Deel I
No 2
16 Aug. 1929

REEKS I

Het Profetische Woord

No 2.

 


SCHRIFTUURLIJKE UITLEGGING.
Onder de letterlijke of reëele opvatting verstaan we dus de zichzelf gelijkblijvende verklaring, die in eenzelfde verband aan dezelfde woorden, dezelfde betekenis geeft, maar de vervulling naar tijden en gelegenheden ziet plaats hebben.

Dat wordt vereist op 3-erlei grond.

Vooreerst op grond van de "redelijke godsdienst", die we hebben. Als bijv. Huis Jakobs in Gen. 46:2,7 betekent: Jakobs natuurlijke afstammelingen, zien we niet in, waarom deze term in Luk. 1:33 gelovigen uit de Heidenen zou moeten betekenen. Als Juda. en Jeruzalem in Jes. 1:1 betekent: de afstammelingen van de zoon van vader Jakob en Jeruzalem de hoofdstad van die stam, waarom zou Juda dan in Jes. 2 een figuurlijk "volk" en Jeruzalem de "Kerk" zijn? Als bergen Israëls in Ez. 6:2,3 betekent: de aardrijkskundige verheffingen in het land door Israël bewoond, waarom zou deze term dan in hetzelfde boek, maar wat achteraan (34:14 en 38:8; 39:17) iets anders aanduiden? Dat is onredelijk. Ter plaatse zullen we een en ander nader uitwerken.

Ten tweede wordt dat vereist door de verklaring van de geïnspireerde schrijvers.

Neem Jakobus in Hand. 15. Hij zegt niet: Nu moeten die beloften niet op Israël, maar geestelijk op de Heidenen toegepast worden. Integendeel, hij bewijst dat we een insnijding moeten maken. Het "te dien dage" wijst er op. Dat wil zeggen: niet in "deze dag", maar in de dag, die de Here zal maken, niet in de dag des mensen, maar in de dag van Christus. Daarom legt hij het ons duidelijk uit en zegt: Daarna zal ik wederkeren, enz. Jakobus laat de profetie dus staan, vergeestelijkt ze niet, maar snijdt ze in, ziet het onvervulde deel zich werkelijk, en niet geestelijk, in de toekomst vervullen. Een tweede bewijs daarvoor is Paulus. Heeft God zijn volk verstoten, vraagt hij.

Neen. Hijzelf is daarvoor een bewijs. Als God Israël verstoten had, had Hij nimmer Paulus geroepen om van de Heidenen apostel te zijn. Dan had hij b.v. een Cornelius of een Lukas geroepen. God heeft zijn volk niet verstoten, dat Hij te voren gekend heeft, zegt Paulus. Is Israëls verharding dan onvoorziens gekomen? Ook dat niet. God heeft dat voorzegd door Mozes, Rom. 11:8 en door David vs 9. Dat is dus letterlijk over Israël, tot wie het gezegd was, vervuld. Letterlijk, we weten het, betekent: uitgelegd naar tijden en gelegenheden t.o.v. de toegesproken groep. Te zijner tijd is Israël verblind en verhard. Zal dat nu zo blijven? Neen zegt Paulus, de profetie blijft voor Israël staan: En alzo zal Israël zalig worden, gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. Verstaat hij onder Israël nu de N.T. Gemeente, onder Jakob de gelovigen van "de nieuwe dag"? Gans en al niet, want hij heeft het hier over het letterlijke Israël, Hij laat Gods beloften staan, snijdt ze in en zegt, 11:25, dat de verharding over Israël gekomen is (het letterlijke Israël) totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël (d.i. het letterlijke Israël) zalig (d.i. behouden) worden. Hoe? Gelijk geschreven is n.l. doordat de Verlosser uit Sion (een deel van Jeruzalem) zal komen.

Ook Paulus houdt dus vast aan de delende verklaring. Hij citeert uit Jes. 27 en 59. Men leze die hoofdstukken en zal zien, dat we ook hier weer de sterke golving in de profetie hebben, die golfbergen en golfdalen doet ontstaan, Maar het zijn golven in Israëls nationaal bestaan. Ze komen wel achter en na elkaar, maar golven over eenzelfde natie.

Beide geïnspireerde schrijvers wijzen er dus op, dat wat er ook geschiede, God Zijn woord over Zijn volk Israël ten volle zal vervullen. Zij deelden het woord in en vanzelf recht, daar ze stonden onder directe leiding des Geestes.

CHRISTUS' VOORBEELD.
Ten derde wordt op onze opvatting over de profetie het zegel gedrukt door de hoogste Profeet Zelf, Die èn aan Jakobus èn Paulus èn aan ons allen het onderricht geeft, hoe we de profetieën uit moeten leggen en wat we moeten denken over de nog niet vervulde profetie. Dat onderricht vinden we in Luk. 4:16-21.

Als de Here in Nazareth gekomen is, gaat Hij naar de synagoge en wordt Hem de rol van Jesaja gegeven.

"En als Hij het boek open gedaan had; vond Hij de plaats, waar geschreven was: De Geest des Heren is op mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart, om den gevangenen te prediken loslating, en den blinden het gezicht, om de verslagenen henen te zenden in vrijheid, om te prediken het aangename jaar des Heren".

Wat doet de Here nu? "En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, zat Hij neder, en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld".

Slaan we nu op; welk gedeelte van Jesaja dit is. 't Is hfdst. 61:1-2a. Daar lezen we ongeveer, hetzelfde. We citeren alleen het tweede vers: "... om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heren". Tot dusver heeft de Here Jezus dus gelezen. Toen sloot Hij het boek en zei: "Heden is deze schrift in uwe oren vervuld". Niet dus, wat er verder volgt 2b-8:

"en den dag der wrake onzes Gods, om alle treurigen te troosten, om den treurigen Sions te beschikken, dat hun gegeven wonde sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest, opdat zij genaamd worden eikenbomen der gerechtigheid, een planting des Heren, opdat Hij verheerlijkt wonde. En zij zullen de oude verwoeste plaatsen bouwen, de vroegere verstoringen weder oprichten en de verwoeste steden vernieuwen, die verstoord waren van geslacht tot geslacht. En uitlanders zullen staan en uw kudde weiden en vreemden zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn; doch gijlieden zult priesters des Heren heten, men zal u dienaren onzes Gods noemen, gij zult het vermogen der heidenen eten en in hun heerlijkheid zult gij roemen. Voor uw dubbele schaamte en schande zullen zij juichen over hun deel, daarom zullen zij in hun land erfelijk het dubbele bezitten, zij zullen eeuwige vreugde (Hebr. vreugde der eeuw) hebben en Ik zal een eeuwig verbond met hen maken" (Hebr.: verbond der eeuw).



DE DAG DER WRAAK.
Jes. 61 vanaf, vs 2b is dus toekomstig, want de dag der wrake is toekomstig. Wij wensen dat nog even na te gaan.

De dag der wrake wordt het eerst genoemd in Jes. 34:8. Als we dat hoofdstuk lezen, blijkt, dat het een profetie is, die betrekking heeft op de eindtijd. Al het heer der hemelen zal uitteren en de hemelen zullen toegerold worden gelijk een boek en al hun heer zal afvallen gelijk een blad van den wijnstok en gelijk een vijg afvalt van den vijgeboom, vs. 4. Dat vers wordt in Openb. 6:13 en 14 geciteerd en heeft dus betrekking op de tijd van het zesde zegel. Hoe ook opgevat, het was toekomstig t.o.v. de volheid des tijds en is niet vervuld in Jesaja's dagen. De Here Jezus, Die als hoogste Profeet in allen dele het woord recht sneed, sneed dus ook die toekomstige dag der wraak af van het toen vervuld wordende. Wat dus volgt na vs 2a is toekomstig, de dag der wrake is nu het eerste, wat Israël en de Volken zal treffen. Israël om zijn afwijking, de Volken, omdat zij Israël uit haat vervolgen en verdrukken. Jes. 34:1 en 2 luiden dan ook: "Nadert gij Heidenen om, te horen en gij Volken, luistert toe, de aarde hoore en hare volheid, de wereld en alles wat daaruit voortkomt. Want de verbolgenheid des Heren is over al de Heidenen en grimmigheid over al hun heer..." In de Openb. zien we daarvan de uitwerking.

