Uit Israëls Profetie

VII. De Openbaring

3.e  7 Zegels, 7 Bazuinen, 7 Schalen

HERHALEND OVERZICHT.
We hebben reeds opgemerkt, dat de kern van De Openb. is hfdst. 6, 8 en 9 en 16-18. Hoofdst. 6 geeft beschrijving van de inleiding tot de dag des. Heren, de andere zijn de beschrijving van de dag zelf, de uitgisting van de gerichtsoordelen. Wie De Openb. wil ontleden, moet met de kern er van beginnen en daar het andere om heen groeperen. Dat lost de moeilijkheden het eenvoudigst op. Waar echter eerst een en ander uitgewerkt moest worden ter wegneming van de Traditie, de omlijsting eerst nader most bezien worden, moest het eigenlijke deel van de schildering buiten nadere beschouwing blijven. Thans kunnen we dat in de gezichtskring betrekken.

Voor de oordelen beginnen, is Dan. 7 vervuld, zijn de vier rijken van de eindtijd opgekomen, is de Antichristus er, is Israël zich van zijn nationale eenheid bewust, al is het overgrote deel ook nog onder allerlei taal en volk en geslacht en natie verstrooid, bewijze de schaar uit de grote verdrukking.

In de grote dag des Heren klinken de bazuinen. Dan vangt de laatste jaarweek aan. We kunnen niet inzien, dat de inleiding tot de dag des Heren zo kort zal duren. Hij zal wel een periode van enkele tientallen jaren beslaan. Zonder nu te zeggen dat het zo is, stellen we de moeilijkheid, dat deze inleiding tot de dag des Heren een 30 à 40 jaar duurt. De laatste 7 daarvan vormen dan de grote en vreselijke dag des Heren. Het kan ook zeer wel korter zijn, maar niet veel langer, want in de dagen van die koningen, zegt Dan. 2:44, dus van de eerste heersers in het vijfde rijk, zal God Zijn Koninkrijk oprichten. Als dus de 10 Koningen verschenen zijn, loopt de historie van deze eeuw in enige tientallen jaren af.

In de grote dag des Heren verschijnen ook de twee getuigen. Mal. 4 zegt, dat Elia komen moet voor de grote en vreselijke dag des Heren, dat is voor de laatste 3½ jaar. Juiste onderscheiding lost de moeilijkheden op en doet volkomen harmonie zien. In de eerste 3½ jaar van de laatste week komen nu de oordelen van Openb. 8 en 9. Vooraf heeft de verzegeling plaats gehad, Op. 7:2. De oordelen doen het rijk van de Antichristus vreselijk schokken. Hij zelf ontvangt aan het eind van de zevende bazuin de dodelijke wonde, daarom er al vreugde is in de hemel, daar deze slag zijn tenietdoening inleidt, Op. 11:15-17. Het einde is er evenwel nog niet, het Beest herleeft. We nemen uit de beschrijving van de bazuinen letterlijk wat letterlijk kan. Waarom niet. Alle andere verklaringen spreken elkaar tegen. Gods woord legt hier niets uit, dus acht geen uitlegging nodig, het wil dus zeggen: aanvaard het zoals het er staat.

De zevende bazuin, het derde wee, valt uiteen in 7 fiolen. Fiolen waren vroeger flesjes. Een betere vertaling is evenwel: schalen. Hiermee begint de grote en vreselijke dag des Heren, waarin de toorn Gods voleindigd is. Als de zevende schaal is uitgegoten, volgt het oordeel over Babylon. De 7 schalen lopen parallel met de grote verdrukking over Israël gaande. Uit woede tegen God Die hij niet erkennen wil doch evenmin kan loochenen, vervolgt de Antichristus de overigen van Israëls zaad die zijn beeld niet willen aanbidden. Het zevende zegel loopt door tot het einde. Het eindpunt is Op. 11:5: Het Koninkrijk der wereld is geworden (of: wordt) onzes Heren en van zijn Christus. De zevende bazuin loopt ook door tot het einde. Dan wordt de verborgenheid vervuld, Op. 10:7, wat o.i. ook omvat de openbaring van de in God verborgen Christus, dus de komst van Op. 19:11. De zevende schaal loopt ook tot het einde. We gaven in het overzicht van de kern van De Openb. (zie hiervoor) reeds een en ander aan. Het 7 zegel valt uiteen in bazuinen, de zevende bazuin in schalen. Het geheel is een op elkaar opvolgende reeks van feller wordende oordelen.

HET VERZEGELDE BOEK.
In Op. 5:1 is sprake van een boek, verzegeld met zeven zegelen. We geloven, dat dit boek tot inhoud heeft Daniëls profetieën. Daniël wilde gaarne nog meer vernemen, 12:8, maar hem wordt gezegd: "deze woorden zijn toegesloten tot den tijd van het einde," vs. 9. In De Openb. zien we nu het ontsluiten van Daniëls boek, d.w.z. de nadere ontvouwing van de bijzonderheden en toekomstige omstandigheden.

Men ziet, dat men, om De Openb. te verklaren, met Daniël beginnen moet. Elke verklaring die De Openb. uiteenzet zonder eerst bij Daniël te beginnen en die uit het oog verliest, dat het gaat over zijn volk en zijn heilige stad, 9:24, over Israël, kan niet dan feilen en moet door ons verworpen worden. De Openb. is alleen te ontsluiten, door haar geheel betrekking te zien hebben op Israël en op wat zich in de eindtijd om Israël zal bewegen. Het "verzegelde boek" dat men zo vaak heeft willen ontsluiten, blijft verzegeld als men niet uitgaat van en het uitlegt voor Israël. Als Christus nu het verzegelde boek neemt om dat te openen, betekent dit, dat Hij dingen gaat openbaren over Israël. Daarom heet Hij "de Leeuw" uit Juda's stam, "de Wortel Davids", 5:5.

DE ZEGELS.
We nemen de zegels, waar mogelijk, letterlijk op. Dit: "waar mogelijk" houdt rekening met de symbolieke taal waarin ze uitgedrukt worden. In de eerste 4 Zegelen is geen sprake van letterlijke paarden; het zijn symbolen van andere dingen. We hebben reeds aangegeven, waar de feiten in werkelijke bewoordingen zijn uitgedrukt, n.l. Mt. 24 (zie hier vóór: Mt. 24 en De Openb.). Het eerste paard stelt voor ons het opkomen van de valse Christussen en valse profeten voor. Niet de macht en doorwerking van het evangelie in de wereld. Zij die dat leren, verliezen uit het oog, dat we hier in de eindtijd leven; zij nemen de voorbijgegane 19 eeuwen voor de tijd van de overwinnende ruiter. De ruiter kan allerminst Christus Zelf zijn, want Deze opent het zegel waarin Johannes de ruiter ziet uittrekken. Waar de tweede, derde en vierde ruiter de oorlog, de honger en de dood voorstellen, dingen, die we ook in Mt. 24 vinden, geloven we, dat de eerste ruiter de opkomst is van de vele valse christussen en valse profeten van Mt. 24:4, 5. Uit een en ander blijkt ook, dat de zegelen geruime tijd in beslag kunnen nemen. Zeker enige tientallen van jaren.

  1. Het eerste zegel.
    Dit symboliseert de tijd van het streven om alles in één hand te leggen, de tijd van het opkomen van de werelddictators. Uit Op. 17:10 blijkt, dat het vijf koningen zal gelukken heerser over het Beestrijk te worden. Zij zullen zich echter niet kunnen handhaven, maar vallen.

    Het tweede, derde en vierde zegel. Deze tonen aan, welke gevolgen dit alles zal hebben: oorlogen, besmettelijke ziekten, hongersnood.

  2. Het tweede zegel verklaart zich zelf.

  3. Het derde spreekt over de duurte van de eerste levensmiddelen; het dagloon is een penning (zie Mt. 20:2); hiervoor kon men een maatje tarwe kopen, wat voldoende was voor één persoon; wie een gezin had, moest meer hebben en zich tevreden stellen met de mindere gerst. Men zal dus al zijn verdienste moeten uitgeven tot levensonderhoud. Het zal een zeer dure tijd zijn. Het "zwart" ziet op het zwart van de honger zijn. Zie ook Klaagl. 4:4-8; 5:10; Jer. 14:1, 2. Het brood is "naar het gewicht", Ez. 4:10-17. Olie en wijn zullen zeer schaars zijn; mogelijk zijn zij bestemd voor de rijken; zij mogen in elk geval niet beschadigd worden om er maar niets van te verliezen.

  4. Het vierde zegel.
    Dit geeft aan, hoe de dood woedt. Voor "hel" staat bades, d.i. het ene gróte graf, de verzamelnaam van alle graven. Tot een vierde deel van de aarde wordt gedood. Dit is een enorm aantal. Volgens de laatste ons ten dienste staande opgave bedraagt de bevolking van de aarde over de 2000 miljoen zielen (± 2100 milj.). Een vierde deel zou dus 500 miljoen zijn. Een ontzaglijk aantal. Dit is dan wel door drie "ruiters" samen, oorlog, honger, pest, maar niettemin is het een ontzettend aantal. Daarbij is de oorlog van 1914-18 nog niets. Toch zal dit getal blijken juist te zijn. Men weet welke vreselijke dingen men nu reeds voorzegt van een eerstvolgende oorlog gezien de afschuwelijke verdelgingsmiddelen. Men weet, dat het Griekse woord gè ook door " land" vertaald kan worden. Als men het hier zo zou moeten vertalen, en er Palestina mee bedoeld zou worden, dat thans slechts enige honderdduizenden inwoners heeft, zou het vierde deel betrekkelijk gering zijn, veel te gering. We geloven daarom, dat de St. V. hier met juistheid "aarde" heeft vertaald.

  5. Het vijfde zegel.
    Dit geeft de dingen in symbolische taal weer, evenals de eerste vier. We geloven daarom niet aan een letterlijk roepen van de zielen onder het altaar. "Zielen" betekent hier, evenals op meer andere plaatsen, persoon. Het zijn zijn zeker geen ontlichaamde zielen, want zij krijgen klederen. Wie het een letterlijk neemt, moet het ook het andere doen. Wij nemen alles symbolisch. Voor ons is het om wraak roepen het roepen van de stem huns bloeds van de aarde, zoals dat ook van Abel staat in Gen. 4:10; het met witte klederen bekleed worden ziet op hun toekomstige opstanding, 3:4, is er de belofte voor, de vooruitneming. Zij moeten verder rusten totdat het getal van de andere martelaars vol is. Men lette er op, dat dit roepen om wraak niet kan behoren tot de sfeer van de hoogere groepen. Dan geldt o. a. Rom. 12:17, 20.

  6. Het zesde zegel.
    Dit is minder symbolisch. Wij vatten hier althans zon, maan en sterren niet symbolisch op, omdat niets daartoe dwingt. We zien hier geen aanduiding in van godsdienstige of politieke machten of personen. Het vallen van de sterren op de aarde neme men op als van uit onze planeet bezien; de Schrift zet er trouwens bij, hoe men liet verstaan moet: als het afwerpen van onrijpe vijgen door de vijgeboom. Het vallen van de sterren is dus wat wij noemen: een sterrenregen. Het "waar mogelijk letterlijk" betekent niet: door alles heen star letterlijk.

    Het zesde zegel voert naar de laatste jaarweek van Daniël. Daarna begint de grote dag des Heren. Hierin wordt het laatste zegel geopend.

  7. Het zevende zegel.
    Dit valt uiteen in zeven bazuinen; de laatste bazuin weer in zeven schalen. (Zie: De kern van De Openb. hier vóór).



DE BAZUINEN.
Over de Bazuinen kunnen we korter zijn. We nemen ze letterlijk, waar enigszins mogelijk. Waarom zullen de gerichten die over de aarde komen zullen, niet letterlijk zo vervuld worden?

  1. De eerste bazuin.
    Er komt hagel en vuur. Men neme dit letterlijk. Ook het bloed. God zal geven bloed en vuur en rookpilaren, Joël 2:30.

  2. De tweede bazuin.
    Hier zien we wat woordelijk en wat niet woordelijk opgevat moet worden: er is iets als een grote berg. Dat is dus geen letterlijke berg. 't Is een "berg van vuur". Het andere, het tot bloedworden van de zee, neme men letterlijk. Waarom niet? Mozes veranderde toch ook water in bloed, Ex. 7:20.

  3. De derde bazuin.
    Hier heeft men een ster als een fakkel. Dat kan een komeet of meteoor zijn, maar behoeft dit nog niet. 't Is geen vurige berg, want een fakkel brandt slechts aan één einde. Men neme ook deze bazuin letterlijk en denke niet aan een of andere persoonlijkheid aan de politieke of godsdienstige hemel.

