Deel I
No 8
9 Nov . 1929

De Heilige Schriften

No. 8.

VI. Overzicht en Structuren van "De Evangeliën"



VIERDERLEI BEELD.
Van de Evangeliën heeft men vaak een “Harmonie" willen maken, d.i. ze zo willen combineren, dat ze geheel ineenschoven. 'Dit nu is onmogelijk. De Evangeliën zijn 4 verschillende beelden, die de verschillende schrijvers opvingen van de Volmaakte en Grotere dan de mensen. Zij stellen elk één zijde, één aanblik voor. Waar die visies samen vallen, hebben we gelijke delen, knooppunten, waar ze uiteen lopen, verenigt men niet, waar God gescheiden houdt. Eerst zetten we nu het karakter van de vier Evangeliën uiteen.

A1 Mattheus.
De Heere voorgesteld als (Jehovah's) Koning. “Ziet uw Koning komt tot u", Zach. 9:9. “Ik zal David een rechtvaardige Spruit verwekken, die zal Koning zijnde, regeeren en voorspoedig zijn" Jer. 23:5, 6; 33:15. Vandaar de Koninklijke geslachtslijn van Abraham over David. Hij is de Zoon van Abraham, de Zoon van David Mt1:1.

B1 Markus.
De Heere voorgesteld als Jehovah's Dienstknecht. “Zie Mijn Dienstknecht", Jes. 42:1. “Zie, Ik zal Mijn Knecht, de Spruit doen komen". Zach. 3:8. Vandaar geen geslachtslijst; van een dienstknecht, een slaaf, wordt die niet gegeven.

A2 Lukas.
De Heere voorgesteld als Jehovah's Man. “Zie een Man, Wiens naam Spruit is, die zal uit Zijn plaats spruiten" 6:12. Van daar de menselijke geslachtslijn tot op Adam. Luk. 3:23-38.

B2 Johannes.
De Heere voorgesteld alsJehovah zelf. “Zie uw God". Jes. 40:9. “Te dien dage zal des Heeren (Jehovah's) Spruit (d.i. Messias) zijn tot sieraad en tot heerlijkheid", Jes. 4:2. Van daar geen geslachtslijn. Van God Zelf is deze lijn onmogelijk.


EENHEID EN VERSCHEIDENHEID.
De eerste drie Evangeliën noemt men vaak de synoptische. Een synopsis is een kort overzicht. Synoptische betekent dus: een kort overzicht gevend. Het vierde zet men apart. Deze indeling nu is onjuist.

Alle vier houden zich bezig met de Spruit, maar van uit verschillend oogpunt bezien. Het woord Spruit, dat hier gegeven wordt, komt slechts 12 maal voor in het O.T. en heeft in de 4 bovengenoemde teksten betrekking op Messias. In Jer. 23:5,6 en Jer. 33:15 wordt Christus voorgesteld als de Spruit, de Koning, Die eenmaal Koning zijnde voorspoedig zal regeren. Als zodanig ziet Mattheus Hem. In Zach. 3:8 is Christus als Spruit de Dienstknecht, Die komt voor Jehovah's dienst. Hij treedt in eens op zonder verdere voorstelling. In Zach. 6:12 is Christus als Spruit de Man of Mens, Die uit zijn plaats spruit. Hier zien we Hem toenemen in wijsheid en grootte en genade bij God en de mensen, Luk. 2:52; als volmaakte Mens in Jes. 4:2 is Christus Jehovah's Spruit en daarmee Jehovah zelf.

Geen enkel Evangelie is in staat Hem ten volle uit te beelden, noch in Zijn leven en bediening, noch in Zijn dood en verheerlijking. Van daar 4 evangeliën, die hun weg gaan. Een “Harmonie" is dus onmogelijk, wijl tussen 4 uit één middelpunt lopende lijnen geen harmonie of evenwijdigheid te verkrijgen is. Het hoofddeel van elk evangelie wordt ingenomen door twee onderwerpen: het Koninkrijk en de Koning. Eerst worden beide aangekondigd, dan beiden verworpen. Deze onderwerpen zijn als volgt verdeeld:

  • Het Koninkrijk aangekondigd. Matth. 4:12 - 7:29; Mark. 1:14-20; Luk. 4:14 - 5:11; Joh. 1:35 - 4:54

  • De Koning aangekondigd. Matth. 8:1 - 16:20; Mark. 1:21 - 8:30; Luk. 5:12 - 9:21; Joh. 5:1 - 6:71

  • De Koning verworpen. Matth. 16:21-20:34; Mark. 8:31 - 10:52; Luk. 9:22 - 18:43; Joh. 7:1 - 11:53

  • Het Koninkrijk verworpen. Matth. 21:1 - 26:35; Mark. 11:1 - 14:25; Luk. 19:1 - 22:38; Joh. 11:54- 17:26

Zie verder de structuren.


VOORTZETTING VAN HET O.T.
De evangeliën zijn voortzetting van het O.T. Dit is geheel uit het oog verloren. Christus werd een Dienaar der Besnijdenis om de beloftenissen der vaderen te bevestigen, Rom. 15:8. Dus niet om die onvervuld te laten of geestelijk te vervullen. Zelf zegt Hij uitdrukkelijk, dat Hij niet gekomen is om de Wet of de Profeten te ontbinden, maar om die te vervullen, Matth.5:17. Tot dat hemel en aarde voorbij gaan, zal er niet een jota, noch een tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied vs. 18. Waar Wet en Profeten dus eerst geschieden moeten, d.i. letterlijk vervuld zullen worden, is er voor vergeestelijking geen grond. In de Reformatietijd (16-17de eeuw) is dit alles over het hoofd gezien en de draad niet terug gevonden, die reeds door de “Apostolische Vaderen” zoals Barnabas en door Origenes, Augustinus en anderen verloren ging.

Noch de Middeleeuwse gelovigen, noch die van de 16de en 17de eeuw, hebben de bedeling der verborgenheid met volle verzekerdheid des verstands gezien of geleerd. Integendeel, men heeft gemeend, dat met het N.T. iets geheel nieuws begon. Christus, de Koning Israëls, Joh. 1:50, de Koning der Joden, Mat. 27:27 is de Koning der “Kerk” geworden, een titel, die nergens in de Schrift voorkomt. Men heeft niet ingezien, dat Christus kwam om Koning over Zijn volk Israël te zijn, Luk. 1:31-33. Men heeft van achteren uit, uit Paulus' Brieven, in de Evangeliën ingedragen, wat er van voren uit niet in te lezen is.

Christus kwam om de profetieën te vervullen, Israël verwerpt Hem als Koning. Het gevolg is, dat Hij als Hogepriester met God gaat verzoenen. Ja meer, dat Hij als Hoofd boven alle dingen aan Gods rechterhand in Zijns Vaders troon komt te zitten Op. 3:21, totdat al Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank Zijner voeten, Hebr. 2:8. Inmiddels doet Hij twee dingen: Vele kinderen, Gr. zonen, tot de heerlijkheid leiden, die Hij broeders noemt, Hebr. 2:10, 11, Rom. 8:15, 29 en Zich een Lichaam vormen, dat met Hem ver boven alles gezet wordt.

Hierover spreken de Evangeliën niet. Die spreken van de openbaring van het Koninkrijk van Vader David, Mark. 11:10, zij zijn voortzetting van het O.T. God wil de beloften aan de vaderen gedaan, vervullen en Israël tot Hoofd van alle volken maken. Daartoe is “wedergeboorte” en bekering nodig en inzetting in het Nieuwe Verbond.


MATTHEUS.
Mattheus stelt ons Christus voor als de Zoon van Abraham, de Zoon van David, 1:1. Hij is de Koning van Israël, d.i. het letterlijke volk.

Alleen in dit evangelie komt de term Koninkrijk der hemelen (K.d.H.) voor. Deze term wordt als regel niet verstaan. Het K.d.H. is niet “de hemel”, maar het Koninkrijk dat aan Israël opgericht moest en eenmaal zal worden. Het is de berg ontstaan uit de Steen, die de hele aarde eenmaal zal vervullen, Dan. 2:44. De heiligen der hoge plaatsen (lees hiervoor: des Allerhoogsten) zullen dat rijk bezitten, Dan. 7:27. Het K.d.H. is Israëls heerschappij over de Volken. Israël kon dat weten, Johannes kondigt het dan ook als “nabij” aan 3:2, evenzo de Heere 4:17 en Zijn discipelen 10:7. Door de verwerping van de Koning is het geweken; wat nabij is kan zich terug trekken (zie Fil. 2:20). Het K.d.H. is dus een nationaal politiek rijk, dat heerst over de Volken Dan. 7:27. Het is niet in of voor de hemel, of de hemel zelf, 't is op aarde, 't is van de hemelen.

Met Mattheus begint de verwarring in de theologie. Men heeft niet ingezien, dat de Evangeliën over Israël handelen. Mattheus stelt Hem voor als de Koning van Israël, de Koning der Joden, 27:37. Of heeft er een leugen boven Zijn kruis gestaan?

Structuur:





MARKUS.
Markus was een dienaar, die niet was, zoals een dienaar wezen moest, Hand. 13:13. Paulus wilde hem dan ook niet andermaal meenemen, Hand. 15:38. Toch is hij het verkoren instrument om de ware Dienstknecht uit te beelden. Een dienstknecht heeft geen geslachtsregister. We missen dat dan ook bij Markus. Zonder dit register en zonder enige inleiding zien we de Dienstknecht Zijn bediening aanvaarden. Heel zijn dienst is gekenmerkt door het “terstond”. Waar in de andere evangeliën het woord “Heere” 73 maal gebruikt wordt, 36 maal door Zijn discipelen, 37 maal door anderen, komt het in Markus slechts enkele malen voor, eens in het verhaal van de Syro-Fenicische vrouw, een heidense (7:28) en eenmaal in 9:24, waar het in alle betere handschriften weggelaten wordt, en tweemaal na Zijn hemelvaart 16:11, 20.

Waar de Dienstknecht anders handelt dan de Koning, vinden we in Markus andere bijzonderheden naar voren geschoven om de Dienstknechtsgestalte uit te beelden. Niet alleen wat Hij zegt, maar ook hoe. Hij het zegt, niet alleen wat Hij deed maar hoe Hij het deed wordt meegedeeld, zie 6:9, 15:39, 6:40, 1:35 enz. Zijn vermoeidheid, 4:38, 11:12, 14:36, Zijn medelijden, 6:34, 8:2, Zijn liefde, 10:21, Zijn verwondering 8:6, Zijn toorn, 3:5, Zijn zuchten, 7:34, 8:12, Zijn kwalijk nemen, 10:14 treden naar voren.

Structuur:





Deel D bevat weer de viervoudige bediening. Uit de structuur volgt verder, dat vs. 9-20 van hfdst. 16 tot Markus behoren, althans sluitstuk vormen.


LUKAS.
In Lukas vinden we de ruimere sfeer van 's Heeren barmhartigheid. Deze wordt vooraf geschaduwd door het geslachtsregister, dat opklimt tot Adam. Lukas ziet de Heere bijzonder als Zoon des mensen, als Mensenzoon. Hierin ligt opgesloten, dat de eerste mens faalde, Zijn Zoon immers treedt op om te doen en te herwinnen, wat hij naliet en verloor. De Mensenzoon komt om te zoeken en “zalig te maken” (Gr. te behouden), wat verloren was.

Lukas ziet, dat bekering en vergeving der zonden niet beperkt is tot Israël alleen. In Zijn naam moeten gepredikt worden bekering en vergeving der zonden onder alle volken, 24:47. Dat begint in Israël, eerst in Jeruzalem, dan in Judea, en Samaria. Door Paulus wordt dit in zijn eerste bediening voortgezet onder de Heidenen Hand. 14:15; 17:30. Waar er in Israël en onder de Volken slechts de eerstelingen ingeoogst werden en er slechts een voorvervulling heeft plaats gehad, toeft het heil der wereld tot de toekomende eeuw ingaat. Want hoe algemeen menselijk Lukas de Messias ook ziet, toch wordt het instrument, waardoor Diens heil tot de volken komt, niet uitgeschakeld; ook Lukas is Israëlietisch. Alleen hij is Israëlietisch-Universeel en rust zo op Gen. 22:18: “In uw Zaad zullen alle volken der aarde gezegend worden.”

Lukas schreef zijn evangelie tot inleiding van en steun voor Paulus' bediening der verzoening onder de Heidenen.

Structuur:





JOHANNES.
Johannes tekent ons Christus als God. Dat is het thema, dat hem beheerst en hem van de andere drie doet verschillen. Wat Zijn bediening betreft, ging Christus van God uit en ging weder heen tof God, hfdst. 13:3. Wat Zijn wezen betreft, is Hij de Heere, 21:7, de “Ik ben”, 8:58. De drie andere evangelisten stellen Christus voor naar Zijn menselijke zijde. Vandaar dat men ze samen neemt en tegenover het vierde evangelie stelt. Wat Zijn bediening aangaat, mag deze tegenstelling niet gemaakt worden. De structuur wijst dit uit. Wat de voorstelling aangaat, is er iets meer verschil dan tussen de eerste drie. De verzoeking in de woestijn en de doodsstrijd in Gethsemané ontbreken. Zij waren niet het beeld, dat Johannes opving; ook ontbreekt de verheerlijking. De reden daarvan is, dat deze in verband staat met het lijden en de aardse heerlijkheid (1 Petr. 2:16, 17). Johannes ziet Hem als Zoon Gods inwendig steeds omstraald met hemelse heerlijkheid en majesteit.

De 8 tekenen in dit evangelie zijn er op gericht de lezers van de Hebr. Schriften te overtuigen, dat Jezus de Christus (Messias) is, de Zoon van God (20:30, 31). De bruiloft te Kana, de genezing van de zoon van de hoveling, die van de 38 jarige krankheid en de spijziging der 5000 typeren bijzonder Israëls toestand bij Messias' eerste komst. Het stillen van de storm, het openen van de ogen van de blindgeborene, het opwekken van Lazarus, en de laatste visvangst zijn vooral schaduwen voor Israëls toekomst.

Evenals Mattheus' heersende aard (tollenaar), Markus' dienende gestalte, Lukas' mensenliefde door God gebruikt worden om Christus als Koning, Dienstknecht en Ware Mens uit te beelden, wordt Johannes' hoogheid van geest (Mt. 20:20-26) gebruikt om iets in beeld te brengen van Hem, Die, wat Zijn Persoon aangaat, boven allen God is.

Structuur:










Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden