Deel I
No 10
7 Dec. 1929

Het Woord.., een Lamp


Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad. Ps. 119:105.


Algemeen meent men in een verlichte tijd te leven. Bijzonder de laatste eeuw is men met sprongen “vooruit gegaan". De beschaving werd gaandeweg gemeen goed. Wat vroeger alleen enkele klassen ten goede kwam, werkt nu door in alle rangen en standen. De analfabeten zijn thans uitzonderingen: algemene ontwikkeling staat thans voor ieder open. Is het een wonder, dat men de gouden eeuw van algemene verlichting, van wereldvrede en verbroedering nabij acht?

Laat ons zien, wat de Schrift van het licht zegt. We letten niet op het profetische woord, dat schijnt als een licht in een duistere plaats, niet op de uitspraak, dat donkerheid de aarde zal bedekken en duisternis de Volken, niet op 's Heeren uitspraak, dat de nacht komt, waarin niemand werken kan, doch op Davids woord: Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad.

David erkent hiermee in het duister der wereld te staan. Hij heeft licht nodig. Dat vindt hij nergens. Overal is donkerheid, allerwegen duisternis. Welke verlichte Heidenen er ook geleefd mogen hebben, zij zijn voor David duisternis. Bij hen is geen licht des levens te verkrijgen. David zoekt dat zelfs niet in Israël. Hij weet het ook daar niet te zullen vinden. Er blijft maar één lichtbron over, het Woord en dat Woord is David ter lamp en ten licht.

Men stelle zich hierbij eerst op Oosters terrein. In de avondstond was er geen verlichting, zelfs niet in de steden. Wie uitging moest een lamp of fakkel meenemen om licht voor zich uit te zien werpen. Bij ons op het platteland is het zonder maneschijn eveneens zeer duister, zo zeer, dat er vaak ongelukken gebeuren.

David ziet zich in de duisternis van de wereld staan. Hij moet voort, het leven kent geen stilstand. Maar waarheen? En hoe de weg te vinden? Hij kent maar één middel, de verlichting door het Woord. Dat is een lamp voor zijn voet, een licht op zijn pad. Zo zal hij de woning der rust kunnen bereiken, tot Hem, die het “eeuwig Licht" is, kunnen komen.

Men lette er wel op, dat David de lamp en het licht als een persoonlijk eigendom neemt. Het Woord is hem een lamp voor zijn voet, een licht op zijn pad. David leeft persoonlijk in dat Woord, en zonder te ontkennen, dat dat Woord ook voor anderen ten licht kan zijn, laat hij ons zien, dat het Woord zijn persoonlijk licht is.

Zijn deze tijden voorbij? Kunnen wij het stellen met de verlichting van deze dagen? Heeft het licht van de wetenschap, van de ontdekkingen, van de Schriftkritiek, van de Belijdenis de bekoring en meent men, dat dit voldoende is? Acht men de donkere tijden voorbij en baadt men zich in een zee van licht? Vanwaar dan al de woelende groepen? De een stoot tegen de ander aan. Vanwaar dan de onvoldaanheid en het zoeken naar licht?

Wij voor ons menen, dat de tijden hoe langer hoe donkerder worden. Er wordt hoe langer hoe meer magnesiumlicht ontstoken, dat wel voor een ogenblik verblindend flikkert, maar dan in dezelfde troosteloze duisternis laat staan. Wij voor ons menen, dat er hoe langer hoe meer duisternis komt. Van het redelijk leven spreken we nu niet. We doelen op de algemene verlichting der Christelijke beschaving. Brengt die ons het licht des levens? Het schijnt ons toe, dat we hoe langer hoe verder afkomen van de Lichtbron.

Wat te doen? Wij geloven, dat men met David het Woord tot lamp moet nemen voor de voet, tot licht op zijn pad. We weten wel, dat Schriftkritiek het licht wil doven. De Schriftkritiek wil de vorm van de lamp bezien, z'n samenstelling, z'n “gehalte ", enz., maar komt geen stap verder en brengt geen nieuw licht ter vervanging. Men wil dat wel, wil een nieuwe Bijbel maken, maar de constructie zal wel wat tijd in beslag nemen en - hoe zal men de nieuwe lamp lichtend maken als men de Oude Lamp eerst uitdooft?

Gods Woord moet ook in deze tijd de lamp en het licht zijn. Onze lamp en ons licht. Men onderzoeke het Woord persoonlijk; late het licht geven in zijn leven en op het levensterrein. Het zal leiden tot de Bron des lichts, tot God.

De Schrift is hulpmiddel, een lamp, God is hèt licht. De. Schrift leidt tot Hem, Die zich wel verborgen houdt en schijnbaar laat dwalen, maar opdat men Hem zoeken zal. Ook in onze verlichte tijd is er licht nodig door het Woord. Dat licht verlicht eerst hem, die het Woord onderzoekt, dan hem, voor wie hij er mee mag verlichten, tevens het pad, dat gegaan moet worden.

Ondanks alle andere lichtbronnen van onze verlichte tijd, ondanks alle reclamelicht (dat maar voor een tijd is, wijl elke nieuwe reclame de oude in de schaduw stelt) lere God ons te bepalen (velen zullen het “behelpen” noemen): bij de lamp van Gods Woord, die ten slotte veel helderder brandt dan alle andere lichten, wijl deze verblinden, maar gene in zacht gestadig schijnsel het pad ten leven verlicht.




Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden