V. Israël in de Evangeliën 9. De Profetische Rede - Matth. 24-25
MT. 24. A1 24:1 Plaats: Vertrek uit de Tempel.
A2 24:3 Plaats: Aankomst op de Olijfberg.
Vers 3 bevat drie vragen:
Men weet dat de St. V. hier heeft staan: Voleinding der wereld, Dit is zeer te betreuren. Men heeft daarin de mening neergelegd, dat de wereld vergaan zal bij Christus' wederkomst. De St. V. zegt dit wel niet, maar heeft dat toch in de hand gewerkt. In het Gr. staat: sunteleia tou aioonos, sameneinding van de aioon. Deze term vonden we reeds 3 maal in Mt. 13, n.l. vs. 39, 40, 49, waar ze slechts eenmaal wat juister, maar nog niet precies vertaald is, n.l. vs. 49: voleinding der eeuwen. Dit moest dan zijn geweest: voleinding der eeuw. In Mt. 24 vragen de discipelen nader naar die voleinding waar de Here met hen over gesproken heeft in Mt. 13 en zeker wel bij andere ons niet verhaalde gelegenheden. Die uitdrukking: sunteleia tou aioonos komt uitsluitend in Mattheus voor, n.l. 13:39, 40, 49; 24:3 en 28:20.
Op de drie gedane vragen volgt het antwoord in Mt. 24 en 25. De eerste wordt
beantwoord in Mt. 24:4-6, de tweede in 24:7-28, de derde in 24:29-25:46. Men ziet hoe
onjuist de indeling in hoofdstukken is. Ze is dan ook mensenwerk en nog wel
onoordeelkundig en oppervlakkig. Vaak is dit een belemmering voor het verkrijgen van
beter Schriftinzicht.
EERSTE VRAAG. D1 4 Waarschuwing. Het begin: Als men begint te verleiden.
D2 6 Waarschuwing: Nog het einde niet.
Zie ook Mk. 13:5-7 en Luk. 21:8, 9. De tekst is eenvoudig. Men lette op het woord
einde, Gr.: telos. Dit is een ander woord dan voleinding, sunteleia. Dit betekent:
samenvinding, samen-lopingstijd, telos eindpunt. Zoals bij een eindstation vele
spoorwegen samen kunnen lopen al een heel eind vóór dat station en zich dan over een
baan voortzetten, zo zullen bij de voleinding van deze aioon (eeuw) de grote lijnen
convergeren en zich naar elkaar toebuigen om in een punt te eindigen. Hierbij zijn dan
drie hoofdlijnen te onderscheiden: Jood, Heiden en Gemeente Gods, 1 Cor. 10:32. (Men
verwarre deze gemeente niet met de Gemeente die Zijn Lichaam is, deze is dan reeds bij
Christus). De eerste twee convergeren en concentreren zich in Beest en Valse Profeet.
De vele voorlopers van de politieke en godsdienstige Antichristus zullen een teken zijn,
dat de aioon zich gaat afsluiten.
TWEEDE VRAAG. F1 7, 8 Verdrukking. Beginsel der smarten. Eerste teken.
F2 21-28 De grote verdrukking.
Als we lid G1 ontleden, krijgen we: G1 a1 9 Verkondiging van het Ev. des Kon.
a1 13, 14 Belofte: Het Ev. des Kon.
Vs. 7. Volk zal tegen volk opstaan. Hiermee wordt bedoeld: Heidenvolk tegen heidenvolk, dus de volken buiten Israël. Men lette er op, dat dit gezegd wordt vanuit Israël bezien. Er zullen verder zijn hongersnoden, pestilentiën en aardbevingen in verscheidene plaatsen zegt de St. V. of volgens het Gr.: streeksgewijs. Vs. 8 Beginsel der smarten d.i. begin van de geboorteweeën (van het Kon.). Vs. 9 Gehaat van alle volken. Dit is een universeel (algemeen) antisemitisme (jodenhaat); opkomend uit Godshaat. Vs. 11 Valse profeten zien we alleen bij Israël optreden tegenover de ware profeten. Waar aan Israël Gods woorden zijn toebetrouwd, geeft Satan ook aan Israël de karikatuur ervan door valse profeten. We staan ook hier op Israëlietisch terrein. Vs. 13 Ongerechtigheid, d.i. wetteloosheid, In 2 Thess 2 heet de politieke Antichristus de zoon der ongerechtigheid, d.i. wetteloosheid. Hij kan dus eerst optreden als de wetteloosheid toeneemt. Op alle gebied. Zeer bijzonder onder Israël. Vs. 14. Het
Ev. des Kon. moet eerst gepredikt, geproklameerd,worden aan alle (heiden) volken tot
getuigenis. We weten wat het Kon. is. In de eindtijd zal aan de volken gepredikt
worden, dat God een Kon. op zal richten over die volken en dat Christus Koning zal
zijn. Israëls geloovigen zullen spreken van het komende koninkrijk en het aankondigen.
Het Ev. des Kon. zal mede inhouden, dat de Koning komende is, Die recht heeft op de
Davidische troon en op de wereldheerschappij. Dit is geen Ev. der genade zoals we nu
kennen, het is het Ev. van de oprichting van een politiek, nationaal, aards rijk waarin
gerechtigheid en oordeel is.
DE GRUWEL DER VERWOESTING. F2 d1 15 Waarschuwing. Het tweede teken.
d1 19 Medelijden.
Vs. 15 verplaatst ons ook naar Israëls eindtijd. We horen van de gruwel der verwoesting van Daniël de profeet. Dit is een verwijzing naar Dan. 12:11 "En van dien tijd af, dat het gedurig offer zal weggenomen en de verwoestende gruwel zal gesteld zijn, zullen zijn duizend twee honderd negentig dagen." Dit vers leidt ons terug naar Dan. 8:12, het werk van de "Kleine Hoorn", de politieke Antichristus, die zich stelt tegenover Israël, vs. 10 en zijn Vorst vs. 11, het gedurig offer wegneemt, vs. 11 en de woning van Zijn heiligdom nederwerpt. Verder ook naar Dan. 9:27. Dan. 9 bewijst zeer duidelijk, dat de profetie over Israël handelt. "Zeventig weken zijn bestemd over uw (Daniëls) volk en over uw heilige stad," vs. 24. Van die 70 weken zijn er 69 voorbij. Messias is uitgeroeid, vs. 26, :een volk van de vorst die komen zal, is gekomen en heeft stad en heiligdom verdorven. Dit volk was het Romeinse, dat in 70 stad en tempel verwoestte. Tot zover is Dan. 9 dus vervuld. Het overige nog niet. De vorst zelf is nog niet gekomen om met velen — de afvallige Joden — een verbond te maken van één week, Hebr.: een zeven, dat is 7 jaar. In de helft der week zal hij het slachtoffer en spijsoffer, het gedurig offer, wegnemen en wel 2300 avonden en morgens, dus 2300 dagen. Een en ander ter herhaling. "Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël den profeet." Uit De Openb. blijkt, dat men, op aansporing van de Valse Profeet, de godsdienstige Antichristus, een beeld zal maken, Op. 13:14. Dit wordt gemaakt, nadat het Beest, de politieke Antichristus, van de dodelijke wonde genezen en uit de afgrond, het graf, opgekomen is. Dit geschiedt bij de tweede helft der laatste jaarweek. Dat beeld moet aangebeden worden. Dit nu is de gruwel der verwoesting, d.i. die tot verwoesting leidt, n.l. van de tempel. Van dit alles is niets geschied in het jaar 70 na Chr. Er is geen afgodsbeeld geplaatst. Mt. 24 is tot op heden onvervuld. Zal Christus' woord bewaarheid worden — en dat zàl het — dan is de enige oplossing, dat Israël weer een tempel krijgt, dus gedeeltelijk naar zijn land terugkeert. Eerst dan kan Mt. 24 en dus ook Dan. 9 vervuld worden.
"Vs. 16 Dat alsdan die in Judea zijn, vlieden op de bergen." Waar vs. 15 toekomst
is, moet het ook vs. 16 zijn. Wanneer men de gruwel der verwoesting gesteld ziet,
alsdan moeten de inwoners van Judea vlieden. En alsdan eerst kan ook vs. 17-20 vervuld worden. "Die op het dak is, kome niet af om iets uit zijn huis weg te nemen. En
die op den akker is, keere niet weder terug om zijn klederen weg te nemen... Doch bidt
dat uw vlucht niet geschiede des winters noch op een sabbat." We houden dit voor de
Joodse sabbat, niet voor onze Zondag. Men ziet weer, hoe dit voor Israël is, bijzonder
voor de Joden (Judea). Er is niets voor de Gemeente of "Kerk" die Christus' Lichaam
is, bij. Haar zullen deze dingen niet treffen.
DE GROOTE VERDRUKKING.
Laat ons Mt. 24:21-28 ook ontleden: H1 21, 22 De grote verdrukking. Het begin.
H2 27, 28 De grote verdrukking. Het Einde.
Vs. 21 zegt, dat er grote ongekende verdrukking zal wezen. Die zal er eerst zijn als de gruwel der verwoesting er is. Ze is niet geweest in het jaar 70. Toen stond er geen gruwel in de tempel. Zullen deze dingen vervuld worden zoals de Here ze voorzegd heeft, dan kan dit dus eerst in de toekomst plaats vinden. En wel over Israël. Over dat volk komt die verdrukking. Van die tijd zegt Jer. 30:7: "O wee, want die dag is zo groot dat zijns gelijke niet geweest is en het is een tijd van benauwdheid voor Jakob. Toch zal hij daaruit verlost worden." Men leze verder dat hoofdstuk. Vs. 22 Wie deze uitverkorenen zijn, is niet direct te zeggen. Mogelijk is, het de groote schaar, die uit de groote verdrukking komt, Op. 7:14. Deze schaar is uit alle natie en geslachten en volken en talen. Meestal meent men, dat dit gelovigen uit de Heidenen zijn. Dat is niet zo, want zij komen uit de grote verdrukking, die voor Jakob is, Jer. 30:7. Uit Op. 7:16 blijkt, wat de vluchtelingen zullen lijden: honger, dorst, verschroeiïng door de hitte van de zon op hun vlucht. Vs. 23 Tot ulieden, Joden of Israëlieten. Vs. 27 De toekomst, parousia, van Christus zal niet zijn gelijk die van valsche christussen in de binnenkamer of in de woestijn, maar helder lichtend als de bliksem, voor, iedereen zichtbaar waarneembaar.
Vs. 28 "Want alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd
worden." Het dode lichaam zijn de verslagenen, de dode lichamen van de strijders tegen
het Lam;. Voor: "arenden" kan men beter "aasgieren" lezen. Job. 39:3033 spreekt
over, de "arend"; vs. 33 b zegt: "waar verslagenen zijn, is hij". Bij Christus'
wederkomst worden duizenden gedood, Op. 19:21. De vogels voeden zich dan met hun
vlees. Bijzonder de aasgieren. Uit Zach. 14:12 blijkt, hoe zij zullen sterven. Vlees en
ogen zullen wegteren. Mt. 24:27 en 28 vinden dus hun verdere uitwerking in Op. 19:11-
21.
DERDE VRAAG.
Eerst de struktuur: K1 L1 24:30 De Zoon des mensen. Verschijnende. Het derde teken.
K2 25:31 De Zoon des menschen. Op Zijn troon.