  4. De vierde bazuin.
    Deze nemen we ook letterlijk t.o.v. de genoemde hemellichamen.

  5. De vijfde bazuin.
    De "ster" hier is geen hemellichaam. Dat kan niet volgens wat verder volgt: Zij krijgt een sleutel, bewijs, dat het een hemelwezen is. Engelen heten ook sterren, Job. 38:7; Zij maken deel uit van het hemelse heer, 1 Kon. 22:19, 2 Kron. 18:18; Ps. 148:3 e.a. De put des afgronds is de woonplaats van een deel van de demonen, zie Luk. 8:28-31. In Vs. 3-12 neme men de "sprinkhanen" niet voor gewone sprinkhanen. Gewone sprinkhanen hebben geen koning, Spr. 30:27. Deze hebben er wel een, vs. 1. Het schijnen een soort demonische wezens te zijn; paard, mens, leeuw, schorpioen, alles is in hen verenigd. Zij beschadigen niet het gewas, vs. 4, maar de niet met Gods zegel verzegelde mensen en wel vijf maanden lang. We nemen ook deze tijd letterlijk. Hun koning heet de engel des afgronds. Mogelijk is dit Satan. Waar we alles eerst in de toekomst zien, vervallen hiermee alle verklaringen die deze bazuin op iets anders laten slaan als b.v. op de inval van de Saracenen, de 5 maanden voor 150 jaar houden, enz.

  6. De zesde bazuin.
    Hierin worden vier engelen ontbonden. Deze zullen het derde deel van de mensen doden. Dit is het derde deel van het overgebleven drie vierden deel (6:8), dus weer minstens 500 miljoen, zodat dus de helft van de mensheid verdorven wordt. Er heeft dus een ontzaglijke vermindering plaats. Het aantal van die boze geestwezens is dan ook niet gering: twee maal tienduizenden der tienduizenden, d.i. 2 x 10.000 x 10.000 = 200 miljoen. Elk doodt dus 2 à 3 mensen. Deze verderving leidt niet tot bekering, vs. 20. Dit is het tweede wee.

  7. De zevende bazuin voert tot het einde, zie 11:15. Hij is echter weer onderverdeeld in zeven schalen. Deze vinden we beschreven in Op. 16-19.



DE SCHALEN.
Over deze kunnen we ook kort zijn. We nemen ze weer, waar mogelijk, letterlijk.

  1. De eerste schaal veroorzaakt kwaad en boos gezweer aan de Beestvereerders.
  2. De tweede doet de hele zee tot bloed worden.
  3. De derde doet dit de rivieren en fonteinen.
  4. De vierde veroorzaakt grote zonnehitte.
  5. De vijfde leidt tot verduistering van de troon van het Beest.
  6. De zesde veroorzaakt uitdroging van de Eufraat, zodat de koningen van het Oosten (China, Japan, Indië?) kunnen komen om op te trekken naar Armageddon (= berg van Megiddo, in de vlakte van Jizreel).
  7. De zevende besluit de andere, veroorzaakt donder, bliksem en aardbeving, waardoor Babel in drieën gescheurd wordt en de steden van de Heidenen (Volken) vallen.

De verduistering van de troon van het Beest, 5 schaal, brengt waarschijnlijk mede het verschrikt worden door de geruchten van het Oosten en het Noorden, Dan. 11:44. Deze geruchten betreffen mogelijk de mobilisatie en opmars van de Oosterse vorsten. Door de uitdroging van de Eufraat wordt hun de weg naar het Westen ontsloten. Geen andere uitweg meer ziende, gaat de Draak en het Beest hen nu vergaderen tegen God Zelf. Op 16:16. Vooraf verwoest hij nog Babel, 17:16, 17. Daarna wordt de hemel geopend en verschijnt op het witte paard van de overwinning de verheerlijkte, nu toornende Zoon des Mensen, gevolgd door de hemelse heerlegers, Op. 19:1118. Wel willen het Beest en de koningen tegen Hem strijden maar: "Hij zal eens iegelijks vlees daar hij op zijn voeten staat, doen uitteren en eens iegelijks ogen zullen uitteren in hun holten en eens iegelijks tong zal in zijn mond uitteren." Zach. 14:12. Zo worden zij gedood Op. 19:21. Beest en Valse Profeet worden in de poel des vuurs die met sulfer (zwavel) brandt, geworpen en Satan gebonden om in de afgrond te worden gesloten, Op. 19:20, 20:1-3. Hiermee eindigen de schalen en is ook het derde wee voorbij. Vanaf dan begint Christus te Jeruzalem te regeren, Zach. 14:17, Joël 3:21, Ez. 48:35.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden