B |
Wij komen nu tot de Handelingen. Als men inziet hoe de gelovige
Israëlieten nog steeds in afwachting waren van het koninkrijk
op aarde, dan mag men verwachten, dat zij er met de Here Jezus over
zullen spreken. Na de vernedering en het kruis, kon de tijd der
heerlijkheid weldra aanbreken. Wij lezen dan ook in Hand 1:6 "Here!
Zult Gij in deze tijd aan Israël het koninkrijk wederoprichten?
Dat is zo duidelijk mogelijk: "aan Israël".
|
A |
Ik moet bekennen, dat dit vers mij steeds gehinderd
heeft. Ik durf de apostelen niet te beschuldigen dat ze een valse
verwachting hebben. De Here zelf zegt hun overigens niet, dat zij
meer naar iets hemels moeten uitzien of dat zij over de kerk moeten
gaan spreken; Hij zegt alleen, dat het hen niet toekomt te weten,
in welke TIJD het koninkrijk zal worden opgericht. |
B |
Het doet mij genoegen dat U de apostelen niet van vergissing
beschuldigt. Hoe durft men zo te spreken als men denkt aan Luk 24:45
"Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden"
en er ook op let, dat zij zojuist 40 dagen onderwijs over het koninkrijk
hadden ontvangen van de Here Jezus zelf, (Hand 1:3). Weet U waarom
Hij hun niets kon zeggen over de tijd waarop het zou beginnen? |
A |
Nee, ik zie daar geen bepaalde reden voor. |
B |
Het koninkrijk was weder "nabij", Israël
zou weer uitgenodigd worden zich tot de Messias te bekeren. Maar de
Here wist dat zij Hem nogmaals zouden verwerpen. Natuurlijk kon Hij
dit niet aan de apostelen zeggen, want zij moesten hun boodschap brengen
alsof werkelijk het koninkrijk ging beginnen. Zij moesten vertrouwen
hebben in de goede uitslag om hun boodschap goed te kunnen brengen
en de gehele verantwoordelijkheid aan het Volk over te laten. |
A |
Ik zie, dat dit heel wat andere zaken uitlegt, maar
hier is nu weer een andere moeilijkheid voor mij. Na het kruis was
Israël toch verworpen, hoe kan er dan sprake zijn van het koninkrijk?
En dan nog wel zo spoedig? |
B |
Gelooft U dat Christus' gebeden verhoord worden? |
A |
Zeer zeker, daar is niet den minste twijfel aan. |
B |
Goed. In Luk 23:34 bad Hij: "Vader! vergeef het
hun, want zij weten niet wat zij doen". En dat die bede Israël
betreft, zien wij uit Hand 3:15 19. |
A |
Dus kon het koninkrijk inderdaad weer verkondigd worden. Wat een
genade! Zij konden wederom uitgenodigd worden zich te bekeren. Wat
een lankmoedigheid! Ik begin dit alles nu beter in te zien en vrees,
dat ik mij aangaande deze dingen wat haastig heb uitgesproken. Ik
betreur dat ik in liefde jegens U te kort gekomen ben en ik U dikwijls
zonder onderzoek veroordeeld heb.
|