VI. Israëls verwerping en aanneming 4. De Algemene Zendbrieven
AAN DE 12 STAMMEN.
Zijn Brief is gericht aan de 12 stammen die in de Verstrooiïng zijn. Hiermee vervalt
de bewering, dat de profetieën over Israëls herstel vervuld zouden zijn in de terugkeer,
uit Babel. Jakobus schrijft enige eeuwen (± vijf) na die terugkeer nog aan de stammen
die in de Verstrooiïng zijn. Vervalt in het woord: "die in de Verstrooiïng zijn" de
bewering, dat Israëls profetieën van herstel al vervuld zijn, in de term: "de 12 stammen" vervalt de mening, dat God Zijn volk verstoten heeft. God erkent ook nog na de
Pinksterdag Israëls 12 stammen. Daarin ligt mede een bewijs van Israëls herstel.
JAK. 1. 1:18 "Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het woord der waarheid, opdat wij zouden zijn eerstelingen Zijner schepselen." Het woord "als" staat er niet, 't is dan ook cursief gedrukt in de St. V. Hier duidt Jakobus op de wedergeboorte, een onderwerp geheel op zijn plaats in het Nieuwe Verbond. De wedergeboren Israëlieten zullen eerstelingen zijn Zijner schepselen. Bewijs,dat er na hen nog vele andere zullen komen. Israël is de eerstgeboren volkenzoon, Ex. 4:22. Na. Israël komen nog andere volkenzonen, bewijs dat de volken God eenmaal zullen dienen, wat herhaaldelijk voorzegd wordt, bijzonder in de Psalmen. We geven enkele citaten.
In het N.V. worden de volken geboren, Israël wedergeboren. En zoals Israël dan de wedergeboren Volkenzoon is onder de volken, zijn de geborenen uit Israël de eerstelingen Zijner schepselen. Het woord hier door baren vertaald (apokueoo), komt alleen voor in Jacobus. In hfdst. 1:15 staat: De zonde voleindigd zijnde, baart de dood. Het woord drukt niet de verwekking, de teling en draging uit, maar het terwereldbrengen. 't Is de laatste faze van de voortbrenging. Het andere woord gennaoo betekent meer verwekken, voortbrengen en duidt het heele proces van de voortbrenging aan, natuurlijk en geestelijk. De Here zei tot Nikodemus: "Gij moet van Boven verwekt (of voortgebracht) worden." Hier in Jacobus heeft die voortbrenging plaats gehad. De geboorte is geschied. Bewijs dat Gods genadegift en roeping onberouwelijk zijn. Israël zal Zijn lof verkondigen en wordt daartoe opnieuw geboren. 1:21 "Daarom, afgelegd hebbende alle vuilheid en overvloed van boosheid, ontvangt met zachtmoedigheid het woord, dat in u geplant wordt, hetwelk uw zielen (d.i. persoon) kan zalig maken (d.i. behouden)." Hier is sprake van een afleggen van alle vuilheid en boosheid, een geheel zich tot God keren. De uitdrukking "uw zielen kan zalig maken", is een Hebraïsme en betekent: uw persoon kan behouden. De Hebreër noemt een persoon vaak een ziel. Men denke hier niet aan de ziel van de Westerse theologie. 1:26 "Indien iemand onder u dunkt, dat hij godsdienstig is..." Het woord godsdienstig (thrèskos) betekent ritueel, d.i. aan alle vormen en ceremoniën volkomen vasthoudend. Bewijs, dat er in Israël blijven vasthouden aan de gegeven inzettingen, a1 zullen velen die verzaken en afvallen, 2 Thess. 2, Dan. 8. 1:26 "... en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart verleidt, deze godsdienst is ijdel." Hier staat voor godsdienst het woord thrèskeia, het zelfst. nw. Vinden we het bijv. naamwoord thrèskos alleen in Jak. 1:26, we vinden thrèskeia nog in 1:27, Hand. 26:5 en Col. 2:18. Paulus leefde naar de nauwgezetste sekte van zijn godsdienst, ceremonieele en rituele instellingen Het Farizeïsme had de inzettingen tot in de fijnste consequenties, naar het meende, uitgewerkt. In Col. 2:18 is het vertaald door: dienst (der engelen). 't Is ceremoniele ritus. In onze bedeling moest die geheel weggevallen zijn. We zien dat Rome en ook de Reformatie daarvan overgenomen hebben. Uit Jak. blijkt, dat deze dingen alleen in Israël thuis behoren.
1:27 "De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze: wezen
en weduwen bezoeken in hun verdrukking, (en) zichzelven onbesmet bewaren van de
wereld." Voor: "godsdienst" staat weer: thrèskeia; ritus. Wilt ge aan ritus doen, zegt
Jacobus, laat uw ritus dan de aanvulling van de wet zijn, de liefde, en betoon dat door uw
naaste goed te doen en voor God te leven. Ritus zonder liefde is niets, ritus en liefde zijn
goed. Althans voor Israël.
JAK. 2, 3. 2:5 "Hoort mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen van deze wereld om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen des koninkrijks, hetwelk Hij beloofd heeft dengenen die Hem liefhebben?" Dat koninkrijk is het K.d.H. Men houde in het oog, dart de Brief is aan de 12 stammen. Die dachten aan het Koninkrijk van Vader David. Deze tekst kan men wegens zijn algemene uitspraak ook breder toepassen en tevens denken aan hen die komen zullen van Oosten en Westen, Mt. 8:11. 2:8 "Indien gij dan de Koninklijke wet volbrengt." Dit is de wet des Konings, de wet door Mozes ingesteld maar door Christus volmaakt en aangevuld waarom Hij het een nieuw gebod noemt, Joh. 13:34 en "Zijn gebod", Joh. 15:12. Christus is Israëls Koning, Joh. 1:51. De wet des Konings is die van de liefde. Zie Rom. .13:9 Uit dit: de Koninklijke wet blijkt weer, dat we op Israëls terrein staan. 2:12 "Spreekt alzo en doet alzo als die door de wet der vrijheid zult geoordeeld worden." De wet der vrijheid is die van het N. verbond, waarin Israël bevrijd is van begeerlijkheden en zonden van het eerste verbond en dat niet tot dienstbaarheid baart. 2:18-26. Daarover spreken we in een ander deel. 3:9 "Door haar (de tong) loven wij God en den Vader en door haar vervloeken wij de mensen die naar de gelijkenis Gods gemaakt zijn." Hier ziet Jakobus op de onbekeerde Joden, beter: Israëlieten, die sterk kunnen vervloeken. Waar de geriade heerst, moet men niet vloeken maar zegenen, Rom. 12:14. Zover is deze groep nog niet. Zij staan geheel in de sfeer van de Wet, die zegen en vloek kent en waarbij het vervloeken niet verboden was, hoewel Jakobus een hoger element inschakelt: het zegenen en niet vervloeken. "Dit moet, mijn broeders alzo niet geschieden ," Gr.: daar is geen noodzakelijkheid dat dit aldus geschiede," vs. 10.
3:18 "De vrucht der rechtvaardigheid wordt in vrede gezaaid voor degenen die
vrede maken." Dit woord herinnert sterk aan Mt. 5:9: Zalig zijn de vreedzamen, Gr.: de
vredemakers of vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. Die
vrucht der gerechtigheid zal wel voortvloeien uit het doen, werken van de bekering
waardig. Jakobus onderwijst in dit hele hoofdstuk de Joden hoe zij het geloof kunnen
bevorderen en de praktijk van hun godsdienst kunnen uitwerken onder de heidenen.
JAC. 4, 5. Hier kan sprake zijn van geestelijk overspel. Verbinding met de wereld door afgoderij gold voor God als geestelijke hoererij omdat Israël Jehovah's Vrouw was. Zo bezien kan dit woord een bijzondere waarschuwing voor Israël betekenen om geen deel te hebben aan Babels zonde, om niet mee te doen met de grote Hoer die in Op. 18 geoordeeld wordt. Israël, dat een heilig volk moest zijn, wordt eenmaal de grote Hoer, Op. 18, het wordt volk van Sodom, Jes. 1:10; Op. 11:8. Dan deelt het ten volle in de vriendschap der wereld Jakobus bestrijdt dit. Is dit woord tot de groep van de 12 stammen gericht, het is naar tijden en gelegenheden toe te passen. Men kan het ook letterlijk nemen van vleselijk overspel, wat ook op gaat.
4:8 "Naakt tot God en Hij zal tot u naken." Hier staan we in een andere sfeer dan
die van thans. In onze bedeling wil God Christus in ons hart doen wonen. Hier moet het
volk Israël tot Hem naderen. Dan zal God het tot dat volk doen. Als Israël zich bekeert,
kan God Christus zenden, Hand, 3:19-21. In Jakobus' woord wordt dus de bekering
vereist. Waar de bedelingen ook toestanden schetsen, is ook dit woord menig zondaar
tot zegen geweest. Zoals Israël tot God moet naken, zo moet elk mens dit. De Schrift
neme men wat uitlegging betreft bedelingswijs, wat het innerlijke betreft geestelijk.
HET VERKORTE LOON. Een gedeelte voor de laatste dagen. We zien hier Israëls woekergeest baan breken en de verdrukking van eigen volksgenoten zoals in Nehemia's dagen. Neh. 5:1-19. Die geest zal zich ten volle uiten in Babel en van daaruit het Jodendom beheersen. Dit gedeelte moge een voorschaduw van vervulling gehad hebben in Jeruzalems verwoesting, het gaat daar ver boven uit. We zien hier de weelderige rijken leven ten koste van de arme verdrukte arbeiders. Er is een dubbel geroep: dat van het loon en dat van de maaiers zelf. Het loon wordt verkort en niet op tijd betaald. Volgens Deut. 24:15 moest dit elke avond geschieden, anders kon de dagloner tot de Here roepen. De weelde van de Israëlieten werd reeds door Amos gelaakt, Am. 6. Wat doet Jakobus nu. Hij spoort aan lankmoedig te verdragen. Hij is dus door een heel andere geest bezield dan Communisme of Socialisme, die wild bruisend de toestanden willen veranderen. Weest lankmoedig tot de toekomst des Heren. Deze genaakt, de Rechter staat voor de deur, vs. 9. Jakobus wijst dus naar Christus' wederkomst. Hij komt als rechter om de verdrukker te verbrijzelen. Jakobus predikt dus de lijdzaamheid van de verdrukten en geeft God alles in handen. In onze dagen breekt de tegenstelling tussen Kapitaal en Arbeid zich hoe langer hoe meer baan. Naast ontzaglijke onnoemlijke rijkdom heerst bittere nood. Deze tegenstelling zal zich nog verscherpen. Bijzonder in de eindtijd, Jakobus' woord is allermeest gericht tot de rijken in Israël. In Babel zal de weelde ten top worden gevoerd. Ten koste van de arme verdrukte. Deze evenwel late alles aan God over. Hij mag dag en nacht tot Hem roepen, Luk. 18:7, hij zij echter lankmoedig. Hij zie in al die dingen een rijpingsproces. De landman zij zijn voorbeeld. De vrucht moet ter rijping vroege en spade regen hebben. Ze moet eerst rijpen, wil het kaf verbrand kunnen worden de tarwe moet eerst vergaderd, zal de dorsvloer gezuiverd kunnen worden. Mogelijk hebben we onder de vroege en de spade regen de uitgieting van Gods Geest te verstaan met Pinksteren en in de tijd van het einde. "Weest lankmoedig, versterkt uw harten, want de toekomst der Heren genaakt."
Jakobus' hoop is de toekomst. Dit is niet de hoop van onze bedeling. Die heeft een
hogere verwachting, n.l. om met Hem geopenbaard te worden in heerlijkheid, Col. 3:3,
4. Men ziet ook zo weer de meerdere groepen.
GEBEDSGENEZING.
Onze tijd wil gebedsgenezing als systeem. We geven toe, dat iemand persoonlijk op zijn
gebed door God genezen kan worden. We geven ook toe, dat iemand gaven van
genezing kan hebben. We geven niet toe, dat hij daarmee de gaven heeft in de
Jakobusbrief aan de ouderlingen van de gemeente toegekend. Die gave berust bij de
oudsten van de Joodse gemeenten. Al het verlangen om de Pinkstergaven terug te willen
hebben, is een neerhalen van onze bedeling in lager sfeer. Het is beter met Gods wil
ziek te zijn, dan tegen Gods wil zich geforceerd te laten genezen. In onze bedeling is
ziekte soms een heel noodzakelijk middel, al is het op zich zelf genomen niet goed.
Systematische gebedsgenezing zou alleen aanneembaar zijn, als de Schrift leerde, dat
ziekte nooit tot een goed doel kan voeren. Zelfs voor Paulus was het noodig een doorn
in het vleesch te hebben.
AFDWALING - WEDERKEER. Het gevaar voor afdwaling zal zeer groot zijn in de laatste dagen, zie Op. 2:20; 12:9; 13:14. De dwaling des wegs kan uitloopen op aanbidding van het Beest of van zijn beeld. De namen dergenen die dit doen, staan niet in het boek des levens, Op. 13:8. Zij worden gepijnigd en de rook van hun pijniging gaat op in de aionen der aionen, Op. 14:11. Zij kunnen ook verdwaald raken in de legers van het Beest en gedood worden bij Christus' wederkomst, Op. 19:21. Jakobus wil daarvan behouden. Terugkeer is mogelijk. Een ziel kan van de dood behouden worden. Uit een en ander blijkt dat Jakobus schrijft met het oog op de wederkomst des Heren, de parousia. De tussenbedeling is hem vreemd. Waar ze er nu is, is deze sfeer onderbroken. Ze komt terug zodra God de lijn met Israël aanknoopt. Alles is naar de toekomst verschoven en blijft staan voor Israël. In dat opzicht is Jakobus' Brief ook profetisch te noemen.
|