Weer wordt men getroffen door de volkomen bouw. Tot in onderdelen is er balans. Vs. 29, 30 "En terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden er, de maan haar schijnsel niet geven en de sterren zullen van den hemel vallen en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen en dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen den Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid." Het Russellisme meent; dat Christus reeds wedergekomen is. Sinds 1874 is Hij al weer tegenwoordig. Onzichtbaar dan. En dat blijft Hij voor immer. Wat zegt de Schrift nu? Dat Hij eerst wederkomt nà de verdrukking dier dagen. Welke dagen Die genoemd zijn in vs. 22, de tijd er grote verdrukking, als de gruwel der verwoesting gesteld is. En die zal staan in de heilige plaats. We zagen dat dit een letterlijk beeld is, staande in Jeruzalems tempel. Is dit reeds geschied? Kan het Russellisme dit aanwijzen? Staat er zelfs reeds een tempel in Jeruzalem? Zoo neen; dan is de grote verdrukking nog niet gekomen en is Christus nog niet wedergekomen. Hij komt: na de verdrukking dier dagen. Verder zegt de Schrift, dat de zon zal verduisterd worden en de maan haar schijnsel niet geven en de sterren van de hemel zullen vallen. Men wil ons doen geloven, dat dit figuurlijk moet opgevat worden voor allerlei machthebbers. Wij nemen dit woord in letterlijke zin. Luk. 21:25 zegt: En daar zullen tekenen zijn in de zon en maan en sterren en op de aarde benauwdheid der volken. Zon, maan en sterren vormen hier een tegenstelling met de aarde. En dit is geen figuurlijke aardemacht, want er staat: op de aarde benauwdheid der volken. Aarde wordt hier dus letterlijk genomen als planeet. Zo ook: zon, maan en sterren als hemellichamen. En zo neme men ze ook in Mt. Lukas zegt ook. En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk met grote kracht en heerlijkheid. Van die grote kracht en heerlijkheid hebben we na 1874 ook nog niets gezien. Ook niet na 1914. Waar is die heerlijkheid. Wij voor ons houden ons hier aan de letter. Vergeestelijken behoeft niet. We geloven, aan een letterlijke verduistering van de zon en een letterlijke verdonkering van de maan. Dus zal men zeggen: Ook aan een letterlijk afvallen van de sterren. Zeer zeker. Dit geschiedt onder het zesde zegel, Op. 6:12-17 (zie ook Op. 8:12). Dan wordt de zon zwart als een haren zak en de maan als bloed en vallen de sterren op de aarde. Moge men opmerken dat de sterren toch zoveel groter zijn dan de aarde en deze dus moeten verpletteren en dat er niet veel sterren op de aarde kunnen liggen, dus dat men dit wel geestelijk zal op moeten vatten, dan menen wij daar tegenover te moeten stellen,
Wij geloven, dat de komst van de Zoon des mensen allereerst voor Israël is. Voor: al de geslachten der aarde is te lezen: al de geslachten des lands; zelfde woord in het Grieks. Christus komt voor Israël terug. Zij zullen Hem het eerst zien en als een Saulus van Tarsen door het zién van de verhoogde Here bekeerd worden. Saulus is hun type. Dan begint de oprichting van Israël. Vs. 31 "En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste derzelve." Ook hiervan is nog niets geschied. Wij hebben in 1874 geen engelen gezien of gehoord, geen vergaderingen van Israëls uitverkorenen gezien. Zie Deut. 30:4. De uitersten van de hemelen staan voor de windstreken. Vs. 32 De vijgeboom is Israël. "Wanneer gij al deze dingen zult zien," zegt de Here, "zo weet dat het nabij is, voor de deur." n.l. Zijn komst. We moeten dus niet enkele van deze dingen zien, maar al deze dingen, die Hij hier voorzegt.
Vs. 34 "Dit geslacht zal geenszins voorbij gaan." Beter is: Dit geslacht moge
geenszins voorbijgaan. De Here wenste, dat het eind der eeuw spoedig mocht komen.
Zo bleef de wereld voor veel leed bewaard. Israëls verharding is mede voor een groot
deel oorzaak van de wereldellende.
DE "TOEKOMST". Vs. 40 De, een aangenomen, de ander verlaten. Beter: de een wordt genomen (door de engelen voor het Kon.), de ander gelaten, niet genomen. Denk aan het uitlezen van Mt. 13, het visnet. Vs. 45 De getrouwe en voorzichtige dienstknecht geeft spijs te rechter tijd. Dat is de Schriftgeleerde, onderwezen in het K.d.H., Mt. 13:52. Daar wordt hij vergeleken bij een heer des huizes, die uit zijn schat oude en nieuwe dingen voortbrengt. De oude zullen wel zijn het inzicht in het O.T., de nieuwe hetgeen gegeven wordt in de N.T. Schriften der Besnijdenis d.i. alle behalve de Paulinische aan de Heidenen. Spijze te rechtertijd is de olie nodig voor het wachten op de komst des Heren. Zij zijn de "verkopers" van Mt. 25:9. Vs. 48-51 De kwade dienstknecht verwacht zijn heer niet. Zijn lot is "doorsnijding". De St. V. zegt: afscheiding, vs. 51, maar dat staat niet in het Gr. Dat zegt: "doorsnijden".
MT. 25.
DE TALENTEN. Petrus, Jakobus en Johannes mogen bij wijze van spreken, 5 talenten hebben gehad, de andere 3, Judas 1. En dat verloor hij door zijn luiheid om te arbeiden, voortkomend uit onwil. De gegeven gaven moeten verdubbeld worden. De Here oordeelt eenmaal niet naar het aantal, maar naar het percent. Hij telt niet op, Hij let op de verhouding. Als de bezitter van de 5 talenten er 3 bij wint, is zijn winst kleiner dan wanneer die van 3 er 3 bijwint. De Here zal hem dan niet zo prijzen als de ander, hij toch wint zo maar 60%, de ander 100%. Hij die één talent heeft, behoeft er geen 2 bij te winnen, hij behoeft het slechts te verdubbelen.
Deze gelijkenis heeft betrekking op het woekeren met het inzicht in 's Heren
Woord: Zijn goederen. Die van de ponden op de uitbreiding van het arbeidsterrein door
dat Woord. Het een is subjectief, het ander meer objectief. Stefanus stond boven
Jakobus de broeder des Heren en boven Filippus in inzicht in de Schrift. Nochtans
hebben alle drie gearbeid. En wel met het eene pond: Bekering voor Israël en de
Jodengenoten. Het vermeerderen van de talenten kan plaats hebben door uitbreiding van het
arbeidsterrein dat bewerkt wordt. Er is dus wel enige parallel maar toch ook weer
verschil. Men kan één pond en meer talenten hebben, men kan 5 talenten hebben en
toch zijn pond in de aarde begraven. Het werken met het pond verdubbelt vaak het
talent.
OP DE TROON ZIJNER HEERLIJKHEID. Vs. 31 "En wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid." Christus zit thans niet op de troon Zijner heerlijkheid. Dat bewijzen meerdere teksten. Hij Zelf zegt, dat Hij zit bij Zijn Vader in Diens troon, Op. 3:21. Dat is de troon der Majesteit in de hemelen, Heb. 8:1. Die hemel vormt Gods troon, Mt. 5:34; 23:22; Hand. 7:49. Die hemel heeft Christus ontvangen, Hand. 3:21. Christus' hemelvaart is het plaatsnemen in Zijns Vaders troon. Als Zoon van David heeft Hij recht op de troon van Zijn vader David. Die zal God Hem eenmaal ook geven, Luk. 1:32. Als Zoon van Abraham is Hij erfgenaam der Volken. Vandaar: Koning der koningen. Als de Zoon des mensen heeft Hij recht op de aarde en wat daarin is.
Dat Christus thans niet zit op de troon Zijner heerlijkheid, blijkt ook uit Mt. 19:28.
Als Hij daar op zat, moesten de apostelen ook op tronen zitten om, de 12 geslachten
Israëls te oordelen. Die geslachten Israëls zijn niet de "geestelijke joden" maar volgens
Paulus in Hand, 26:7 "ónze" twaalf geslachten, dat is het letterlijke Israël. (De term:
twaalf geslachten hier verschilt een weinig van die van Mt. 19:28, maar niet meer dan
ons Nederlands: 12 geslachten verschilt van: twaalftal geslachten). Waar we niets zien
van het zitten van 12 apostelen op 12 tronen oordelend de 12 letterlijke geslachten van
Israël, besluiten we daaruit, dat Christus ook niet zit op de troon Zijner heerlijkheid:
want beide moeten samenvallen. Mt. 25 is dus toekomstig.
DE VOLKEN VOOR HEM VERGADERD. De mensen die door hun leiders in de grote verdrukking niet weerhouden zijn ook maar de minste gave gegeven te hebben aan de dorstende, de hongerende gevangen en op andere wijze smachtende Israëlieten, worden daarvoor beloond, zij die met Beest en Valse Profeet deel genomen hebben in de vervolging, gestraft. Jes. 34:1 roept ze op: "Nadert gij Heidenen om te horen, en gij Volken, luistert toe" en Joël 3:1 beschrijft het gericht: "Want zie in die dagen en te dien tijd, als Ik de gevangenis van Juda en Jeruzalem wenden zal, dan zal Ik alle Heidenen (= Heidenvolken) vergaderen en zal ze afvoeren ;n het dal Josafat en Ik zal aldaar met hen richten vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israël, dat zij onder de Heidenen hebben verstrooid en Mijn land gedeeld." Zie ook vs. 3 en 11. Al geven we toe, dat hier over een ietwat andere zaak sprake is, toch ligt het oordeel in dezelfde lijn, n.l. in de houding t.o.v. Israël aangenomen. Voor de troon der
heerlijkheid verschijnen niet de individueele geloovigen. Ook staan er geen Israëlieten.
Deze worden met de Volken niet geteld, Num. 23:9. Ook niet de Gemeente die Zijn
Lichaam is. Het zijn de Volken, de natiën van de wereld. Die Volken vinden hun
voormannen en leidslieden op elk terrein van het leven. Sommigen gaan in de eindtijd
voor Israël wèl te doen, andere woeden tegen Gods aardse volk. Daarover velt de Here
dan een rechtvaardig vonnis. De rechtvaardigen uit elk volk gaan in tot het eeuwige
leven, dit is het leven der toekomende eeuw, de anderen, de gevloekten, komen in de
eeuwige pijn, Gr.: de aionische kolasis. Dit woord "pijn" komt nog éémnaal voor, in 1
Joh. 2:18. "Wie vreest heeft pijn en is niet volmaakt in de liefde. In kolasis kan een
korrigeerend doel zitten, maar, dan is het als lering voor anderen.
LOON EN STRAF. Dat heet het Koninkrijk bereid van de grondlegging der wereld. 't Is Israëls gebied in de wereld. De rechtvaardigen nu wordt gezegd daarin te gaan. Zij behoren tot degenen die komen van Oosten en Westen om aan te zitten met Abraham, Isaäk en Jakob. De gevloekten gaan in het aionische vuur, waarmee God oordeelt. Dat "eeuwige vuur" is een letterlijk vuur. Met dat vuur zijn Sodom en Gomorra gestraft, Jud.: 7. Het vuur dat deze steden verdierf, is een voorbeeld van wat God eenmaal in de toekomende eeuw met het vuur doen zal. Hij zal daarmee steden en landstreken treffen en de omgeving kunnen bewaren. De gevloekten moeten terugkeren naar hun land, waarover, het oordeel losbarst. De eeuwige pijn is het met vlammend vuur wraak doen over degenen die God niet kennen, dat is: willen kennen, 2 Thess. 1:8.
Men lette er op, dat dit niet allen behoeft te treffen. Het oordeel is niet eenvormig.
Evenmin als in onze aardse wetgevingen op alle misdrijven en overtredingen dezelfde
straf staat, is dat bij God het geval. Er zullen zijn enkele en vele slagen, Luk. 12:47, 48.
LUKAS 21.
Geven we eerst de struktuur. A1 5 Opmerking van sommigen over de tempel.
A2 7 Vraag van sommigen: Wanneer. Welk is het teken.
Vs. 9-28 bevat de eigenlijke profetie. Dit deel nader ontledend, hebben we: C1 D1 9- De eerste dingen.
C2 D2 10, 11 De laatste dingen. Verdrukking.
C3 D3 25-27 De laatste dingen. Grote verdrukking.
VOOR DIT ALLES. Men heeft dit niet goed onderscheiden en zo doende verwaad. Vs. 20 en 21 gaven,
uit hun verband gelezen, daar mede aanleiding toe. We vinden daarin dezelfde raad
t.o.v. de tijd van Jeruzalems verwoesting als we die vinden t.o.v. het gesteld zijn van de
gruwel der verwoesting. Laat ons zien:
Men ziet de parallellen. En ook, dat het jaar 70 voorspel is geweest van latere gebeurtenissen. Luk. 21:12-25 is vervuld, Mt. 24:15-29 niet. Luk. 21:12-25 had plaats toen Jeruzalem van heerlegers omsingeld werd. Toen was er evenwel geen gruwel der verwoesting gesteld. Mt. 24 moet nog plaats hebben in de eindtijd. De Here heeft dit duidelijk aangegeven door te spreken van: Voor dit alles.
Gaan we nu dit gedeelte van Lukas na.
DE VERWOESTING VAN JERUZALEM. Vs. 19 "Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid," d.i. door uw lijdzaamheid (dragende volharding) kunt of zult ge uw zielen, d.i. uzelf, uw persoon, gewinnen. Vs. 20-24 werd reeds in hoofdzaak besproken. Nog een enkele aanvulling. Vs. 22 spreekt over de dagen der wraak. Er staat niet, dat het de dàg der wraak Gods is. Het zijn meer de voorboden of voorvervulling van die dag. Vs.. 23 spreekt van: toorn over dit volk. Dat is de toorn des Konings van Mt. 22:7, Die zijn krijgsheren zond om de doodslagers te vernielen. Over de doodslagers zie men Hand. 7, 12:1. Vs. 24 "Jeruzalem zal van de Heidenen vertreden worden totdat de tijden der Heidenen vervuld zullen zijn." Hierin ligt drieërlei opgesloten.
Van achteren beschouwd blijkt, dat dit "totdat" mede de periode van 'n 19 eeuwen bestrijkt. Jeruzalem is sinds het jaar 70 in handen van de Heidenen geweest en het is zelfs thans nog niet te zeggen, wanneer de tijden der Heidenen zullen eindigen. In de eindtijd zal de heilige stad nogmaals 42 maanden vertreden worden, Op 11:2.
Het "totdat" is de verbindingstijd tussen Israëls verwerping en wederaanneming. In
die door Israëls verharding gerekte tussenperiode heeft God de bizondere
tussenbedeling ter bereiding van het Lichaam van Christus ingeschoven. Wanneer dit
voleind is, zal plaats vinden, wat de Here verder geopenbaard heeft. We vinden dus:
De tussenbedeling, =========================
OVERZICHT VAN DE TOEKOMST VOLGENS MT., MK. EN LUK.
Vele verleiders (antichristussen), oorlogen, oorlogsgeruchten, hongersnoden,
pestilentiën, verschrikkelijke dingen, grote tekenen van de hemel. Nog het einde (telos,
eindpunt) niet.
Volk tegen volk, koninkrijk tegen koninkrijk. Al die dingen zijn een begin der smarten
(geboorteweeën).
Alsdan overgeleverd in verdrukking. Gehaat van alle volken. Tijd van de gruwel der
verwoesting. Vlucht. Vele valse christussen en valse profeten die tekenen en wonderen
doen om te verleiden. Tekenen in zon, maan en sterren. Op de aarde benauwdheid der
Volken met twijfelmoedigheid; zee en watergolven geven groot geluid. Krachten van de hemelen bewogen.
Terstond na de verdrukking dier dagen zon en maan verduisterd, sterren des hemels
vallen daaruit, krachten van de hemelen bewogen. En alsdan zal in de hemel verschijnen
het teken van de Zoon des mensen, komende in de wolken met grote kracht en
heerlijkheid. De engelen uitgezonden tot bijeenvergadering van de uitverkorenen.
Het uitspruiten van de vijgeboom en van de andere bomen. Dag en uur onbekend.
Als de dagen van Noach. Waakt dan.
De getrouwe en voorzichtige dienstknecht die waakt. De kwade dienstknecht die
brast. "Waakt".
De 10 maagden. De dienstknechten. Het zitten op de troon Zijner heerlijkheid.
Oprichting van het Koninkrijk. In de tussenbedeling bereidt God het Lichaam van Christus toe. Dit wordt gezet in het overhemelse. Hiervan is niets geopenbaard in het O.T. Noch ook in de Evangeliën of Handelingen. Noch ook in de Algemene Brieven of De Openbaring. Noch zelfs in Paulus' Oudste Brieven (1-2 Thess., Gal., 1-2 Cor., Rom. - Hebr.). Eerst na Hand. 28, dat is nadat Paulus in Rome gekomen is ± 60 na Chr. en God door zijn mond Israël geestelijk terzijde gezet heeft, komt de openbaring van deze bedeling in Ef., Col. Tien jaar later werd Israël publiek als volk uitgeschakeld. Luk. 21:25-36 en Mt. 24 gelden dus niet de Gemeente die Zijn Lichaam is, niet de "Christelijke Kerk". Ze betreffen Israël in de toekomst.
|