Uit Israëls Profetie

VI. Israëls verwerping en aanneming

1. Handelingen

Waar we bijzonder handelen over Israëls profetie, kunnen we hier niet dan terloops iets over Handelingen zeggen.

Nadat de Here Jezus het Nieuwe Verbond door Zijn bloed had ingewijd, kon dit in werking treden en rechtskrachtig worden. Het N.V. geldt Israël, zoals ons uit Jer. 31 bleek. Men moet daarom in Handelingen geen "Kerk" geschiedenis verwachten, maar het begin van de inwerkingtreding van het N.V.

Wie Handelingen naleest, zal zien, dat het in twee delen te verdelen is, Hand. 1-12 en 13-28. In het eerste deel is bijzonder Petrus de hoofdpersoon, in het tweede deel Paulus. Het eerste deel toont ons het inwerking zijn (op beperkte schaal dan) van het N.V. in Israël, in het tweede zien we de Volken gezegend. Dit had moeten geschieden door Israël, als volk, het heeft plaats door Paulus. Israël als volk had de priesterlijke bediening waartoe God het bestemd heeft, Ex. 19:6, moeten gaan vervullen, het had "zijn roeping en verkiezing" vast moeten gemaakt hebben en de Volken tot God moeten zijn gaan leiden. Daartoe is het niet gekomen. Waar het N. V. bekrachtigd is en het feitelijk het universele verbond van Gen. 12 is, werkt God, ondanks Israël, door en neemt een Israëliet (en nog wel de meest vijandige) en laat door hem de priesterdienst bedienen. Paulus zegt in Rom. 15:16 volgens het Gr., dat hij het evangelie Gods als priester bediende, opdat de offerande van de Heidenen (Volken) aangenaam veerde, geheiligd door de Heilige Geest. Handelingen leert ons dus twee dingen: de beperkte bediening van het N.V. aan Israël door de 12 Apostelen van Israël en de zeer beperkte bediening van het universele verbond aan de Heidenen door Paulus en andere Apostelen. Dat God de Volken buiten Israël om daarbij nog meer geeft, zij terloops opgemerkt.

HAND. 1.
De discipelen vroegen de Here voor Zijn hemelvaart, wanneer Hij het Koninkrijk aan Israël zou oprichten, Hand. 1:6. De Here neemt hun die vraag niet kwalijk. Hij zegt niet, dat het Kon. niet meer aan Israël zal opgericht worden. Integendeel. Het: komt hun evenwel niet toe de tijden en gelegenheden die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft, te weten, vs. 7. Van achteren beschouwd, is dit een profetisch woord. Tot op heden zijn die tijden en gelegenheden niet aangebroken.

HAND. 2.
Dat blijkt ook op het Pinksterfeest. Petrus, die zich uitsluitend tot Israël richt — er was op het Pinksterfeest geen enkele onbesneden heiden, laat staan afgodendienaar — en spreekt van: "Gij joodse mannen"; 2:14, "gij Israëlietische mannen", 2:22, van "het ganse Huis Israëls", 2:36, verwijst naar Joël om aan te tonen, dat hun die uitstorting van de Geest niet vreemd moet voorkomen. Waar op het Pinksterfeest evenwel de geestesgaven slechts aan een betrekkelijk klein aantal personen gegeven werd, en Joël spreekt van een algemene uitstorting, ligt daarin opgesloten, dat de volle stroom nog niet gekomen is, de volle oogsttijd nog toeft.

Dat houdt Israëls herstel in. Immers, zal God Zijn woord tot Joël gesproken over Israël vervullen en Zijn Geest uitgieten over alle vlees, dan moet Israël opnieuw als natie daar zijn. Vooraf moet dan het nationaal berouw komen van Joël 2:15-18:

"Blaast de bazuin te Sion, heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens en die de borsten zuigen; de bruidegom ga uit zijn binnenkamer en de bruid uit haar slaapkamer. Laat de priesters, des Heren dienaars ,wenen tussen het voorhuis en het altaar en laat ze zeggen: Spaar Uw volk o Here, en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de Heidenen zeggen: Waar is hunlieder God. Zo, zal de Here ijveren over Zijn land en Hij zal Zijn volk verschonen." Zie ook vs. 19 en 20.

Dit nationale berouw, dart eenmaal komen zal, zie Zach. 12:11-14, moesten de 12 Apostelen van Israël voorbereiden. Dan wordt de Geest over het Huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgestort, Zach. 12:10. Israëls hoop moet worden: het wederkomen van Jezus Christus, Die hun te voren gepredikt is., Hand. 3:19-21.

Hierover een enkel woord.

HAND. 3.
De St. V. heeft Hand. 3:19 en 20 onjuist vertaald. Er staat: "Betert u dan en bekeert u (lett. krijgt andere gedachten en keert terug) OPDAT uw zonden mogen uitgewist worden, OPDAT (niet: wanneer) de tijden der verkoeling (of verkwikking) mogen komen van het aangezicht des Heren en Hij u zenden moge Jezus Christus, Die u te voren gepredikt is, Dien de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van Zijn heilige profeten van (alle) eeuw, Gr. van de eeuw af." Israël moet zich dus eerst bekeren zal Christus weder komen. 't Is niet: wanneer, maar: opdat. Dan eerst is het ontvankelijk om door de Leraar der gerechtigheid te worden onderwezen. Hiervan zegt Joël 2:23: "En gij kinderen van Sion, verheugt u en zijt blijde in den Here, Uw God want Hij zal u geven dien Leeraar ter gerechtigheid...". Dit alles geldt Israël als volk.

Dat Christus individueel Leraar der gerechtigheid wordt voor al de gelovigen, bij toepassing, wordt toegestemd. Alleen, men blijve hierbij niet staan. Hij wil meer voor hen zijn. Hij wil zelf leraar der gerechtigheid maken. Ja, zelfs Leden Zijns Lichaams. De toepassing kan thans niet dan tijdelijk en hoofdelijk zijn. Ze is doeldienend, niet doelstellend. Het einddoel van onze bedeling is niet: Christus verwachten als Leraar ter gerechtigheid, maar met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid, Col. 3:3, 4, iets wat verre boven de 0.T. verwachting uitgaat.

Dat Israël de voorrang heeft, bewijst ook Hand. 3:25, 26: "Gijlieden zijt kinderen der profeten en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: "En in uw Zaad zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden." Israël wordt hierin mede aangewezen als orgaan van de zegening. Het "in uw zaad" slaat ook wel op Christus bij uitnemendheid, maar niet bij uitsluiting. Israël moet mede dienen om de volken te zegenen en heet daarom: kinderen des verbonds: Daarom wordt Christus eerst tot hen gezonden, vs. 26 "dat Hij ulieden zegenen zou, daarom dat Hij een iegelijk van u afkere van uw boosheden." Israël heeft duidelijk de voorrang krachtens de 0.T. beloften.

HAND. 10.
Dat alleen de Geest uitgestort is op Joden en Jodengenoten, dus besnedenen, in Israël ingelijfd en op geen enkele onbesneden Heiden, bewijst onweersprekelijk Hand. 10:44, 45. De Heilige Geest viel ook op Cornelius en zijn vrienden en kennissen. En wat zegt de tekst nu. Dat de gelovigen uit de Besnijdenis ontzet zijn, omdat de gave van heilige geest ook op de Heidenen, d.i. onbesnedenen uitgestort werd. Hoe zouden zij ontzet zijn geweest, als dit ook reeds met Pinksteren geschied was. Men ging zelfs met Petrus twisten, Hand. 11, dat hij tot mannen met de voorhuid was ingegaan, 11:3.

Uit deze korte trekken reeds blijkt, dat Hand. 1-12 een Israëlitisch boekdeel is en spreekt van de werking van het N.V. De eerstelingen van de oogst werden toegebracht. Israël als volk had zijn nationale hoogtijden. Die hadden hun symbolisch tegenbeeld. Pinksteren was het feest der eerstelingen.

HFDST. 13-28.
God Die rijk is aan barmhartigheid, heeft Abraham beloofd te zijn een vader van een menigte der volken, Gen. 17:5. Waar Israël achterblijft en niet uit het geloof, maar uit de werken wil gerechtvaardigd worden, zijn eigen gerechtigheid zoekt op te richten, Rom. 10:2. niet inziet, dat het einddoel van de wet Christus is, Rom. 10:3, daar maakte Hij tevens een begin met het zegenen van de volken. Daartoe neemt Hij Paulus, de Kleine, uit de kleinste stam, Benjamin, om het meest te arbeiden, 1 Cor. 15:10 en als priester op te treden onder de Volken rondom Israël. Daarvan geeft nu Hand. 13-28 een schets.

Tevens wordt ons daarin de uitwerking van die zegening op Israël getekend. Het is Gods oogmerk Israël tot jaloersheid te verwekken door de gaven ook aan de Heidenen te geven om Israël te prikkelen zijn roeping te gaan vervullen. In plaats van jaloers te worden in goede zin, wordt het jaloers in verkeerde zin. De gehoopte jaloersheid wordt jaloezie, de ijverlust wordt ijverzucht. Israël, dat de Heidenen had moeten willen zegenen, haat ze vanwege Gods gaven. Paulus wordt door Israël als een pest beschouwd en zonder de tussenkomst van de Romeinen had Israël aan hem zijn woedeuitroep: Weg met zulk een van de aarde, Hand. 22:22, in werkelijkheid omgezet. Het is niet behoorlijk dat hij leve. Dat was de gedachte die de duizenden gelovigen in Israël, Hand. 21:20, toen bezielde. Israël is zelfs in de in Christus gelovenden, onwillig werktuig van het universele verbond van Gen. 12.

In Hand. 21 bereikt de tegenstand van Israël in het Land zijn toppunt. Zijn verharding blijkt zeer duidelijk. Hun wacht niet dan vervloeking, hun einde is tot verbranding, Heb. 6:8. God is evenwel lankmoedig. Is Israël in het Land wettisch, zijn zelfs zijn gelovigen ijveraars voor de wet, Hand. 21:20, Hij laat tijd om te zien of Israël in de Verstrooiïng zich ook afgekeerd heeft. Dat blijkt evenzo het geval. Als Paulus in Rome komt, roept hij de voornaamste van de Joden samen, Hand. 28:17 en handelt met hen op zekere dag van 's morgens vroeg tot de avond toe, vs. 23. Slechts enkelen geloven, de anderen gaan twistend heen als Paulus over hen het woord van de verwerping uitspreekt:

"Wel heeft de Heilige Geest gesproken door Jesaja den profeet tot onze vaderen, zeggende: Ga henen tot dit volk en zeg: Met het gehoor zult gij horen en geenszins verstaan en ziende zult gij zien en geenszins bemerken, want het hart dezes volks is dik geworden en met de oren hebben zij zwaarlijk gehoord en hun ogen hebben zij toegedaan, opdat zij niet te eenigertijd met de ogen zouden zien en met de oren horen en met het hart verstaan en zich bekeren en Ik hen geneze," Hand. 28:25-27.

Hiermee sluit God het Kon. der hemelen toe en laat Paulus een streep trekken onder het afgesloten hoofdstuk met deze woorden: "Het zij u dan bekend, dat de zaligheid (behoudenis) Gods den Heidenen gezonden is en deze zullen horen", vs. 28. Van nu af wordt Israël geestelijk bezien andermaal en ten volle Lo-Ammi, Niet-Mijn-volk en Lo-Ruchama, Niet-Ontfermde. Van achteren uit blijkt, dat deze Lo-Ammi-tijd eeuwen zou duren en langer is dan alle vroegere samen. Tien jaar later kwam de toorn zichtbaar over het volk, volgde de "verbranding" en werd Israël, het kanaal van de zegening, ten volle nationaal afgesneden. Israël stierf als natie en werd begraven onder de Volken. Wat zij als zegen hadden kunnen zijn: Gezaaid onder de Volken overkomt hun als vloek: Verstrooid onder de Heidenen.

ISRAEL VERWORPEN.
Handelingen is een overgangsboek. Bij Jeruzalem begonnen, eindigt het in Rome. Vanuit Israëls centrum loopt het tot de hoofdstad van de Volken, vanuit de stad die de hoofdstad van de wereld moest geworden zijn, eindigt het in de stad die toen wereldhoofdstad was. Begonnen met het Grote Volk, eindigt het met de Volken. Vanaf Hand. 28 heeft Israël geen nationale voorrang meer. Zijn besnijdenis is voor God voorhuid geworden. Voor Hem staat het op een lijn met de Volken wat geestelijke staat en gesteldheid betreft. Niet wat zijn beloften aangaat. Israël moge nationaal begraven zijn, God blijft aan Zijn verbond gedenken. Dat is voorzegd in Lev. 26:44

"En hierenboven is dit ook: Als zij in het land van hun vijanden zullen zijn, zal Ik hen niet verwerpen, noch van hen walgen om een einde van hen te maken, vernietigende Mijn verbond met hen, want Ik ben de Here hun God."

De beloften liggen er voor Israël en blijven er liggen. De Romeinen mogen geen tien jaar na Paulus' uitspraak komen om de stad van de doodslagers met vuur te verbranden, Mt. 22:7, Israël moge zwervende en dolende zijn, de bruiloft is bereid en zal gehouden worden. Mogen de genodigden al niet komen, de bruid is er. En die is uit Israël. En terwille van de Zoon, de Bruidegom èn terwille van de Bruid, een trouw deel uit Israël, zal de Bruiloft des Lams toch eenmaal in Israël plaats vinden. De wijngaard, het Huis Israël, wordt aan andere landlieden gegeven, maar die wijngaard zelf wordt niet uitgeroeid. De landlieden zijn andere van dezelfde soort. De wijngaard moge al uitgewroet worden door het zwijn uit het woud, het wild des velds moge hem afweiden, Ps. 80:14, de God der heerscharen, d.i. der hemelse krijgsmacht, zal wederkeren en uit de hemel aanschouwen en dèze wijnstok (Israël dus, geen andere) bezoeken, 80:15. Niet om Israëls wil, maar terwille van de Zoon, Die Hij Zich gesterkt heeft, vs. 16. De wijngaard moge vertreden zijn, maar zal aan anderen gegeven worden, bewijs, dat hij weder herplant zal worden. Tot zolang is Israël afgesneden, Lo-Ammi, verworpen.

Deze verwerping is de verzoening der wereld. D.w.z. in de bedeling die hiermee geopend wordt, (en God feitelijk reeds aanving toen Hij Paulus en Barnabas afzonderde in Hand. 13, en die reeds loopt in Handelingen), kunnen de Heidenen tot God naderen zonder Israëls priesterlijke bemiddeling. Thans gaat de Wet niet uit van Sion en des Heren woord niet van Jeruzalem, thans naderen de gelovigen uit de Volken niet tot God door, maar zonder Israël. Israëls verwerping uit zijn priester bediening is de verzoening der wereld. Er is thans geen priesterlijk koninkrijk. Christus Zelf is de Middelaar Gods en van de mensen, 1 Tim. 2:5. Dat is de rijkdom der wereld, Rom. 11:12.

Deze verwerping is niet blijvend. Dat heeft de Kerktheologie er van gemaakt. Paulus leert wat anders: "En indien hun (Israëls) val de rijkdom is der wereld en hun (israëls) vermindering de rijkdom der Heidenen, hoeveel te meer hun (Israëls) volheid. Want indien hun (Israëls) verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de, (Israëls) aanneming wezen anders dan het leven uit de doden," vs. 15. De verwerping was nationaal, als vólk zijn ze verworpen, de aanneming is ook nationaal, als volk worden zij weer aangenomen, Israël is niet alleen de eerstgeboren volkenzoon krachtens roeping, het zal ook de eerstgeboren volkenzoon zijn krachtens opstanding uit de doden. Na en achter hem komen de Volken tot nieuw leven. Hun aanneming is het leven uit de doden. Die doden zijn de andere volken.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden