Genade zij met u. FILEMON. Structuur: Men ziet, hoe kleine Schriften soms een ingewikkelde bouw hebben. 2 TIMOTHEUS. De taak aan Timotheus opgedragen, wordt onder drieërlei beeld getekend: die van de landman, van de krijgsknecht, van de strijder (worstelaar of wedloper) 2 Tim. 2. Wat de voortzetting van zijn werk betreft, moet hij, wat hij van Paulus geleerd heeft, toebetrouwen aan getrouwe mensen, die bekwaam zullen zijn ook andere te leren, 2:2. In 2 Tim. wordt alles persoonlijk gezien. Er is wel gemeenschap 4:11,12, doch geen aardse gemeente. Er is organische opbouw (werk van de landman) geen organisatie, (doe het werk van een evangelist; evangelisatie sluit een gemeentelijke organisatie uit). Er zijn onderwezenen (2:2), maar er is veel tegenstand 2:23,25, bewijs van de verdeeldheid. 2 Tim. sluit alle algemeen georganiseerde eenheid, één algemene openbare Chr. Kerk uit. De hogere onzichtbare eenheid is tussen hen die de verschijning des Heren hebben liefgehad 4:8. 2 Tim. geeft ons, zeiden we, een overzicht van bedeling. Wat deze ganse bedeling door, steeds duidelijker gezien wordt, is in Paulus' leven voorgetypeerd in korte termijn. Het enige lichtpunt in 2 Tim. is het heerlijke feit dat Paulus de prijs der roeping Gods, waar hij in Filippensen nog naar jaagde, behaalt. Hij heeft de loop voleindigd, de kroon is hem weggelegd, hij komt tot de ontbinding, de uitopstanding uit de doden en wordt met Christus verenigd. Structuur: A1 1:1,2 Groet en zegening.
Besluit Hiermee hebben we de Structuur, de bouw der Schrift en der afzonderlijke Schriftboeken besproken. Elk onderdeel is weer in structuur te brengen, wat de Companion Bible dan ook doet. We hopen er in de reeksen nog meer te geven. Nog beter ware het, als van dit schone stuk werk een Nederlandse bewerking kon worden gegeven. Deze zou èn als inleiding tot een nieuwe vertaling èn als basis voor verder onderzoek bijzonder van dienst kunnen zijn. God geve daartoe de bekwame mannen en de middelen. Menig lezer heeft zich en anderen gevraagd, waartoe toch al die geleerde uitstalling nodig was. Vooreerst omdat dit Gods wijsheid laat zien. Dan, opdat men gaandeweg op andere betere wijze zijn Bijbel ga lezen en rekening ga houden met betere indelingen. Eindelijk om iets van het majestueuse Woord te doen zien. Mogen de schathuizen daarvan niet geopend worden? En als men door hun schittering verblind wordt, ligt dat dan niet allereerst en allermeest aan het ongeoefende oog? We hebben de structuren gegeven, niet opdat men al de schatten in eens zou opladen en wegdragen, maar opdat men ze voor het gebruik wete te vinden. Dikwijls treft ons het verwijt, dat we maar drie Brieven hebben. We gaven de structuur van al de boeken, mede om te bewijzen, dat alles voor ons is, al gaat het daar in vele er van niet over ons. Veelal beschouwt men de Schriften als heel gewone boeken. Laat men, nu we iets aantoonden van de schatten die ze zijn en geven, ze nu liggen en onderzoekt men niet verder, voor wie die schatten, die wij mogen beheren, zijn? En laat het onverschillig, dat de grootste schat, de rijkste openbaring, die we juist leren zien door het verschillen ervan van de andere op te merken, voor ons is? Het geheel overziende blijkt, dat Gods Woord een machtig, overweldigend geheel is. Het is als een hemelhoge rots, die wel geplant is in het aardse, d.i. de menselijke elementen van taal en stijl, toestanden en gevoelens, maar die verre oprijst boven alles en perspectieven opent, die alle andere boeken missen. Gods Woord reikt in de hemelen, ja tot boven de hemelen. ‘t Is onpeilbaar diep en onmeetbaar hoog. We hopen dat deze uiteenzetting er toe bij moge dragen iets van het grootse, geweldige, schone en verhevene van Gods heilige Schriften te zien. Daar was het ons alleen om te doen. Hoe meer men alles overdenkt, des te sterker wordt de overtuiging: Al de Schrift is van God ingegeven.
|