REEKS I
Het Profetische Woord
No 3.
INGESNEDEN PROFETIEEN.
In onderstaande teksten geven we enige voorbeelden
van ingesneden profetieën. Wat vóór de lijn staat is vervuld, het andere is toekomstig.
Het Verleden |
De
tussen
bedeling |
De Toekomst |
Jes. 61:1-2a. ...het jaar van het welbehagen des Heren. |
|
Jes. 61:2b-11. en den dag der wraak onzes Gods.... |
Jes. 11:1-4a. ...en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen. |
Jes. 11:4b-12:6. Doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden... |
Jes. 9:5a Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, |
Jes. 9:5b, 6 en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; |
Dan. 9:26a en een volk des vorsten, hetwelk (lees: die) komen zal (d.i. een volk waarover de Antichristus eenmaal vorst zal zijn), zal de stad en het heiligdom verderven (vervuld in het jaar 70 na Chr.). |
Dan. 9:26b-27 en zijn einde zal zijn met een overstromenden vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vastelijk besloten verwoestingen. En hij zal velen het verbond versterken één week; (Dit moet nog plaats hebben) |
Hos. 2:11-12 En Ik zal verwoesten haar wijnstok en haar vijgeboom...En Ik zal over haar bezoeken de dagen des Baäls... |
Hos. 2:13 Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken. En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daar af... |
Hos. 3:4. Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim. |
Hos. 3:5 Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken den Here, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot den Here en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen. |
Amos 9:8 Ziet, de ogen des Heren Heren zijn tegen dit zondig koninkrijk, dat Ik het van den aardbodem verdelge; behalve dat Ik het huis Jakobs niet ganselijk zal verdelgen, spreekt de Here. Zie verder vs. 9, 10 |
Amos 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten... |
Micha 5:1, 2a En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israel, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, (Maria) gebaard hebbe; |
Micha 5:2b-14 dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls. (Israël is tot op heden nog onbekeerd, 2 Cor. 3:16) |
Hab. 2:13 Ziet, is het niet van den Here der heirscharen, dat de volken arbeiden ten vure, en de lieden zich vermoeien tevergeefs? (nu n.l. in deze eeuw) |
Hab. 2:14 Want de aarde zal vervuld worden, dat zij de heerlijkheid des Heren bekennen, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken. (in de toekomende eeuw) |
Zach. 9:9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. Zie Mat 21:5 |
Zach. 9:10 En Ik zal de wagens uit Efraim uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem; ook zal de strijdboog uitgeroeid worden, en Hij zal den heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde. |
Luk 1:32a ...Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden. |
Luk 1:32b-33 en God, de Here, zal Hem den troon van Zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. |
Zie Voorts:
Klaagl. 4:21.
Zef. 3:7.
Luk. 21:24a |
Klaagl. 4:22.
Zef. 3:8.
Luk. 21:24b
|
GEEN TIJDSBEREKENING. Wij willen dus de profetie, waar nodig, uitleggen met
behulp van wat we willen noemen: de profetische tussenruimte. De sterrenwereld kan
ons hierin heel wat leren. Oppervlakkig beschouwd, schijnen alle sterren aan het
hemelgewelf naast elkaar te staan. Hoe komt dat zo? Omdat onze blik ze daarheen
projecteert, ze op één vlak zet. De nauwkeurige waarnemer bemerkt weldra, dat ze op
verschillende afstanden staan en de sterrenkundige weet ons daar nog meer van te
vertellen. Zo ook met profetieën. De één staat of stond dichter bij dan de andere. De één
verschijnt in het licht ener voorbijgegane bedeling, de ander in het licht ener
toekomstige. Ons is het niet gegeven (zoals de sterrenkundige) de juiste afstand te
berekenen in de tijdsorde. Die heeft God voor ons verborgen gehouden. Velen hebben
het beproefd, geen enkele poging is geslaagd of zal slagen, omdat wij, wat God
verbergt, niet kunnen berekenen. Alle ondernomen pogingen ten spijt; blijft
onherroepelijk vaststaan 1 Tim. 6:15, "Welke (n.l. Christus) te Zijner tijd zal vertonen
(te zijn) de zalige en alleen machtige Here." Te Zijner tijd zal Hij zich openbaren.
Hiermee vervalt alle berekening. We kunnen en willen de afstanden tussen de vervulde
en onvervulde profetie niet berekenen. Iets anders is het echter, of we ze kunnen
constateren. En dat kunnen en moeten we doen.
Dat heeft de Reformatie niet gedaan. Ze heeft alle profetieën naar het veld van de "Kerk" geprojecteerd. 't Is aan onze tijd vóórbestemd deze fout, maar dan ook snel, te
corrigeren. We moeten niet projecteren, vervlakken, maar observeren, scherp
onderscheiden, niet alles voor de "Kerk" bestemmen, maar opletten op de dingen, die
verschillen. Fil. 1:10. Dan zullen we de tussenruimte zien en de profetische diepten
leren verstaan, al kunnen wij ze ook niet meten. Dat is dan mede een leerschool om te komen tot de belijdenis, dat alleen in Christus alle schatten der wijsheid en der kennis
verborgen zijn (Col. 2:3) en dat we moeten wachten en aan Hem moeten over laten,
wanneer Hij te Zijner tijd Gods raad verder uitwerken en daarmee ook de profetieën
vervullen zal.
VOOR- EN EINDVERVULLING. Vele profetieën hebben een voor- en een
eindvervulling. Dat kan eerst duidelijker gezien worden, als men oog krijgt voor de
tussenbedeling. De onvervulde profetie doet de voorvervulde aanvoelen en onderkennen.
Waar de Reformatie geen oog had voor de bedeling van het Koninkrijk en Israëls
roeping in de toekomende eeuw, waar ze de insnijding niet onderkende, is ze er toe
gekomen de vóórvervulde profetie letterlijk te nemen, de eindvervulling geestelijk en
symbolisch te leren opvatten. Geestelijk —: de zegeningen waren voor de "Kerk", de
vloek voor de Jood. Symbolisch —: het eindgericht betrof de Wereld in het algemeen,
Israël werd (en wordt) in die verklaring niet meer gezien als eerste drager van het
oordeel. Hiermee gaat alle vastheid te loor. De insnijding in de profetie nu geeft bij het
licht des Geestes ook inzicht in de vóórvervulde profetie. M.a.w.: In Israël heeft vaak het
door de profeten voorspelde op kleiner schaal een voorvervulling gehad en zal in de
toekomst zijn eindvervulling vinden.
Een voorbeeld daarvan. Elia heeft eenmaal in Israël een roeping vervuld. Niettemin
zal hij andermaal verschijnen, Mal. 4:5. Zijn tweede optreden zal gelijken op zijn eerste,
doch in breder sfeer voelbaar zijn. Men kan ook alles omkeren en zeggen: Het
vóórvervulde was slechts voorbode van de ware, de eindvervulling, het was
voorbereiding tot die eindvervulling. Eenmaal treden alle medewerkende faktoren weder
in volle kracht naar voren en gaat het treurspel van het Heden over in de door God
bereide blijdschap van de Toekomst. De slotakte moet nog ontrold worden.
Dat er een voor- en eindvervulling is, vindt z'n oorzaak in Israëls hardnekkigheid en
onbekeerlijkheid. Indien Israël zijn Messias had aangenomen, had God tot de volle
vervulling kunnen voortgaan. Thans kon dit niet. In Zijn Raad heeft Hij daarmee
gerekend.
UITLEGGING EN TOEPASSING. Velen menen, dat men door deze wijze van
uitlegging, n.l. door insnijding te maken, de Schrift verarmt. Nu kan de Schrift op
zichzelf nooit verarmd worden, wijl ze Gods goudmijn is. Men bedoelt te zeggen, dat
door deze uiteenzetting vele Schriftgedeelten niet voor ons schijnen te zijn. Hier ontstaat
de verwarring tussen uitlegging en toepassing. De uitlegging van het O.T. en grotendeels
van het N.T. betreft Israël, de toepassing is individueel naar tijden en gelegenheden.
M.a.w.: Het O.T. handelt over Israël en is te onzer lering. Het geeft voorbeelden, 1 Cor.
10. Wie meent, dat de O.T. beloften tot de "Kerk" en tot de gelovigen onzer bedeling
over gaan, is vervallen in ongeeslelijke inconsequentie. De vloek uitspraken zijn dan
voor Israël, de zegeningen voor de "Kerk". Men lere twee dingen wel inzien: Heel
Gods Woord is VOOR ONS, d.i. in alle delen is lering, terechtwijzing, onderricht, enz. te
vinden, maar niet heel de Schrift gaat OVER ONS. Het O.T. gaat over Israël, de Volken,
enz., niet over de "Kerk".
Hoe moeten we de O.T. profetie dan opvatten? Aldus: Men late en vloek èn zegen
staan voor Israël, maar zie tevens in, dat de individueele gelovigen, of groepen van
gelovigen in toestanden kunnen verkeren, die gelijk zijn aan de in de Schrift genoemde.
Bijzonder in onze bedeling is er grote verscheidenheid. Waaruit die ontstaat, gaan we
thans niet na. Een ding is zeker: Er zijn verschillende trappen des geloofs. Dat wordt te
veel uit het oog verloren, Het is tevens een bewijs, dat men de Profetie wel kan
toepassen op, maar niet kan uitleggen met betrekking tot de gelovigen onzer dagen. Die
toepassing is individueel.
Onze verwachting is niet die van de O.T. gelovigen. Ze is veel hoger. De O.T.
openbaring is doeldienend, niet doelstellend voor "de dag der zaligheid". Men leze
daarom de Schrift, neme bijzonder in zich op datgene, waarbij de Heilige Geest ons
bepaalt en doet stilstaan, wat ons "treft" en waarvan we ons gedrongen gevoelen het te
herlezen en te overdenken. Dat is de persoonlijke lering, de "toepassing". Met dat al
blijft de uitlegging en de uiteindelijke vervulling voor Israël. Dat volk zal ten volle voor
zichzelf bewaarheid zien, wat God besproken heeft. Israël als volk zal de beloften (en
straffen) ervaren. Thans past God toe naar tijden en gelegenheden. De een zal bij dit uit
Jesaja, de ander bij dat uit Jeremia bepaald worden, een derde bij iets uit Ezechiël.
Gingen die O.T. profetieën over ons, op ons over, dan ervoeren we allen gelijktijdig
hetzelfde. En dat is niet het geval. Toepassing is dus individueel, naar verschillende
tijden, het onvervulde geldt geheel Israël in de volgende bedeling of in de volgende
eeuw. (Tussen bedeling en eeuw is verschil.)
DE GRONDFOUT.
De grondfout van het de-toepassing-tot-uitlegging-maken ligt in het
idee, dat er slechts één gemeente, één "Kerk" is, die van de grondlegging der wereld
vergaderd wordt. Dat is niet het geval. Ef. 3:15 spreekt van alle (Gr, elk) geslacht in de
hemelen en op de aarde. God bereidt vele groepen toe en voor elk van die groepen heeft Hij
bijzondere beloften. Nu kan het woord voor een groep met beperkter roeping ook een
groep met wijder roeping dienen. Er kan een zekere parallel zijn, omdat alle groepen uit
mensen bestaan, die in een persoonlijke verhouding tot God gezet worden. Hierbij kan
de een van de ander leren.
Dit houdt evenwel niet in, dat de gelovigen van deze bedeling
Israëls beloften tot erfdeel zouden ontvangen. Dat te leren leidt tot "vergeestelijking" van de Schrift. Daarbij leest men voor Israël de "Kerk", Nog afgezien daarvan, dat men zo
de Schrift oplost, ontstaat tevens het gevaar, dat men een "Kerkgeloof" krijgt, omdat,
wat God tot lering gaf, tot "leer" wordt d.i. in een bepaald systeem wordt ingedrongen
waar buiten men niet gaan mag zonder getroffen te worden door het oordeel van "afwijkende gevoelens" te hebben. Dat gevaar is verre van denkbeeldig in onze dagen.
De persoonlijke heilstoeeigening wordt er door belemmerd en in de weg gestaan. Er
moet geestelijke wasdom zijn. Die wordt bevorderd door het O.T. ter toepassing te
gebruiken door het in zijn voorbeelden te schetsen. Men moet dit leren inzien:
Wat God
tot Israël zegt, loopt vaak evenwijdig met het leven van de individuëele gelovigen wat
betreft het proces van zonde en verlossing, nochtans is onze positie een andere, onze
roeping een hogere.
Paulus is de man, voor wie God het in Zijn genade weggelegd heeft deze hogere roeping
te openbaren. Zonder Israëls beloften op te heffen, openbaart God ons, niet alleen
geslachten van de aarde, — Israël en de Volken —, maar ook geslachten van de hemelen. Ja
nog meer dan dat, het Lichaam van Christus!
Een van de grondfouten van de Reformatie is, dit niet of ook maar ternauwernood in te
zien, laat staan uitgewerkt te hebben. Uitgegaan uit het diensthuis van Rome, moet
ronduit erkend worden, dat de Reformatie is blijven dolen in de woestijn van Staatskerk
en Kerkstaat. Men is blijven zitten bij de vergeestelijking, die wel heel vroom lijkt, maar
èn Gods Woord van kracht berooft èn de hogere roeping uit het oog verliest. Later hopen
we de gelegenheid te hebben een en ander nader uit te werken, Voor thans houde men in
het oog, dat de profetieën over Israël gaan en aan dat volk uiteindelijk zullen vervuld
worden voor wat het onvervulde gedeelte betreft en dat God de individuëele gelovige
troost, bemoedigt, berispt en vermaant door persoonlijke toepassing van Israëls
Schriftwoorden, en door hem Israëls historie als aanschouwelijk onderricht voor te
houden.
DE SYMBOLIEK VAN LUKAS 4.
Voor hen, die de onvervulde profetie zo gaarne
vergeestelijken, wijzen we ten slotte op de symboliek, die er in Luk. 4 ligt. Daar sluit de
Here het Boek, nadat Hij een deel van Jes. 61 gelezen heeft, en geeft het weder terug
aan de dienaar. Lukas zet het er zo treffend bij. Is het zonder betekenis? Neen, dan had
hij het even goed weg kunnen laten. Na en naast de letterlijke betekenis, ligt hierin ook
een symbolische zin. De dienaar — Israël — krijgt zijn Boek terug! D.w.z:ook het niet
vervulde deel is voor Israël, al wordt dit deel dan ook in een andere bedeling vervuld.
Wat de "Kerk" onjuist voor zich voorspeld ziet, moet teruggegeven worden. De Here
heeft meer dan dat gegeven in de Paulinische Schriften, Israël krijgt zijn Profetie terug.
Van een massa-bedeling tot de "Kerk" waarin onze vaderen geloofden, is niets
gekomen. Israël vormt een eigen groep en eenmaal bekeerd, zal het in hoofdzaak niet
langs de Paulinische lijn lopen, die de "Kerk" had moeten volgen, maar in verhouding
tot God staan, zoals een dienaar staat tot zijn heer, Israël staat tot Christus niet in
broederverhouding, zoals de gelovigen in Romeinen in Hem hun Eerstgeboren Broeder
zien, noch ook als de Leden staan tot het Hoofd, zoals Efeze ons voorhoudt, maar als
onderdaan staat tot koning. Israël is Gods dienaar, Gods Volk. Zijn Heer en Vorst zal het
zo leiden, dat het zijn profetieën terug ontvangt, er zich door opheft uit de bezoedeling
en de onreinheid, opgelopen in de graven van de Volken. Hij zal Zich een volk toebereiden,
gewillig op de dag Zijner heerkrachten.
Waar dan de dienaar het boek terug ontvangt, en de daad van Christus in Luk. 4
symbool is van het weergeven aan Israël van de hun toebetrouwde woorden Gods (Rom,
3:2) en het boek van Jesaja symbool is van al Israëls Profetie, daar ligt in Christus'
handelwijze voor ons een aanwijzing om in des Dienaars Boek des Dienaars historie en
toekomst te zien beschreven. M.a.w. Het O.T. spreekt van Israël, niet van een Kerk, die
eerst later geopenbaard is, voor het eerst aan Paulus en welker dienaar hij eerst wordt
aan het begin van de reeds genoemde tussenbedeling.
Home | Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door ©
Levend Water Alle rechten voorbehouden
|