In Jes. 63:4 lezen we weer van de dag der wraak, Vs. 1-4 luiden:

"Wie is deze, die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn gewaad, Die voorttrekt in grote kracht? Ik ben het, Die in gerechtigheid spreekt, Die machtig ben te verlossen. Waarom zijt Gij rood aan Uw gewaad en Uw klederen als een, die de wijnpers treedt?"

Dan volgt het antwoord:

"Ik heb de pers alleen getreden en daar was niemand van de Volkeren met Mij en Ik heb hen getreden in Mijn toorn en heb ze getrapt in Mijn grimmigheid en hun kracht is gesprengd op Mijn klederen en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld, want de dag der wraak was in Mijn hart en het jaar Mijner verlosten was gekomen".

In Openb. 19:13 vinden we:

"En Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed geverfd was",

en in 19:15

"... en Hij treedt de wijnpers van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods".

Dit woord is nog niet vervuld, wijl Christus nog niet wedergekomen is. Jes. 63 en Op. 19 naast elkaar gelegd, bewijzen dus eveneens, dat de dag der wraak nog toeft, en eerst in de eindtijd zal komen.

Inzicht in de profetie verkrijgen betekent dus vaak ze recht leren snijden, d.i. indelen, het afgesneden onvervulde deel plaatsen in een toekomstige bedeling. Soms moet men onderscheid maken in een voor-vervulling en in een eind-vervulling.

Dat het overige gedeelte van Jes. 61 toekomstig is, volgt ook uit de 2 uitdrukkingen: eeuwige vreugde en eeuwig verbond (Hebr.: vreugde der eeuw en verbond der eeuw). Beide zien op de toekomende eeuw, niet op de "eindelooze eeuwigheid", die de westerse dogmatiek er van gemaakt heeft.

DE TUSSEN BEDELING.
Met het duidelijke voorbeeld van de Here Jezus voor ogen, zo duidelijk, dat er maar één gegeven is, maar waarmee allen moesten kunnen volstaan, is het gemakkelijk inzicht te verkrijgen in de profetie in het algemeen en in die aangaande Israëls herstel in het bijzonder, Er is tussen het vervulde en onvervulde gedeelte een ruimte, die nu bijna een 19 eeuwen duurt. Hoewel de delen bij elkander staan, behoren zij, wat tijd betreft; niet bij elkaar; ze gelden wel Israël, maar niet Israël in dezelfde bedeling. Het eerste deel is het "jaar van het welbehagen des Heren", het andere dat van "de dag der wrake onzes Gods".

En tussen die beide nu ligt de grote tussen bedeling van 19 eeuwen. Het jaar van het welbehagen des Heren eindigt in Hand 28 als Paulus zich afkeert van Israël en een nieuwe bedeling intreedt, die thans nog doorloopt, Hierop kunnen we in dit werk evenwel niet diep ingaan, Alleen dit nog:

Wanneer men in het bergland de bergtoppen achter elkaar ziet liggen, schijnt het, alsof de bergen vlak naast elkaar liggen. Naderbijkomende merkt men, dat er vaak een zeer grote afstand tussen is. Van een stad, van op een afstand bezien, schijnen de hoge gebouwen, die in een lijn liggen, tamelijk aan elkaar verbonden. Eerst als we praktisch van het ene naar het andere gaan, zien we, dat ze soms in geheel andere wijken staan en er veel meer tussen ligt, dan we dachten.

Zo ook met de profetie. Van achteren beschouwd heeft God iets verborgen gehouden, dat juist ligt tussen de delen. Bijzonder bij Jes. 61 is dat duidelijk. Dat nu is door de Kerken van de Reformatie niet opgemerkt. Met alle geweld wilde men die delen bij elkaar houden. Wat God echter gescheiden heeft, verenige de mens niet. En Hij hèèft gescheiden. Waarom, zal later blijken.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden