Begint de Gemeente
met Pinksteren?
8. Is het Evangelie van Johannes tot de Gemeente gericht?
A |
Ik begin U nu beter te begrijpen. Laat ons nu Johannes
nagaan. Iedereen zegt, dat ten minste dit Evangelie meer bijzonder
tot de Gemeente gericht is. |
B |
Laat ons onderzoeken, zonder beïnvloed te worden
door "iedereen". |
A |
Wil U soms beweren dat Joh 1:9 bijvoorbeeld niet gericht
is tot "een iegelijk mens"? |
B |
Ik beweer inderdaad, dit het niet TOT ons gericht is,
maar daarom betreft het ons wel. |
A |
Maar wat verschil maakt U eigenlijk tussen iets dat
TOT ons gericht is en iets dat VOOR ons is? |
B |
Het is inderdaad nodig mij hier wat duidelijker uit te drukken.
Laat mij toe een eenvoudige vergelijking te gebruiken. Stel: iemand
schrijft een brief aan een fabrieksbediende en spreekt er in over
dingen, die zijn werkzaamheden en zijn plaats betreffen en ook over
andere dingen, die hem als mens bezighouden, bijvoorbeeld zijn gezondheidstoestand.
Die brief wordt U ter lezing gegeven omdat hij een goede raad bevat.
Nu beschouwt U die brief niet als TOT U gericht, maar wel is hij
VOOR U. Sommige delen zijn niet op U toepasselijk, want zij betreffen
de speciale positie van die bediende. Zelfs die delen kunnen ook
voor U wel nuttig zijn, maar vooral de andere delen, die de mens
betreffen, zijn ook op U letterlijk toepasselijk. Zo is het ook
met Gods Woord en U maakt tenslotte hetzelfde onderscheid voor vele
delen van het Oude Testament. Of past U letterlijk op uzelf toe,
wat aan Adam, Noach en aan zoveel anderen wordt gezegd of voorgeschreven?
Nee, maar toch is dit alles nuttig en nodig voor U. Sommige dingen,
die niet speciaal hun positie betreffen, kan U zelfs geheel voor
U nemen.
|
A |
Als U de zaken zó beziet, kan ik met U akkoord
gaan, maar waarom legt U zo de nadruk op dit onderscheid? |
B |
Om verwarring te voorkomen. Zolang wij niet duidelijk voor ogen
hebben dat de vier Evangeliën en andere delen van het Nieuwe
Testament een tijd betreffen, waarin God zich in de eerste plaats
of zelfs uitsluitend tot Israël richt, lopen wij gevaar op
onszelf dingen toe te passen, die niet voor ons bestemd zijn. Als
het gaat over de mens in het algemeen, over de zonde en de verlossing
bijvoorbeeld dan mogen wij alles op ons toepassen. Gaat het echter
over een bijzonder volk in een bijzondere tijd, dan betreft het
mij niet, al kan ik ook hier een les leren.
"Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering,
tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de
rechtvaardigheid is" (2 Tim 3:16).
Maar daarom is al de Schrift niet tot mij gericht.
|
A |
Dat schijnt mij inderdaad een juiste zienswijze, maar
ik dacht, dat voor U al de delen, die niet tot ons gericht zijn, geen
waarde meer hadden, maar bijzaak waren, en dat er dus maar een paar
Brieven van heel de Bijbel overbleven. |
B |
Voor mij blijft de Bijbel zijn onschatbare waarde behouden.
De delen die tot ons gericht zijn, hebben echter méér
waarde dan voor hen, die geen onderscheid maken en dan ook hun bijzondere
voorrechten niet zo duidelijk inzien. Ik beweer, dat door alleen dat
op mij toe te passen, wat God voor mij bestemd heeft, ik beter de
heerlijkheid van Gods genade kan prijzen. Ik hoop U dat in het vervolg
te tonen en U tegelijkertijd te doen inzien, dat ons onderzoek niet
alleen het hoofd bezig houdt, maar ten slotte het hart zó in
beslag neemt als geen andere beschouwing dat doen kan. |
A |
Nu moeten wij nog verder nagaan of Johannes werkelijk
tot Israël gericht is. Betreft "kinderen Gods" (Joh
1:12) niet de gelovigen uit de volken? |
B |
Jawel, doch in de eerste plaats die uit Israël.
Zie bijvoorbeeld Hosea 1:10. De profeten hadden nooit gezegd, dat
ook sommigen uit de volken die naam, zouden dragen, zij spraken alleen
van Israël. |
A |
Inderdaad. Verder zie ik dat de Here Jezus als de "Messias"
en de "Koning Israëls" erkend wordt (Joh 1:42, 50).
Maar in het derde hoofdstuk lees ik van het "wederom geboren
worden". Dat is niet voor Israël, maar juist het voornaamste
voor ons, christenen. Nicodemus begrijpt er dan ook niets van. |
B |
Maar dat wil niet zeggen dat hij het niet had moeten
begrijpen. De Here Jezus zegt, dat hij die dingen had moeten weten
als "leraar van Israël" (vers 10). Denk er verder aan,
dat Israëlieten, die in Christus geloven ook Christenen zijn.
Johannes plaatst het "vlees" (of oude hart) tegenover de
"geest", (of nieuw hart). In Deut 30:6; Ps 51:12; Jer 24:7;
31:33; 32:39; Ezech 11:19; 18:31; 36:25 27 vinden wij daarover heel
wat. Overigens ziet U uit Joh 3:12 dat het een "aards ding"
is en in verband met het koninkrijk (vers 5). Wij hebben veel meer
dan een "wedergeboorte", dat zal U later zien. |
A |
Is Christus niet ONZE goede Herder? (Joh 10:11) |
B |
De Herder behoort bij het Volk. De Herder weidt Zijn
Volk Israël (Matth 2:6). Zie ook Jes 40:11; Ezech 34:12 24 zonder
te spreken van Psalm 23. Wij staan in een andere betrekking tot Hem.
Men kan die teksten wel op ons toepassen, maar letterlijk betreffen
zij Israël. |
A |
Maar Hebr 13:20 en 1 Petr 5:4 spreken toch ook van die
Herder in betrekking met de Gemeente? |
B |
Ik vraag U: "Aan wie zijn deze Brieven gericht? |
A |
Nu ja, de eerste is aan de "Hebreeën"
gericht, dat heeft U mij reeds doen opmerken, maar Petrus spreekt
dan toch tot alle gelovigen? |
B |
Laat ons niets veronderstellen, maar Gods Woord horen.
1 Petr 1:1 zegt dat de brief gericht is aan "de vreemdelingen,
verstrooid in .... "), het Grieks heeft "diaspora",
de welbekende uitdrukking voor de verspreide Joden. Zo begint ook
Jakobus: "aan de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn".
Ik leg er dus nogmaals de nadruk op, dat, al is er nog zoveel op ons
toepasselijk, alles niet TOT ons gericht is. Petrus, noch Jakobus
spreken van de eigenlijke Gemeente. |
A |
Maar Joh 10:16 zegt: "Ik heb nog andere schapen",
dat zijn dan toch de gelovigen uit de volken? |
B |
Zelfs dat geloof ik niet. Als U de Concordantie wil
raadplegen, zal U vinden, dat het woord "andere" de vertaling
is van "allos". In andere gevallen is het de vertaling van
"heteros". U kan zelf de teksten nazien, waar die woorden
gebruikt worden en u zult dan zien, wat ook algemeen bekend is, dat
"allos" wil zeggen "andere van dezelfde soort"
en "heteros" meer "andersoortige". Als de volken
bedoeld waren, zou de Heilige Geest zeker "heteros" gebruikt
hebben. De gelovigen uit de volken waren "andersoortige"
schapen. U ziet ook dat "stal" een plaatselijke aanwijzing
is voor Jeruzalem. Buiten die stad waren de andere schapen, verstrooid.
Zie ook Joh 11:51-52. |
A |
Ik zie verder, dat de Here Jezus als "Koning Israëls"
begroet wordt (Joh 12:13) en dat het de vervulling was van de profetie
"Uw Koning komt". Met het voorbehoud, dat de Evangeliën
ook VOOR ons zijn, kan ik er ten slotte met U over instemmen, dat
zij gericht zijn tot en handelen over Israël. |
B |
U zal daar de volle verzekering van hebben, als U zal inzien, dat
lang na het kruis er alleen van Israël sprake is en de volken
zelfs dan nog geen deel hebben aan de zegeningen. Intussen blijkt
het, hoe goed de Evangeliën aansluiten op het Oude Testament,
als men alles letterlijk opvat.
|
|