REEKS I Het Profetische Woord No 2.
SCHRIFTUURLIJKE UITLEGGING. Dat wordt vereist op 3-erlei grond. Vooreerst op grond van de "redelijke godsdienst", die we hebben. Als bijv. Huis Jakobs in Gen. 46:2,7 betekent: Jakobs natuurlijke afstammelingen, zien we niet in, waarom deze term in Luk. 1:33 gelovigen uit de Heidenen zou moeten betekenen. Als Juda. en Jeruzalem in Jes. 1:1 betekent: de afstammelingen van de zoon van vader Jakob en Jeruzalem de hoofdstad van die stam, waarom zou Juda dan in Jes. 2 een figuurlijk "volk" en Jeruzalem de "Kerk" zijn? Als bergen Israëls in Ez. 6:2,3 betekent: de aardrijkskundige verheffingen in het land door Israël bewoond, waarom zou deze term dan in hetzelfde boek, maar wat achteraan (34:14 en 38:8; 39:17) iets anders aanduiden? Dat is onredelijk. Ter plaatse zullen we een en ander nader uitwerken. Ten tweede wordt dat vereist door de verklaring van de geïnspireerde schrijvers. Neem Jakobus in Hand. 15. Hij zegt niet: Nu moeten die beloften niet op Israël, maar geestelijk op de Heidenen toegepast worden. Integendeel, hij bewijst dat we een insnijding moeten maken. Het "te dien dage" wijst er op. Dat wil zeggen: niet in "deze dag", maar in de dag, die de Here zal maken, niet in de dag des mensen, maar in de dag van Christus. Daarom legt hij het ons duidelijk uit en zegt: Daarna zal ik wederkeren, enz. Jakobus laat de profetie dus staan, vergeestelijkt ze niet, maar snijdt ze in, ziet het onvervulde deel zich werkelijk, en niet geestelijk, in de toekomst vervullen. Een tweede bewijs daarvoor is Paulus. Heeft God zijn volk verstoten, vraagt hij. Neen. Hijzelf is daarvoor een bewijs. Als God Israël verstoten had, had Hij nimmer Paulus geroepen om van de Heidenen apostel te zijn. Dan had hij b.v. een Cornelius of een Lukas geroepen. God heeft zijn volk niet verstoten, dat Hij te voren gekend heeft, zegt Paulus. Is Israëls verharding dan onvoorziens gekomen? Ook dat niet. God heeft dat voorzegd door Mozes, Rom. 11:8 en door David vs 9. Dat is dus letterlijk over Israël, tot wie het gezegd was, vervuld. Letterlijk, we weten het, betekent: uitgelegd naar tijden en gelegenheden t.o.v. de toegesproken groep. Te zijner tijd is Israël verblind en verhard. Zal dat nu zo blijven? Neen zegt Paulus, de profetie blijft voor Israël staan: En alzo zal Israël zalig worden, gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. Verstaat hij onder Israël nu de N.T. Gemeente, onder Jakob de gelovigen van "de nieuwe dag"? Gans en al niet, want hij heeft het hier over het letterlijke Israël, Hij laat Gods beloften staan, snijdt ze in en zegt, 11:25, dat de verharding over Israël gekomen is (het letterlijke Israël) totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël (d.i. het letterlijke Israël) zalig (d.i. behouden) worden. Hoe? Gelijk geschreven is n.l. doordat de Verlosser uit Sion (een deel van Jeruzalem) zal komen. Ook Paulus houdt dus vast aan de delende verklaring. Hij citeert uit Jes. 27 en 59. Men leze die hoofdstukken en zal zien, dat we ook hier weer de sterke golving in de profetie hebben, die golfbergen en golfdalen doet ontstaan, Maar het zijn golven in Israëls nationaal bestaan. Ze komen wel achter en na elkaar, maar golven over eenzelfde natie.
Beide geïnspireerde schrijvers wijzen er dus op, dat wat er ook geschiede, God Zijn
woord over Zijn volk Israël ten volle zal vervullen. Zij deelden het woord in en vanzelf
recht, daar ze stonden onder directe leiding des Geestes.
CHRISTUS' VOORBEELD. Als de Here in Nazareth gekomen is, gaat Hij naar de synagoge en wordt Hem de rol van Jesaja gegeven.
Wat doet de Here nu? "En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, zat Hij neder, en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld". Slaan we nu op; welk gedeelte van Jesaja dit is. 't Is hfdst. 61:1-2a. Daar lezen we ongeveer, hetzelfde. We citeren alleen het tweede vers: "... om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heren". Tot dusver heeft de Here Jezus dus gelezen. Toen sloot Hij het boek en zei: "Heden is deze schrift in uwe oren vervuld". Niet dus, wat er verder volgt 2b-8:
DE DAG DER WRAAK. De dag der wrake wordt het eerst genoemd in Jes. 34:8. Als we dat hoofdstuk lezen, blijkt, dat het een profetie is, die betrekking heeft op de eindtijd. Al het heer der hemelen zal uitteren en de hemelen zullen toegerold worden gelijk een boek en al hun heer zal afvallen gelijk een blad van den wijnstok en gelijk een vijg afvalt van den vijgeboom, vs. 4. Dat vers wordt in Openb. 6:13 en 14 geciteerd en heeft dus betrekking op de tijd van het zesde zegel. Hoe ook opgevat, het was toekomstig t.o.v. de volheid des tijds en is niet vervuld in Jesaja's dagen. De Here Jezus, Die als hoogste Profeet in allen dele het woord recht sneed, sneed dus ook die toekomstige dag der wraak af van het toen vervuld wordende. Wat dus volgt na vs 2a is toekomstig, de dag der wrake is nu het eerste, wat Israël en de Volken zal treffen. Israël om zijn afwijking, de Volken, omdat zij Israël uit haat vervolgen en verdrukken. Jes. 34:1 en 2 luiden dan ook: "Nadert gij Heidenen om, te horen en gij Volken, luistert toe, de aarde hoore en hare volheid, de wereld en alles wat daaruit voortkomt. Want de verbolgenheid des Heren is over al de Heidenen en grimmigheid over al hun heer..." In de Openb. zien we daarvan de uitwerking. In Jes. 63:4 lezen we weer van de dag der wraak, Vs. 1-4 luiden:
Dan volgt het antwoord:
In Openb. 19:13 vinden we:
en in 19:15
Dit woord is nog niet vervuld, wijl Christus nog niet wedergekomen is. Jes. 63 en Op. 19 naast elkaar gelegd, bewijzen dus eveneens, dat de dag der wraak nog toeft, en eerst in de eindtijd zal komen. Inzicht in de profetie verkrijgen betekent dus vaak ze recht leren snijden, d.i. indelen, het afgesneden onvervulde deel plaatsen in een toekomstige bedeling. Soms moet men onderscheid maken in een voor-vervulling en in een eind-vervulling.
Dat het overige gedeelte van Jes. 61 toekomstig is, volgt ook uit de 2 uitdrukkingen:
eeuwige vreugde en eeuwig verbond (Hebr.: vreugde der eeuw en verbond der eeuw).
Beide zien op de toekomende eeuw, niet op de "eindelooze eeuwigheid", die de
westerse dogmatiek er van gemaakt heeft.
DE TUSSEN BEDELING. En tussen die beide nu ligt de grote tussen bedeling van 19 eeuwen. Het jaar van het welbehagen des Heren eindigt in Hand 28 als Paulus zich afkeert van Israël en een nieuwe bedeling intreedt, die thans nog doorloopt, Hierop kunnen we in dit werk evenwel niet diep ingaan, Alleen dit nog: Wanneer men in het bergland de bergtoppen achter elkaar ziet liggen, schijnt het, alsof de bergen vlak naast elkaar liggen. Naderbijkomende merkt men, dat er vaak een zeer grote afstand tussen is. Van een stad, van op een afstand bezien, schijnen de hoge gebouwen, die in een lijn liggen, tamelijk aan elkaar verbonden. Eerst als we praktisch van het ene naar het andere gaan, zien we, dat ze soms in geheel andere wijken staan en er veel meer tussen ligt, dan we dachten.
Zo ook met de profetie. Van achteren beschouwd heeft God iets verborgen
gehouden, dat juist ligt tussen de delen. Bijzonder bij Jes. 61 is dat duidelijk. Dat nu is
door de Kerken van de Reformatie niet opgemerkt. Met alle geweld wilde men die delen bij
elkaar houden. Wat God echter gescheiden heeft, verenige de mens niet. En Hij hèèft
gescheiden. Waarom, zal later blijken.
|